image/svg+xml

Havezate Breckelenkamp. Gerestaureerd en bewoond door Matthijs en Gerrie Wanrooij

Verhaal

Havezate Breckelenkamp. Gerestaureerd en bewoond door Matthijs en Gerrie Wanrooij

  • Geplaatst door
Plaatje bij verhaal: Breckelenkamp-aan-het-woord (2).jpg

 

Havezate Breckelenkamp

Gerestaureerd en bewoond door Matthijs en Gerrie Wanrooij

“Een oud landgoed met een historische buitenplaats heeft voor mij bijzondere waarde. Daarin zit de geschiedenis van vele eeuwen en verborgen schoonheid. Daaraan werken, beheren en overdragen aan een volgende generatie geeft mij voldoening.”

De verlaten jeugdherberg

Al op afstand wisten Matthijs A.M. Wanrooij en Geertruida (Gerrie) C. Wanrooij-de Gelder dat de verlaten en in verval geraakte jeugdherberg, die ze in 1991 voor het eerst bezochten,  hun nieuwe uitdaging zou worden. Architect Johan Kreek moest direct komen. Volgens hem is er zeker een mooie woning van te maken, maar . . . Vervolgens kwam een waslijst aan gebreken: slechte funderingen, ontbreken van delen van de vloer, lekkage, in het zicht lopende leidingen, wildgroei aan het huis en in de tuin, enz.

Het echtpaar liet zich niet afschrikken, na de opbouw en verkoop van een software bedrijf met 300 werknemers werd dit het nieuwe grote project: de wederopbouw van de historische havezate Breckelenkamp, gelegen in het mooie coulissen landschap in de uiterste noordoost hoek van Overijssel op enkele kilometers afstand van Ootmarsum. Het casco bleef staan, maar de indeling van de in 1946 geopende jeugdherberg moest geheel worden aangepast. Na de overdracht op 14 augustus 1991  werd de restauratie op diverse terreinen stevig aangepakt. Richtlijnen voor het herstel waren de oude indeling van het gebouw, vastgelegd op tekeningen uit de oorlog, onderzoeken van de gebruiksgeschiedenis en de bouwhistorie en tachtig ontwerpen voor interieur en tuin, gemaakt door Matthijs Wanrooij.

Havezate Breckelenkamp (Foto: Arie Tinbergen)

 

Entree en bibliotheek

Vanaf de landweg is de oprijlaan dicht omzoomd door beuken en eiken. De havezate is nauwelijks te zien, maar bij het voorplein aangekomen is de ruimte open en de havezate is in de volle breedte te bewonderen. Na drie kloppen op de zware eikenhouten deur wordt deze  geopend door mevrouw Gerrie Wanrooij. Het corona virus heerst, dus houden we de handen op de rug en nemen de gepaste 1,5 meter afstand. Dat kost geen moeite in de ruime ontmoetingszaal waar Matthijs Wanrooij mij ontvangt en meeneemt naar de bibliotheek, de oude opkamer. Een intieme ruimte, de wanden gevuld met boeken in fraai gebonden banden, geplaatst in de door hem ontworpen boekenkasten en gesorteerd op botanie, reizen en Overijssels recht en geschiedenis; een rijkdom aan kennis en cultuur. De spreuk ‘Domus Nostra Mundus Est’ staat op de bovenrand van de boekenkasten: ons huis is de wereld, of de wereld is ons huis; wie zal het zeggen? “Tijdens de verbouwing van de opkamer is een unieke plafondschildering zorgvuldig hersteld”, toont Wanrooij wijzend naar boven. “Liggend op steigers zijn twee mannen enkele maanden aan het werk geweest om de sierlijke grotesken met dierkoppen, waaronder een eenhoorn, voorzichtig vast te zetten. Ook de houten vloer is oorspronkelijk: massief eiken delen, bijeengehouden door losse veren en vastgezet met handgesmede nagels. Dit dateert van de tijd van de eerste familie, Moerbecke,  die het Huis heeft gebouwd en bewoond.”

De familie Moerbecke.

