image/svg+xml

8 april 1887 - aan lager wal

Verhaal

8 april 1887 - aan lager wal

Plaatje bij verhaal: Sijbrand de Vries_kop2.jpg

Van Sijbrand de Vries, geboren in 1857 als nakomertje in het gezin van molenaar Sijbrand de Vries Sr, was in de familie niet meer bekend dan een paar verhalen en een foto. In dienst van het vaderland reisde hij de wereld rond, maar zijn schip raakte -figuurlijk- aan lager wal.


Uit het weinige dat binnen de familie de Vries over Sijbrand werd verteld, blijkt dat hij een buitenbeentje is geweest in deze Amsterdamse molenaarsfamilie. De leden daarvan woonden en werkten op diverse molenwerven in het gebied buiten de Raampoort, nu Amsterdam oud - West.
Zijn moeder was bijna 45 jaar bij Sijbrand’s geboorte, zijn oudste broer bijna 20 en de twee daarop volgende broers, Willem en Johannes, waren in die tijd al vertrokken naar Kaapstad, Zuid-Afrika.
Waarschijnlijk hebben vooral zijn moeder én zijn drie oudere zusters, Johanna-Wilhelmina, Maria-Catharina en Barendina een belangrijke rol in zijn jeugd gespeeld. 

Toen hij tien jaar oud was, overleed zijn moeder. Het molenaarsgezin was niet rijk. Als ze in 1869 een boek als nagedachtenis van de overleden moeder naar de broers in Zuid­ Afrika willen sturen, wordt ervan afgezien omdat de verzendkosten te hoog waren. Het zou ƒ 15,80 moeten bedragen, een fors bedrag voor die tijd en de familie in Amsterdam schrijft op 31 maart 1869 dat "vader onmogelijk kan betalen". 
Vader Sijbrand (1810-1890) en zijn gezin waren Nederlands-Hervormd, later zal de oudste zoon Hendrik Sijbrand zich aansluiten bij de ‘Afgescheidenen’ en weer later bij de Gereformeerde Kerk.
Het leven van het jongste kind en de naamgenoot van zijn vader, Sijbrand, zal heel anders verlopen dan dat van zijn familieleden.


HET HEIBLOK en DE SCHELVISCH  1857 - 1868

Op 21 augustus 1857 werd hij als tiende en laatste kind van Sijbrand de Vries en Johanna Wilhelmina de Vries – Zwart in Amsterdam op het Kuiperspad 3 geboren. Dit pad lag in het houtzaagmolengebied buiten de Raampoort, bij de Kostverlorenvaart. Aan dit pad lagen verschillende molenwerven waarop houtzaagmolens, woningen en droogloodsen stonden. Het geboortehuis van Sijbrand stond op de molenwerf van de grote houtzaagmolen ‘Het Heiblok’. Op een oude foto is zowel de molen als het geboortehuis duidelijk te zien.

 

beeldbank stadsarchief Amsterdam - molen "de Heiblok" aan de Kuiperssloot omstreeks 1870

 


Omstreeks 1880 werd dit gebied door de gemeente Amsterdam bestemd voor stadsuitbreiding en zo kennen we het tegenwoordig als de wijk ‘oud West’. 
In 1856 was de zestien jaar oudere broer van Sijbrand, Willem als ‘leerjongen’ naar Zuid-Afrika vertrokken, In 1857, drie weken voordat Sijbrand werd geboren, vertrok broer Johannes, 14 jaar oud, ook naar De Kaap.

In november 1861 verhuisde vader Sijbrand de Vries met zijn gezin naar de noordelijker gelegen paltrok houtzaagmolen 'De Schelvisch', Vijfhoekweg 9. Nu ligt daar de De Wittenkade. Op dezelfde molenwerf woont ook de houtzaagmolenaar Hendrik Christoffel Woortman met zijn vrouw en dochter.

Sijbrand is bijna 6 jaar oud als op 20 mei 1863 zijn oudste broer Hendrik Sijbrand (25) met hun buurmeisje Margaretha Anna Woortman (19) trouwt. Zij zijn mijn overgrootouders. Twee jaar later, op 10 mei 1865 trouwde Sijbrand‘s oudste zuster Johanna Wilhelmina met de uit Duitsland afkomstige slager Johannes Unkel. Zij gingen wonen in de Jordaan, niet ver van de molens vandaan.

