image/svg+xml

27 juni 1623 - De stichting van Fort Ommerschans

Verhaal

27 juni 1623 - De stichting van Fort Ommerschans

Plaatje bij verhaal: kopfoto2 1623.jpg

Over het ontstaan van de Ommerschans doen verschillende verhalen de rond. Algemeen wordt daarover vermeld dat de schans in de tachtigjarige oorlog is aangelegd door de Friezen en Groningers ter verdediging van de noordelijke provincies. Maar in welk jaar dat precies is gebeurd daarover is de geschiedschrijving niet eenduidig. Er zou ook nog sprake geweest zijn van een voorloper van de schans bij de kerk of de sportvelden van Balkbrug. En waarom ligt de Ommerschans eigenlijk op deze plek?

Om antwoord op deze vragen en meer zicht op de ontstaansgeschiedenis van de Ommerschans te krijgen heb ik onderzoek gedaan in 17e eeuws bronmateriaal. Dat materiaal is rijkelijk voorhanden omdat de schans een verdedigingswerk waarbij meerdere provincies belang hadden. Bovendien was defensie in de tijd van de Republiek de kerntaak van de overheid bij uitstek. Er is daarom veel bronmateriaal over de schans bewaard gebleven in de archieven van de provincies Overijssel, Drenthe, Friesland en Groningen en in die van de Staten Generaal en de Raad van State. Enige belemmering is wel dat voor het lezen van 17e eeuws teksten kennis van oud schrift noodzakelijk is. Maar ook daarvoor geldt: oefening baart kunst.

 

De eerste militaire activiteiten

 

Of in de eerste jaren van de tachtig jarige oorlog de omgeving van Avereest en Ommer het toneel is geweest van militaire activiteiten weten we niet precies.

Van militaire interesse in dit gebied is voor het eerst sprake in 1596. In de jaren daarvoor had de Republiek onder Maurits en Willem Lodewijk behoorlijke terreinwinst geboekt. De steden Deventer en Zutphen kwamen in 1591 onder Staats gezag, en Steenwijk en Coevorden een jaar later, Hardenberg en Gramsbergen in 1593 en Groningen in 1594. Daarmee was het noordoosten van het land redelijk stevig in handen van de Republiek, alleen Twente was nog in Spaanse handen. Daarmee ontstond er in Friesland een belang om de provincie tegen Spaanse invallen vanuit Twente te beschermen.

De toestand in de Republiek rond 1595. bron: Door Nederlandse Leeuw - Eigen werk, CC BY-SA 3.0,
https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=3632335

 

Tegen die achtergrond vragen Gedeputeerde Staten van Friesland in de zomer van 1596 toestemming aan de Staten van Overijssel om een schans aan te mogen leggen op Avereest en daarmee Friesland, Drenthe en het Land van Vollenhove tegen Spaanse invallen te beschermen. Overijssel stemt daarmee in als de Friezen schriftelijk beloven dat ze de inwoners geen schade zullen doen en de schans weer te zullen verlaten als deze niet meer nodig is. In oktober van dat jaar herhaalt de Friese gedeputeerde en commandant van het garnizoen in Hasselt Doecke van Martena dat verzoek nog eens en krijgt toestemming.

 

Doecke van Martena (ca. 1527-1605) - bron: www.frieseregimenten.nl

 

Of het in 1596 ook daadwerkelijk is gekomen van een schans bij Avereest is niet zeker, maar waarschijnlijk toch niet. Want in de zomer van 1599 was het hopman Juw van Eijsinga, gouverneur van Coevorden, die met enkele gedeputeerden van Drenthe naar Avereest afreisde en de kerk en de omgeving van Avereest inspecteerde. Kort daarna begon hij met 15 à 20 soldaten met het aanleggen van een schans. Als Ridderschap en Steden van Overijssel daarvan horen eisen ze dat hij daar direct mee stopt en terugkeert naar zijn garnizoen in Coevorden. “Datt men niet en denckt te gedogen, dat Iemantt eenige schantzen op deeser Landtschaps bodem, sonder expresse consent van Ridderschap ende Steden, solde mogen maken”. Kortom, er worden geen schansen aangelegd op Overijsselse grond zonder expliciete toestemming van Ridderschap en Steden van Overijssel.