 In 1410 kreeg de adellijke familie Moerbecke erf Breckelenkamp in leen van het stift Vreden.  Het klooster, gesticht in 839, werd in de twaalfde eeuw een vrij wereldlijk stift voor adellijke dames. Voor 1500 was de adel vrijgesteld van het betalen van belastingen, ze waren ‘gevrijd’. In de zestiende eeuw werden de regels steeds meer aangescherpt, waardoor vrijwaring van belasting alleen gold als de adel op het erf woonde met bijbehorende goederen. Johan III, getrouwd met Anna van der Marck,  bouwde op de plek van het erf een havezate.  “Uit deze tijd is nog een zandstenen fries bewaard gebleven”, vertelt Wanrooij. ”Daarop zijn de twee familiewapens te zien: een zwaan onder een gevederde en gekroonde helm van Moerbecke en een schild met een dubbel geblokte dwarsbalk van de familie van der Marck. Deze fries hangt nu boven de schouw in de grote zaal”. In 1579 had de oorlog als gevolg van de opstand tegen het Spaanse gezag  grote gevolgen voor Johan III. Boeren werden vervolgd en verjaagd en het Twentse land werd verwoest. De bezittingen en inkomsten van de familie Moerbecke werden aangetast.  Dank zij het huwelijk in 1582 van dochter Sophie met Hendrik Bentinck , een oud adellijk geslacht in Gelderland, kon de havezate voor het nageslacht behouden blijven. Hun oudste zoon Everhard werd de eerste Bentinck tot Breckelenkamp, die de havezate bewoonde.

In de bibliotheek

In zijn bibliotheek vertelt Matthijs over de restauratieperiode van 1991 tot 1998. Naast tal van vondsten waren ook tegenslagen te verwerken. Op diverse plekken was het fundament in slechte staat, ontstaan door verzakkingen, waarschijnlijk veroorzaakt door de ruilverkaveling en de verlaging van het polderpeil in de jaren zestig. Vanaf die tijd liep de gracht regelmatig in korte tijd volledig leeg. Daardoor waren de houten delen van de fundering die in het grondwater moeten liggen droog komen te staan en vergaan. Dit probleem is wel aangepakt door de vorige eigenaar, maar niet overal en het probleem met het waterpeil in de gracht was toen niet opgelost. Ook in andere situaties vielen restauratiekosten veel hoger uit dan was geraamd. Uiteindelijk zijn de geraamde restauratiekosten drie keer over de kop gegaan. “je moet wel een ja instelling hebben”, oppert Matthijs. “Dingen op een lijst zetten leidt tot achterstallig onderhoud; dan nemen de kosten nog meer toe, maar historische vondsten (vergulde windvaantje, glas in lood ramen) compenseren deze tegenslagen.

De bibliotheek (Foto: Arie Tinbergen)

 

De familietak Bentinck Breckelenkamp

Het vergulde windvaantje met de wapens  Bentinck en Van der Marck dateert van 1637 toen Everhard Bentinck (1583–1659) en zijn vrouw Euphemia van der Marck (overleden in 1647) de voormalige edelmanswoning van de Moerbeckes van 1633 tot 1637 grondig verbouwden. Veel is bewaard gebleven van die tijd, zoals de zandstenen kruisvensters met daarboven halfronde ontlastingsbogen, de wapensteen uit 1625 met het dubbele jaartal 1633/1637 en glas-in-loodramen afkomstig van de abdis en de juffers van het stift Wietmarschen in Bentheim. De abdis en de juffers vonden in 1636 onderdak in het Huis Breckelenkamp toen ze voor de Zweedse soldaten moesten vluchten die plunderend door Bentheim trokken. Als dank voor hun onderdak werden de ramen geschonken, die nu in opdracht van Matthijs worden gerestaureerd. Ook het geslacht Bentinck had het door de godsdienstoorlogen zwaar te verduren en viel uiteen in geloofstakken. In Twente werden de takken Werkeren, Nijenhuis en Diepenheim protestant, terwijl de tak Breckelenkamp katholiek bleef. Daardoor kreeg Everhard geen toegang tot het ridderschap en werden bestuurlijke functies verboden.

De tak Bentinck Breckelenkamp eindigde in 1796 toen Herman Otto kinderloos stierf. In het ruitertorentje liet hij een luiklokje ophangen. Het draagt het randschrift ‘Anno 1787’ en is het oudst bekende ijzeren klokje in Nederland. In de Tweede Wereldoorlog is het teruggevonden in de gracht. Nadat ook de klepel in 1996 werd hervonden luidt het klokje drie keer per dag, zoals het ook in de tijd van de katholiek gelovige Herman Otto moet hebben geklonken.

De havezate ging over in diverse handen. In 1805 werd het huis met de erven verkocht voor 30.197 gulden. Uiteindelijk kwam het landgoed in handen van Johan Hendrik Zegers, burgemeester van Lage.