Op 3 februari 1868 overleed zijn moeder Johanna Wilhelmina de Vries - Zwart op 55 jarige leeftijd, Sijbrand was toen 10 jaar oud, zijn zuster Maria Catharina is 17, zij zal waarschijnlijk in het begin de zorg voor het gezin op zich genomen hebben. Er waren nog maar enkele kinderen die thuis woonden, behalve Maria Catharina zijn dat Barendina van 13 en Sijbrand die 11 jaar is. De oudere broer Arie is 23 en nog niet getrouwd, maar woont op een ander adres.
Op 9 februari 1868, zes dagen na het overlijden van haar moeder, brengt oudste dochter Johanna Wilhelmina Unkel - de Vries haar eerste kind ter wereld, het meisje kreeg de naam Johanna Wilhelmina Catharina Unkel. 


amstradamhistorie.nl - ligging Kuiperspad buiten de Raampoort

 

IN DE KOST  1870 - 1875

Maart 1870 verlaat Sijbrand de lagere school en trekt in bij zijn zuster Johanna Wilhelmina, die met haar man en kind in de Jordaan woont. In augustus verlaten ook zijn vader Sijbrand en zijn zuster Barendina de woning bij molen ‘De Schelvisch’, zij gaan inwonen bij oudste zoon Hendrik Sijbrand de Vries. Deze woont op dat moment op de Voorweg 29, een huisje op de werf van de paltrokmolen 'De Kool', hier was in 1868 mijn grootvader Christoffel Johannes Wilhelmus de Vries geboren. 

 
In december 1871 vinden we de familie Unkel - De Vries in de Jordaan op het adres Driehoeksstraat nummer 6. Zowel Sijbrand als zijn 20 jarige zuster Maria Catharina wonen hier in. In september 1872 verhuisde het gezin naar de Willemstraat­ - Wijde Gang nummer 40. In oktober trokken bovendien vader Sijbrand en dochter Barendina hierbij in. Er wonen dan negen leden van de families Unkel en De Vries onder het waarschijnlijk niet al te ruime dak in het hartje van de Jordaan!

Aan het einde van diezelfde maand ging de inmiddels 15 jaar oude Sijbrand jr. terug naar het oude houtzaagmolengebied buiten de Raampoort. Waarschijnlijk trekt hij in  bij een familie op het adres Lange Bleekerspad 62, ten zuiden van de Raampoort. Behalve woonhuizen waren hier verschillende fabriekjes te vinden, daar werd bijvoorbeeld gips of lijm gemaakt, ook stonden hier enkele houzaagmolens. Zou hij, net als bijna al zijn familieleden in dit gebied blijven wonen en  werken op een houzaagmolen? Toen hij in 1875 dienst nam bij de Marine werd als zijn beroep ‘molenaar’ genoteerd. Maar, er zat verandering in de lucht! 
Juist in deze jaren begon de gemeente Amsterdam veel oude houtzaagmolens en de werven op te kopen, om ruimte te scheppen voor grote stadsuitbreidingen. Dus voor de jonge generaties bood het vak van houtzagers geen goede vooruitzichten meer.

In juni 1873 verliet Sijbrand het Lange Bleekerspad buiten de Singelgracht en keerde hij terug naar de Jordaan, Tuinstraat 15. 
Op 23 juli hertrouwde zijn vader Sijbrand de Vries op 63 jarige leeftijd met de 51 jaar oude weduwe Diewertje Vels, afkomstig uit Ilpendam. Ze gaan eerst wonen in een huisje bij molen 'De Kop' en later op de werf van een van de oudste houtzagers die toen nog bestond, namelijk molen 'De Jager'. 