 

Grafsteen van Juw van Eijsinga (1563-1631) in de kerk van Wirdum
bron: www.frieseregimenten.nl  

 

Ook deze militaire activiteiten passen in de strategie om het noorden van Nederland te beschermen tegen invallen van Spaanse troepen die vanuit Overijssel zouden kunnen aanvallen of het onbeschermde platteland afstruinden om te plunderen. Na de veldtocht van Maurits in 1597 waarbij Twente en Lingen in Staatse handen kwamen was die dreiging wel aanmerkelijk minder geworden. Het lijkt er daarom ook op dat het in 1599 bij een kortstondig verblijf van een 20-tal troepen in de kerk van Avereest is gebleven.

 

De toestand in de Republiek rond 1597. bron: Door Nederlandse Leeuw - Eigen werk, CC BY-SA 3.0,
https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=3632335

 

In de jaren 1605-1606 ondernam de Spaanse veldheer Spinola een veldtocht in de Nederlanden waarbij de vestingsteden Oldenzaal en Groenlo (Grol) weer in Spaanse handen kwam en dat tot resp. 1626 en 1627 ook zou blijven. Daarmee hadden de Spanjaarden een stevige uitvalsbasis in het oosten van de Nederlanden in handen. Omdat de Staatse troepen vooral in de vestingsteden waren gelegerd was het betrekkelijk eenvoudig om vanuit Groenlo een groot deel van het platteland van de oostelijke en noordelijke Nederlanden te plunderen. Daarom vroegen de gedeputeerden van Friesland op 10 april 1607 aan de Staten Generaal om garnizoenen te leggen in de kerken van Ruinen, Dwingeloo, Avereest, Schoonebeek en Emmen of in die dorpen zelf, om aldus het zuidoosten van Friesland te beschermen tegen vijandelijke plunderingen. Hieruit kunnen we wel afleiden dat er in de genoemde plaatsen nog geen permanent verdedigingswerk zoals een schans aanwezig was, anders was dat wel de plaats geweest waar een garnizoen gelegerd zou kunnen worden.

We kunnen dus concluderen dat er in de jaren 1597-1607 mogelijk bij tijd en wijle wel sprake is geweest van een klein aantal militairen dat gelegerd was in de kerk van Avereest, maar dat van een permanente schans nog geen sprake was.

 

Grensconflicten tijdens het twaalfjarig bestand

 

Op 9 april 1609 werd het twaalfjarig bestand tussen de Republiek en Spanje gesloten. Daarmee brak ook in het oosten van de Nederlanden een periode van relatieve rust aan. Toch waren de oorlogszorgen nog niet helemaal verdwenen want in juli 1613 waren de Gedeputeerde Staten van Friesland bezorgd dat bij hervatting van de oorlog de weg van Ommen naar Avereest een gevaar zou zijn voor Friesland en Groningen. Zij vroegen of Overijssel deze weg weer onbegaanbaar wilde maken. Kennelijk was deze weg eerder onklaar gemaakt en tijdens het bestand weer hersteld.

In deze periode van relatieve rust ging het de bevolking in economische zin wat meer voor de wind. Nu er niet meer door soldaten geplunderd werd nam de hoeveelheid vee langzaam weer toe. Daarmee groeide ook de behoefte aan heide en weiland om door de schapen en het jongvee begraasd te worden. Daarbij trokken de boeren uit Varssen, Ommen en Arriën steeds verder noordwaarts en die van Avereest naar het zuiden. Dit had jaren eerder al tot conflicten geleid en die laaiden nu opnieuw op. Op 26 mei 1612 sluiten deze buurtschappen een compromis over de grenzen en de beestendriften. Maar daarmee was het conflict nog niet opgelost want vier jaar later werd de uitvoering van dit compromis voorgelegd aan een commissie van vier personen en Hendrik Bentinck drost van Salland.

 

Kaart als bijlage bij het grensgeschil tussen Ommen en Avereest, 1617
bron: Historisch centrum Overijssel, kaartencollectie, inv.nr. 1329.

Bentinck en zijn commissieleden bepalen op 18 september 1620 dat die van Ommen, Arriën en Varssen niet noordelijker mogen komen dan het Huizingerzand, en die van Avereest niet zuidelijker dan een lijn die loopt van de Bijenberg tot aan de Varsener Koestede. Het tussenliggende gebied zal dan ‘int gemeen’ gebruikt worden. Daarmee werd het gebied dat we tegenwoordig kennen als de Vinkenbuurt en de Ommerschans gemeenschappelijk bezit van Avereest en Ommen. Dit compromis zou nog tot aan het begin van de 19e eeuw aanleiding zijn voor verdere geschillen over deze gronden.