In de bibliotheek

In de bibliotheek vertelt Matthijs Wanrooij dat uit het tijdperk Bentinck diverse geschriften  bewaard  zijn gebleven. “In de hal van het Huis hangt naast een portret van de bisschop van Münster (1650–1678) Van Galen een schimpdicht uit die tijd”. De bijnaam ‘bommen Berend’ dankte hij aan zijn strategie van oorlogvoeren: een stad dwingen tot overgave door een groot bombardement uit te voeren. De katholiek gezinde Gerard Adolph Bentinck werkte nauw samen met de bisschop. Van zijn zoon Adriaan Willem (1648–1714) zijn twee bundels epigrammen nagebleven en zoon Gerard Johan schreef al op twaalfjarige leeftijd een logisch ingedeeld overzicht van alle keizers, koningen, enzovoort vanaf het begin der tijden. “Ontdekkingen zoals kogeltjes uit de zeventiende eeuw, gevonden in de gracht, fascineren mij.  Deze voorbeelden hebben cultuurhistorische waarde waarin ik graag investeer. Het is een verborgen schoonheid van eeuwenlange geschiedenis in en om het huis, waar geen moderne dure Ferrari tegenop kan.”

Het verval na Johan Hendrik Zegers

Johan Hendrik Zegers (1778–1863) was telg van een rijke rentmeesterfamilie. Zijn vader Hendrik Zegers was enige tijd rentmeester van Twickel en Weldam. Johans moeder was Geertruida van Heek, dochter van Gerrit van Heek, de toenmalige burgemeester van Delden.  Hoewel de havezate niet zijn woonverblijf was hechtte hij er wel veel waarde aan, getuige de twee verbouwingen waarin hij veel geld heeft moeten steken. Een groot deel van Breckelenkamp liet hij afbreken, maar het belangrijkste gedeelte heeft hij van de ondergang gered. Vooral in de tijd van Napoleon zijn veel Twentse havezaten gesloopt. Dochter Heloïse heeft na de dood van haar man in 1872 nog bijna dertig jaar op Breckelenkamp gewoond tot ze in 1900 overleed. In de tuin bevindt zich nog een kleine begraafplaats van vader en dochter Zegers.  In 1901 werd door openbare verkoop het landgoed, bestaande uit twaalf erven met een oppervlakte van 180 ha. compleet ontmanteld onder de streekboeren en de havezate werd voor 7.900 verkocht aan Christiaan van Blanken die het tegen stevige winst dacht te kunnen verkopen aan Twickel.

Al vanaf de tijd van de familie Bentinck is met de heren van Twickel, eerst met de familie Van Raesfelt en daarna met de familie Wassenaer Obdam strijd geleverd om het bezit van Breckelenkamp en de bijbehorende erven. Uiteindelijk kwam het in 1902  in bezit van de baron van Twickel en vervolgens werd de havezate dichtgetimmerd en gebeurde er niets.

Een verbond van Twentse industriëlen, architecten, historici en onderwijzers, de regionalisten  zoals ze zich na de Tweede Wereldoorlog noemden, kwam op voor het Twentse  erfgoed. De regionalist Arnold van Heek zette zich in voor het behoud van Breckelenkamp en kocht deze van de weduwe van baron van Heeckeren van Twickel, die in geldnood zat. In 1946 was de restauratie klaar in de oorspronkelijke bouwstijl en werd het tot 1990 in gebruik genomen als jeugdherberg.

In de Bibliotheek

“Een landgoed opbouwen tot een parel in het landschap en dit beheren geeft veel voldoening, maar ik moet telkens alleen de beslissingen nemen. Bovendien ontstaat er ook een vorm van eenzaamheid”, verklaart Matthijs Wanrooij. Ik blijf een outsider voor de omgeving. Sommige ‘Noabers’ tutoyeren mij niet, ook al moedig ik dat aan. De havezate maakt mij tot een heer die op afstand wordt gehouden; dat zit blijkbaar diep verankerd in het sociaalhistorische bewustzijn.” Aan de andere kant zuigt Breckelenkamp activiteiten aan op cultuurhistorisch gebied. Gemiddeld bezoeken per jaar 1500 mensen het landgoed om het te bezichtigen, of om er masterclasses te volgen, of concerten bij te wonen.