 

DE MARINE  1875 - 1885


In 1875 Sijbrand wordt dit jaar 17 jaar en hij heeft het besluit genomen om te stoppen als molenaarsknecht. Op 30 april wordt hij bij de Koninklijke Marine aangenomen als 'ligtmatroos' voor de tijd van acht jaar. Hij komt aan boord van het bij het Marine-etablissement gelegen wachtschip 'Z.M. Prins Maurits der Nederlanden'. Als premie wordt een bedrag van ƒ 40 uitbetaald en als aanbrenggeld ƒ16. Volgens het signalement bij zijn indiensttreding zag hij er als volgt uit: 
Lang 1 el, 5 palm, 2 duim en 5 streep, (1 meter 55 cm).  
Aangezicht: ovaal; voorhoofd: gewoon; ogen: blauw; neus en mond: gewoon; haar en wenkbrauwen: blond. 

beeldbank Noordhollands Archief -

 

In het algemeen kwamen in deze periode de vrijwilligers niet uit armoede bij de Marine, het waren vaak wel wat men 'lastige knapen' noemde. Op 25 oktober ging  hij voor verdere opleiding naar het wachtschip te Willemsoord bij Den Helder. 


Op 16 januari 1876 werd hij bevorderd tot matroos 3de klasse. Kort hierna, op 22 januari 1876 vertrok hij met het stoomschip 'Voorwaarts' van de Stoombootmaatschappij Nederland naar Oost-Indië waar hij op 3 maart arriveert. In Batavia wordt hij eerst geplaatst op het wachtschip 'Zeeland'. Gedurende ruim drie jaar zal hij in de Indische wateren op verschillende schepen dienst doen. 


Op 17 maart volgt zijn plaatsing op het schroefstoomschip der 4de klasse 'Z.M. Palembang'. Bijna de gehele periode van drie jaar verblijft hij op dit schip en maakt verschillende acties bij de kust van Atjeh mee. Onder andere de eerste Samalangan-expeditie die van augustus tot oktober duurde. Behalve een leger te velde waren daar tien oorlogsschepen bij betrokken. Op 1 oktober wordt Sijbrand opgenomen in het 'Vaste Corps' schepelingen. 

 

rijksstudio.nl (rijksmuseum Amsterdam)

 


Op 10 september 1877 ontvangt hij het 'Ereteken Atjeh 1873-1876'., deze medaille werd uitgereikt aan alle militairen die aan de expeditie op de kusten van Atjeh hadden meegedaan.


de Atjeh Medaille 1873/1874


 

Op 22 februari 1879 werd hij overgeplaatst op het fregat met stoomvermogen 'Z.M. Van Galen' en op 5 mei vertrok het schip dat deel uitmaakt van een oefendivisie, vanuit Batavia via Kaap de Goede Hoop naar Holland. Zijn twee oudere broers Willem en Johannes, zal hij wel niet getroffen hebben bij de Kaap. Beiden woonden toen al enkele jaren als boer in het veel noordelijker gelegen Namakwaland.


Op 27 augustus 1879 loopt de 'Van Galen' Nieuwediep binnen. Aan boord van dit schip werd hij op 16 oktober bevorderd tot koksmaat. Ook ontvangt hij een aanvulling op zijn eerder gekregen onderscheiding, op 23 oktober krijgt hij namelijk de gesp 'Samalangan'. In deze periode laat hij zich waarschijnlijk in Amsterdam fotograferen.

verzameling Huib de Vries - Sijbrand de Vries omstreeks 1879

 

Op 11 november verlengt hij zijn contract met de Marine met 1 jaar en 7 maanden. Zijn verbintenis zal nu aflopen op 29 november 1884. Als premie ontvangt hij bij deze gelegenheid het bedrag van ƒ 15,83. 
Op 10 december kiest hij weer zee met het fregat ‘Van Galen’, samen met ‘Z.M. Zilveren Kruis’ gaat het deze keer naar het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan. De reis voert hem langs Funchal, een eilandje van de Madeira groep en naar het in de Caribische Zee gelegen St. Vincent. Vandaar gaat het weer richting Afrika: naar Santa Cruz de Tenerife. De volgende haven is opnieuw Funchal, dan weer terug naar Santa Cruz en tenslotte via Porto Grande (Kaapverdië) naar Curaçao. 


