image/svg+xml

Jaap Hammer: 'Iedere Grootburger had recht op twee koeienpoten'

Verhaal

Jaap Hammer: 'Iedere Grootburger had recht op twee koeienpoten'

Plaatje bij verhaal: afbeelding_75_0.jpg

'Iedere mannelijke burger die in Genemuiden geboren was, kreeg burgerrecht als hij trouwde. Je mocht dan tegen betaling koeien weiden op de gemeenschappelijke weide van de Grootburgerij. Het burgerrecht hield in dat je recht op twee poten had. Je moest dus altijd het burgerrecht van een ander erbij huren om een koe te mogen weiden. Op een gegeven moment werden er zulke hoge bedragen geboden en ontstonden er ruzies, zodat het bestuur van de Grootburgerij besloot het weiderecht voor een neutrale prijs uit te geven. De opbrengsten van de gemeenschappelijke weide werd jaarlijks verdeeld onder de grootburgers.

Kort na de oorlog telde de zuivelfabriek in Genemuiden 189 leden. Daar zaten ook boeren van Mastenbroek en Kamperzeedijk bij. De gemeenschappelijke weiden lagen op de Greente, even verderop bij de Top en richting Mastenbroek waar het Varkensgat en de Stadskamp is. Het land bij de Top moest voor 21 juni eerst een keer gemaaid worden. Dat was vrij laat, maar om zoveel mogelijk voer er af te halen wachtten de meeste boeren tot de laatste dag. Het hooi was voor de koeien op de Greente.

De Grootburgerij bestond voor het grootste deel uit arbeiders die in de fabriek of in de bouw werkten. Als er een nieuw bestuur gekozen werd, hadden zij de meeste stemmen en kwamen ze er met een meerderheid in. Sommige arbeiders wilden naast hun werk een paar koeien melken. Daardoor waren er heel wat kleine boertjes die een paar koeien op de algemene weide hadden lopen. In de stad hadden ze ergens een stalletje, waar ze de koeien 's winters konden stallen. Om in de winter genoeg voer te hebben kochten ze hooi of maaiden ze de bermen aan de kant van de weg. De meesten hadden zelf geen wagens of paarden. Wij maaiden en hooiden altijd voor drie van die boertjes en in de winter brachten we hun mest weg. Ze hadden bijna geen land waar de mest naar toe kon, dus werd dat meestal per schip afgevoerd naar de bollenvelden in de Noordoostpolder. Daar kregen ze een goede prijs voor, wel 11 gulden per kuub.

De boeren in Genemuiden kregen na de oorlog te maken met de dierziektebestrijding via de Gezondheidsdienst. Er waren hier eerst grote problemen met tbc en daarna met Abortus bang. De koeien die op de gemeenschappelijke weide liepen, konden elkaar makkelijk besmetten. De Gezondheidsdienst bepaalde toen dat al het vee gescheiden moest worden, zodat iedere boer aangesproken kon worden op z'n eigen grond en z'n eigen koeien. Daar ontstond een enorme discussie over, maar in 1959 besloot het bestuur van de Grootburgerij uiteindelijk om de gemeenschappelijke weiden te verdelen. Iedere boer kreeg per koe 40 are grond in pacht. Wij hadden vier koeien en al 3,5 hectare bij de Top in pacht, waardoor ons totaal op ruim 4 hectare kwam. De boeren moesten zelf tussen de percelen een afrastering maken. De Grootburgerij vertelde aan welke kant, zodat je buurman de andere kant kon doen. Sloten werden niet gegraven, het moest zo goedkoop mogelijk. De palen en het draad werd via de Grootburgerij gezamenlijk ingekocht.'

Trefwoorden:Jeugd, Familie, Ruilverkaveling, Omgeving, Project Streekcultuur
Periode:1950-2000
Locatie:Genemuiden
Thema's:Jeugd, Ruilverkaveling

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.