Een monumentale bomenlaan verankert het huis al eeuwenlang in het landschap (Foto: Arie Tinbergen)

 

De tuin

Twee monumentale bomenlanen liggen om de havezate met gracht en de tuin en verankeren het huis al eeuwenlang in het landschap. Bij de aankoop in 1991 was van een tuin niets meer over. Binnen de al in het begin van de 17e eeuw aanwezige Hollands-classicistische aanleg heeft de huidige eigenaar een compleet nieuwe geometrisch aangelegde tuin ontworpen. Een beukenberceau, liggend op de lijn van het midden van de noordgevel van het Huis naar het midden van de voorgevel van de oranjerie, verbindt de elementen van de tuin: iristuin, siertuinen, geurtuin, kruidentuin en vijvertuin met snijbloemen en kleinfruitstruiken. Lopend door de berceau staat aan het eind de oranjerie, die het landgoed als een paradijsje in het landschap accentueert. “Het ontwikkelen, inrichten en beschilderen kostte jaren”, vertelt Matthijs met verholen trots. De oranjerie is gebouwd op basis van technieken uit de zeventiende eeuw. De muren zijn bepleisterd met schelpkalk zonder gips, waardoor ze vocht ademen en er geen condens ontstaat. Opvallend is het fries, dat van binnen naar buiten zowel in het glas als in de muren doorloopt en beschilderd is met afbeeldingen. Binnen is de menselijke kant uitgebeeld met eenvoudige afbeeldingen van seizoenimpressies. Op de fries aan de buitenzijde is in vijf episoden de geschiedenis van Herakles en de Tuin der Hesperiden uitgebeeld, verdeeld over zestien afbeeldingen die door Matthijs Wanrooij zijn bedacht. Wie het verhaal wil weten moet de afbeeldingen zien en de boeiende uitleg van hemzelf horen.

Tekens om voor altijd achter te laten

Een bloem, die staat voor schoonheid, huiselijkheid en rust, en een scheepje dat het ondernemen en het avontuur uitbeeldt, zijn te zien op het gebrandschilderde raam in de keuken en op diverse plekken van de havezate. Dit is het teken van hun aanwezigheid op de havezate die Gerrie en Matthijs Wanrooij achterlaten, zoals voorgangers ook hun teken hebben achtergelaten. De geschiedenis van het landgoed Breckelenkamp staat nauwkeurig en zorgvuldig beschreven in het verzorgde boek met de titel ‘Een korte tijd van glorie’, geschreven door Matthijs Wanrooij en Henk Kamp. Daarmee wordt de historie van het Huis verrijkt en verlengd.

Domus Nostra, mundus est
(ons huis is de wereld)

 

Neerslachtige bomen                                                                                        

Breckelenkamp ligt na jaren van grootschalige restauratie als een parel in het lieflijk glooiende landschap van noordoost Overijssel. Maar schijn bedriegt, want door toedoen van de mens is nu de natuur toe aan grootschalig onderhoud. Matthijs: ‘Al tientallen jaren is er door droogte sprake van verschraling in de natuur, maar met name de laatste tien jaar is dit probleem scherper waar te nemen en algemener geworden; steeds meer mensen zien in dat het op deze manier niet langer door kan gaan.’ De tuin vindt Matthijs niet het grootste probleem; deze is gecultiveerd en eventueel aan te passen met begroeiing die beter tegen droogte bestand is. Door het gras minder vaak te maaien en het gewas beperkt te besproeien bouwt het meer weerstand op tegen de droogte. Zorgelijker is het met de planten in de tweede en derde orde in bosgebieden, langs vijvers en op natuurlijke stukken. Deze zijn afhankelijk van de natuurlijke gesteldheid en krijgen last van de droogte. Dat geldt ook voor de bomen langs de oude in Hollands classicistische stijl aangelegde lanen op het landgoed, daterend uit de zeventiende eeuw. Al in 1987, nog voordat Matthijs en zijn vrouw Gerrie het landgoed hadden gekocht, zou een totale kap van de eiken en beuken langs de lanen plaatsvinden. Door luide protesten van de omgeving vond alleen kap van de bomen plaats langs de oprijlaan, waarna nieuwe bomen zijn geplaatst. Bij de komst van het echtpaar Wanrooij in 1991 stonden slechts enkele nieuwe bomen langs de oprijlaan; de rest sloeg niet aan. Aanvulling vond plaats met bomen van dezelfde leeftijd als die er vanaf 1987 stonden. Matthijs: ‘de eiken hebben het zeker moeilijk door het droge klimaat. Dat zie je aan het blad en dode takken. De bomen geven mij de indruk dat ze niet vitaal zijn, maar neerslachtig, veroorzaakt door de opeenvolgende droge lentes en zomers. Dit voorjaar hebben enkele gecultiveerde bomen het helaas niet meer gered, zoals de trompetboom, een oude moerbei en een hele oude mispel.’ Het is nu nog niet nodig, maar als de nood aan de man is en met meer kennis zal het soort laanbomen worden aangepast.’