Op 16 april 1880 gaan beide schepen ten anker in het Schottegat op Curaçao. Op 25 april verlaat hij het "Vaste Corps" schepelingen, de reden daarvan is tot nu toe nog niet duidelijk. Op 9 mei verlaat Sijbrand de Vries de ‘Z.M. Van Galen’, na ruim een jaar op dit fregat met stoomvermogen te hebben gediend. Hij komt aan boord van het al enige jaren in de West verblijvende schroefstoomschip ‘Z.M. Cornelis Dirks’. Op 18 mei vertrekt hij met dit schip uit de Caribische wateren en op 1 juli 1880 wordt er afgemeerd in Hellevoetsluis. Tot 1921 was dit stadje een belangrijke marinebasis. Hier wordt hij op de 15de mei overgeplaatst op het wachtschip ‘Z.M. Prins van Oranje’, een ruim 50 jaar oud fregat. 


Sijbrand verblijft hier tot 29 januari 1881, op die dag scheept hij zich in aan boord van Z.M. ‘Panter’, een rammonitor. Voor de verdediging van de grote riviermondingen werd gebruik gemaakt van forten, of als dat niet kon zoals de wateren tussen de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden, werd er gebruik gemaakt van drijvende batterijen. Dit zijn dus geen schepen maar vaartuigen. Een drijvende bak met een groot kanon erop. Deze batterijen werden monitoren genoemd, lagen zeer laag op het water en hadden door hun zware geschut een relatief hoog zwaartepunt. 
Volgens een Zeeuws dagblad van vijf februari 1881 waren de mondingen van de Lek, Maas en Noord-Merwede bevroren met een ijsdikte van 12 tot 25 centimeter. Het rijk huurde raderstoomsleepboten in om het ijs te breken en de ‘Panter’ moest de geulen vergroten en het ‘zoomijs verbreken’.

 

beeldbank NIMH - Zr.Ms. rammonitor 2e klasse Panter

 


Een maand later, op 1 maart 1881, is deze dienst al weer afgelopen en keert hij terug naar het wachtschip te Hellevoetsluis. Het is maar voor kort, want op 18 april volgt plaatsing op de brik ‘Z.M. Zeehond’. Op dit schip gaat er kennelijk wat mis met Sijbrand, iets wat hem later, helaas, nog verschillende malen in zijn leven zal overkomen. Op 26 augustus wordt hij teruggesteld tot matroos 3de klasse en twee dagen later overgeplaatst naar ‘Z.M. Prins van Oranje’, het wachtschip te Hellevoetsluis. 


In 1882 vertrekt hij opnieuw naar Indië: op 14 januari 1882 gaat hij in de haven van Amsterdam aan boord van de stoomboot "Voorwaarts" om naar Batavia te reizen. De aankomst daar is op 5 maart en direct daarna volgt inscheping op het wachtschip van Batavia, Z.M. ‘Zeeland’. 
Op 14 maart volgt zijn plaatsing op Z.M. ‘Soerabaja’, een raderstoomschip. Kennelijk verricht hij zijn dienst tot ieders tevredenheid, want op 1 november wordt hij weer bevorderd tot koksmaat met de rang van kwartiermeester. Aan het einde van dat jaar, op 4 december keert hij terug op het in Batavia liggende wachtschip 'Z.M. Zeeland'. 


Op 11 januari 1883 komt hij, inmiddels ruim 27 jaar oud, in Batavia aan boord van de gloednieuwe zeilschoenerbrik 'Z.M. Blommendal'. Deze brik en haar zusterschip “Melvill van Cambrée” hadden een ijzeren romp die met hout was bekleed. Ze waren in Amsterdam gebouwd en door een burgerbemanning via Kaap de Goede Hoop naar het marine etablissement op het eilandje Onrust, vlakbij Batavia, gezeild. Er was geen stoommachine aan boord, de bemanning bestond uit 19 Europeanen en 48 “Inlanders” en dat op een schip met een lengte van 28.50 m.! De verdere afmetingen waren breedte 8.50 m en een diepgang van bijna 4 meter. 
De Blommendal werd op 11 januari 1883 te Onrust in dienst gesteld en was bestemd als opnameschip voor de Hydrografische Dienst in Oost-Indië. Kwartiermeester Sijbrand de Vries behoorde tot de eerste bemanning op het schip  met als commandant LTZ1 J.L. Hordijk.  Uit een verslag: “Den 11den Januari 1883 in dienst gesteld , vertrok de Blommendal naar de baai van Bantam om een aanvang te maken met de opneming der Noordkust van Java. We dokten te Onrust in Juni, Augustus en December. In de tweede helft van Januari 1884 weder naar het terrein der opneming.
De ‘Blommendal’ diende als ‘opnemingsschip’ voor de opmetingen die werden gedaan naar de diepte van de zeeën en de ligging van de kustlijnen. Het vaargebied lag rond Noord-Java en Sumatra, dat waren in die tijd belangrijke gebieden. Het zeilschip was relatief goedkoop, maar kon bij windstilte of bij zware regenval geen werkzaamheden verrichten. Daarnaast moesten de schepen dikwijls gerepareerd worden en kostte het foerageren veel tijd. Voor het hydrografisch werk koos de commandant steeds een gunstige ankerpositie vanwaar officieren met de stoomsloep en de vlet eropuit gingen voor het opnemen. Aan boord van de opnemer hield de bemanning zich overdag bezig met scheepsonderhoud, schoonmaken, schilderen en herstel van zeilen. Van tijd tot tijd zeilde de Blommendal naar een andere ankerplaats om vandaar de opneming voort te zetten. Periodiek ging de Blommendal naar Onrust, soms voor een wat langere stilligtijd waarin ook gepassagierd en Batavia bezocht kon worden. 

Maritiem Museum Rotterdam -

 

 

Krakatau

In de vroege ochtend van 27 augustus 1883 kwam de vulkaan Krakatau tot een enorme uitbarsting, gevolgd door een tsunami en landverschuivingen. Vooral de kusten van Noord-Java en Zuid-Sumatra hadden het zwaar te verduren, meer dan 30.000 bewoners verloren hun leven. Dit drama vond plaats midden in het vaargebied van de ‘Blommendal’. Het is onbekend waar het schip op dat moment was, wel bekend is dat twee matrozen het leven verloren en dat de stoomsloep verdween. Na de ramp werden nieuwe metingen verricht, dat was noodzakelijk omdat door de uitbarsting allerlei veranderingen ontstaan.


Aan het einde van het jaar 1884 was de diensttijd in Indië voor Sijbrand voorbij en maakte hij zich gereed voor terugkeer naar Nederland. Na een kort verblijf op het nieuwe wachtschip in Batavia, 'Z.M. Gedeh', van eind oktober tot 8 november 1884, vertrekt hij uit de Oost. Deze keer reist hij aan boord van de 'Prins Frederik', van de Stoombootmaatschappij Nederland. 
Net voor Kerstmis, op 17 december meert het schip af in de haven van Amsterdam. Gelijkertijd wordt hij geplaatst op het Amsterdamse wachtschip 'Z.M. Prins Maurits der Nederlanden', het fregat waar hij bijna 10 jaar geleden zijn loopbaan bij de Marine begon. Hij is terug in de stad waar hij is geboren en getogen.


Op 13 januari 1885 wordt opnieuw zijn dienstverband met de Marine verlengd, deze keer met 5 jaar zodat hij tot 13 januari 1890 in dienst zal blijven. De premie mag er zijn, deze keer. ƒ 57,50 en zijn  toekomst lijkt er onbezorgd uit te zien. 

 

GEVANGENE, BEDELAAR EN KOLONIST 1885 - 1887

Helaas, dat lijkt maar zo, er komt een abrupt einde aan zijn tien jaren bij de Marine. Op 4 mei 1885 wordt hij gearresteerd op beschuldiging van diefstal. Op de 11de mei wordt hij door de Zeekrijgsraad veroordeeld tot een half jaar eenzame opsluiting en ontzegging van het recht om bij de gewapende macht als militair te mogen dienen gedurende drie jaar. 
Op 22 mei wordt hij naar de gevangenis van Amsterdam overgebracht. Op 10 juni volgt zijn definitieve ontslag uit de zeedienst, zijn 28ste verjaardag op 21 augustus 1885 ‘viert’ hij in een Amsterdamse gevangenis.
Wat zal de toekomst hem bieden? De geborgenheid die de marine hem tot 1890 kon garanderen, was hij nu kwijtgeraakt. Het vak van houtzager dat hij als jongen had geleerd, bood in deze jaren nog maar nauwelijks werkgelegenheid. 