Water vasthouden

Door aanhoudende droogte zakt het waterpeil in de natuur, hoewel volgens Matthijs in de laatste drie jaar meer water wordt vastgehouden in lage gedeelten. Langs Breckelenkamp stroomt de Gele beek. Uit de beek loopt het water via een aangelegde rietveld naar de buiten- en binnengracht en bij voldoende hoogte via een overloop naar de beek terug. Riet is een helofyt of moerasplant dat water uit de beek filtert en daardoor een reinigende werking heeft. Matthijs: ‘een helofytfilter werkt niet altijd optimaal, omdat het een kroosplaag in het riet kan veroorzaken, wat nu het geval is.’ De Gele beek is in de vorige eeuw gekanaliseerd waardoor het water sneller wegstroomt, maar er zijn stuwen geplaatst om het water op te slaan. Matthijs: ‘in augustus is het peil zo laag dat het water, dat door een 800 meter lange buis binnenkomt, stokt. Dan moet grondwater worden op- en rondgepompt, maar je ziet het direct weer in de grond verdwijnen. Dat is in de laatste jaren een terugkerend probleem. Retentie door middel van stuwtjes is nodig, maar het water moet ook doorstromen om een probleem als kroosvorming in het riet te voorkomen.’

De regio 

Een grotere issue zijn de omliggende weilanden in de regio, vindt Matthijs Wanrooij, omdat delen van de grond niet genoeg water krijgen. Er zijn verschillende belangen op verschillende tijdstippen. In het vroege voorjaar willen de boeren het land op, maar dan is de grond vaak kletsnat. In dit seizoen kun je met retentiesystemen water opslaan voor droge periodes, maar boeren willen het water zo snel mogelijk lozen. Ook boeren zien in dat retentie van water nodig is, omdat droogte niet meer is te compenseren met het spuiten van water op het land, hoe groot de apparaten ook zijn. Matthijs: ‘het waterbeheer moet je groot aanpakken door samenwerking van de stroomgebieden in Nederland, zoals de Dinkel, Vecht en Regge, met de Duitse stroomgebieden. Beken zouden weer meanderend moet lopen en worden verbreed, waardoor het water minder snel wegstroomt en meer kan worden vastgehouden. Ik denk dat een ander beleid mogelijk is met technische oplossingen en zo weinig mogelijk politieke bemoeienis. De politiek verzandt vaak in belangentegenstellingen. Blijkbaar is de tijd er nog niet rijp voor.’

Beekwater loopt via een aangelegde rietveld naar de buiten- en binnengracht (Foto: Albert Speelman)

 

Samenwerking

Binnen landgoedorganisaties is sprake van incidentele vormen van overleg en samenwerking. Dat komt omdat elk landgoed lokaal gebonden is aan specifieke problemen. Bovendien is er een verschil tussen enkele grote landgoederen en de kleinere. De grotere hebben goede lobbykanalen lopen naar de diverse overheden en zijn wel tevreden over de gang van zaken. De kleinere landgoederen liggen vaak als parels zo mooi in het landschap en bewaren meer oorspronkelijke dingen, maar hebben niet de mogelijkheid om een lobbyist in Den Haag of Brussel te houden. Nog lastiger is het voor kleine landgoederen aan de randen van de Nederlandse grens; die worden vaak vergeten en ontvangen zelfs geen bijdrage voor essentiële zaken.

Matthijs: ‘Breckelenkamp is een landgoed B.V., waaraan mijn kinderen deelnemen. De samenwerking is goed, want ze willen graag handhaven wat tot nu toe is opgebouwd. Ze denken ook vooruit door meer exploitatie op het gebied van recreatie. De oude dienstwoning is tot een vakantieverblijf omgebouwd en ook voor het gebruik van een oude vakwerkschuur zijn plannen. Door hun inbreng groeit het landgoed mee in veranderende omstandigheden. ’

De geschiedenis van
Breckelenkamp

 

 

Auteur:Rien de Vries
Trefwoorden:Landgoedbewoners, Landgoedeigenaren aan het woord, Landgoedeigenaren
Personen:Wanrooij, Matthijs