Het molengebied bij de Raampoort, waar hij zijn jeugd op de molenwerven doorbracht, is al voor een groot deel verdwenen. Behalve zijn vader en zijn drie zusters, woont er in Amsterdam nog maar één broer: Arie. Zijn oudste broer, Hendrik Sijbrand, woont en werkt sinds 1880 met zijn gezin in Aalsmeer. 

Bovendien, hoe ver zijn ze niet uit elkaar gegroeid in de afgelopen jaren. Aan de ene kant zijn nijvere en gelovige broers die trouw hun werkzaamheden verrichtten, aan de andere kant de zeeman Sijbrand, wiens levenswijze daarvan waarschijnlijk nogal afweek. Tijdens zijn verlofperiode in 1879 in Amsterdam laat hij zich, tegelijk met zijn oudste zuster, zwierig fotograferen: achteloos leunend tegen een hekje, een sigaartje in de hand, de decoratie op zijn borst.

 

Nationaal Archief - Militair Stamboek der Zeemacht

 


Wie weet waren zijn naaste familieleden toch wel eens jaloers op hem. Voorbij is dit alles nu voor Sijbrand, hij zal zich opnieuw een toekomst moeten scheppen. Voorlopig lijkt het hem onmogelijk om dat op de juiste wijze te doen. Na zijn ontslag uit de gevangenis op 25 november 1885 werd hij ingeschreven op het adres van zijn hertrouwde vader Sijbrand. Zijn woning stond op de werf van de paltrokmolen De Jager, Voorweg 8 (nu: Van Oldenbarneveldplantsoen,). Maar veel zal Sijbrand hier niet geweest zijn, dat blijkt wel uit de volgende gebeurtenis in juli 1886.

Nauwelijks een half jaar uit de gevangenis, half juli 1886, wordt hij in Amsterdam door de politie aangehouden en wegens landloperij gearresteerd. Hij wordt gefouilleerd en blijkt geen geld of iets van waarde te bezitten. Bovendien wordt vastgesteld dat Sijbrand geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, dus waarschijnlijk heeft hij nooit bij zijn vader in huis gewoond. Toch ziet de rechter verzachtende omstandigheden en vonnist hij Sijbrand tot een gevangenisstraf van 14 dagen en een verblijf van één jaar in de Rijkswerkinrichting Ommerschans. Hij arriveert daar op 7 augustus 1886.

Zijn ontslag volgt vandaag, 8 april 1887, en hij arriveert kort daarna in Amsterdam. Men rekende in die tijd op een reistijd van drie dagen. Hier wordt hij ingeschreven op het adres Kattenburgerstraat 33 waar zijn zuster Maria Catharina en haat echtgenoot Renje Boersma wonen. Boersma is Groninger van afkomst en zijn beroep is matroos op de grote vaart.
Al op 17 juni, twee maanden later, blijkt dat Sijbrand zijn zwervend leven in Amsterdam niet heeft kunnen opgeven. Kennelijk ziet hij de toekomst donker in want hij meldt zich op deze datum bij het politiebureau van de Eerste Sectie bij hoofdagent Van Velzen. Hij vroeg om onderdak voor de nacht omdat, zo blijkt uit het  opgemaakte proces-verbaal, hij geen vaste woonplaats, geen geld en geen beroep heeft. Hij erkent de laatste tijd zonder middelen van bestaan door de stad te hebben gezworven en hij geeft toe wel in staat te zijn om te werken, zo zegt het proces verbaal van de agent. Het oude verhaal dus.

De zaak is duidelijk: op 23 juli wordt hij wegens landloperij tot 12 dagen hechtenis veroordeeld met een daarop volgende plaatsing van twee jaar in een Rijkswerkinrichting. Op 9 juli 1887 arriveert hij in het Derde Gesticht te Veenhuizen om daar weer tewerk te worden gesteld. Ook daar werd weer een signalement van Sijbrand opgemaakt, het luidt als volgt: 
beroep: schipper, 
godsdienst: Nederlands-Hervormd, lengte: 1,68 meter, overige: blond haar en blauwe ogen. 

Op 16 juli 1889 zat zijn straf er op en hij vertrok direct weer naar Amsterdam. Als woonadres werd het adres van zijn oudste zuster Johanna Wilhelmina opgegeven. Zij woonde met haar gezin dan in de Grote Wittenburgerstraat op nummer 25. Haar man Johannes Unkel zou in datzelfde jaar overlijden, hij werd 53 jaar oud. 
In de volgende jaren werd Sijbrand steeds als inwonend bij de familie Unkel-De Vries opgegeven. Als adressen worden o.a. genoemd: Boomstraat 10, Lindengracht 276 en de Heerengracht. 


Misschien is hij weer naar zee gegaan? Maar tot nu toe hebben we in de archieven geen enkel monsterboekje, of bewijs van aanmonstering kunnen vinden. Of hij tussen zijn reizen ook werkelijk bij zijn zuster woonde, blijft de vraag. Veel zeelieden woonden in hun thuishaven in logementen en slaaphuizen, waar ze meestal ook de beste gelegenheid vonden om voor een nieuwe reis aan te monsteren. Aan het einde van de 19de eeuw waren de lonen laag: de matrozengages lagen rond de dertig gulden per maand. Aan boord was voeding en huisvesting gratis, maar een gezin aan de wal was met een dergelijk bedrag haast niet te onderhouden.


Johanna Wilhelmina trok in augustus 1893 met haar kinderen tijdelijk naar Weesp, Sijbrands naam komt daar niet meer in het bevolkingsregister voor. 

AMBTSHALVE AFGESCHREVEN


In Amsterdam wordt op 1 april 1897 achter zijn naam geschreven: "vertrek ambtshalve", dit betekende dat zijn woonplaats op die datum niet meer bij de gemeente bekend is. 
Een speurtocht naar de rest van zijn leven is tot nu toe vruchteloos gebleven. Wat rest is het getuigschrift dat bij de Atjeh-onderscheiding hoorde en een foto. En enkele verhalen die vroeger bij sommige familieleden voortleefden. 

collectie Huib de Vries - getuigschrift bij de Atjeh medaille van Sijbrand de Vries


Het eerste verhaal illustreert zijn karakter, een koppig en lastig mens misschien. Wegens een of ander vergrijp wordt hij aan boord van een marineschip veroordeeld tot het zogenaamde ‘handdaggen’; een straf die tot 1879 bij de marine bestond. Staande werd het slachtoffer op een matras vastgesnoerd waarbij de lendenen door een strakgespannen lap werden beschermd. De slagen, die door enige kwartiermeesters met een eindje touw werden gegeven, kwamen op het achterwerk terecht. Na voltrekking van de straf wankelde Sijbrand naar de trap die naar de onderdekse kwartieren leidde en riep: "Als jullie denken dat het me iets gedaan heeft, dan moet je maar eens opletten." 
En terwijl hij zich, op zijn achterwerk, van trede naar trede laat vallen, verdwijnt hij naar beneden. 

 

bonmama.nl - genealogische kaart Sijbrand de Vries Sr HBSN 207251

 

Het is aan te nemen dat Sijbrand al voor of omstreeks de eeuwwisseling 1899 – 1900 moet zijn overleden. Waar, wanneer en hoe, dat is jammer genoeg nog niet gevonden. Er zijn verschillende  familieverhalen. Een familielid uit Zuid-Afrika schrijft dat zij daar gehoord  hadden dat Sijbrand aan boord van een schip op weg naar Amerika vermoord werd. Van een ander lid van de familie, ook uit  Zuid-Afrika, hoorde ik: hij werd vermoord op een schip of in een trein, terwijl hij in Amerika verbleef.

 
Ook bij de familie in Aalsmeer leefde nog het verhaal dat hij "ergens" in Amerika moest zijn omgekomen. Het zal waarschijnlijk altijd een raadsel blijven. De tweede zoon van de Aalsmeer-tak, C.J.W. (Han) de Vries, stichtte in 1906 een scheepswerf. Twee zoons van hem startten in 1923 de werf "De Vlijt", die in 2023 het predikaat Koninklijk verwierf. Lees hier verder over de geschiedenis van deze werf.

 

lees ook:

 

 

Auteur:Huib de Vries

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.