 

Einde van het bestand

 

Op 9 april 1621 liep het twaalfjarig bestand af en daarmee ontstond de noodzaak voor de noordelijke provincies om zich opnieuw voor te bereiden op invallen van Spaanse troepen. Dat gebeurde ook want eind april 1621 klaagden de inwoners van een aantal Drentse dorpen over de overlast en schade die doortrekkende Staatse troepen veroorzaakten. Het betrof hier troepen die in opdracht van de Staten van Friesland en Groningen en met toestemming van Drenthe vanuit Coevorden gelegerd werden in nieuwe redouten bij de Valterdijk en Den Hool en in de kerk van Avereest.

Om vanuit Coevorden in Avereest te komen moesten zij een behoorlijke weg afleggen. Deze route liep om het veengebied van het later Hoogeveen heen via Dalen, Wachtum, Oosterhesselen, Zweeloo, Westerbork, Beilen, Holthe, Spier, Echten en Zuidwolde.

 

De route die de troepen in 1621/1622 vanuit Coevorden naar Avereest moesten afleggen.

 

De soldaten deden er drie of vier dagen over en overnachtten onderweg bij de bewoners van de tussengelegen dorpen. Deze bewoners moesten de soldaten dan van eten en drinken voorzien maar dikwijls namen ze de totale aanwezige voedselvoorraden mee. In december 1621 was er zelfs sprake van het afpersen en mishandelen van inwoners van Zuidwolde door soldaten uit de kerk van Avereest. Het is dus ook niet vreemd dat de men liever zag dat de kerk van Avereest voortaan bemand zou worden door  troepen uit Overijssel. De Gedeputeerden vroegen daarom eind 1621 aan prins Maurits als stadhouder van Overijssel om de kerk te bezetten met troepen uit Hasselt, Steenwijk of Zwartsluis. Maurits reageerde op 16 februari 1622 dat de kerk van Avereest wordt bezet ter verdediging van Friesland en dat het dus redelijk is dat deze ook wordt bezet door Friese troepen. Maar hij zal zijn neef Ernst Casimir als stadhouder van de noordelijke gewesten vragen of zijn troepen zich ordelijk willen gedragen, zo voegde hij er ter geruststelling aan toe.

Tot in het voorjaar van 1623 deed Drents gedeputeerde Roelof van Echten zijn best om de schade van de troepenverplaatsingen van Coevorden naar Avereest te verhalen op Friesland en Groningen. In maart 1623 toog hij daarvoor naar Leeuwarden maar kwam van een koude kermis thuis. Volgens de Friese stadhouder Ernst Casimir was deze niet op de hoogte van de troepenverplaatsingen en vonden ze niet op zijn bevel plaats maar in opdracht van Groningen of van Maurits als stadhouder van de overige gewesten. De Drentse gedeputeerden werden zo van het kastje naar de muur gestuurd en besloten nog een poging te wagen bij de Raad van State, of anders dan maar te verrekenen met de contributie die Drenthe aan de Staten Generaal moest afdragen.

De ligging van Avereest in het grensgebied van Overijssel en Drenthe uitte zich ook op het terrein van de belastingen. De in Avereest gelegerde soldaten consumeerden in de zomer van 1622 dagelijks grote hoeveelheden bier. Daar moest in Overijssel accijns over betaald worden maar de soldaten uit het Drentse Coevorden weigerden dat. De pachters van dit accijns beklaagden zich daarover bij de Gedeputeerde Staten van Overijssel. Die reageerden duidelijk: iedereen die zich in Overijssel bevond moest over bier accijns betalen, dus ook de soldaten uit het Coevorden.

 

Spaanse troepen omsingeld

 

In september 1622 slaagden Spaanse troepen onder leiding van Ambrogio Spinola er in om via Avereest door te dringen tot Havelte. Daar werden ze tegengehouden en teruggedrongen over het Ommermoer – het veengebied tussen Ommen en Avereest – tot in de kerk op op het kerkhof van Ommen. Luitenant-generaal van Overijssel Nicolaas Schmelzing kreeg daar lucht van en slaagde er in om 1200 Spaanse manschappen in Ommen te omsingelen en gevangen te nemen. Na overgave en met achterlating van wapens, paarden en twee gijzelaars mochten de Spaanse troepen weer vertrekken naar hun garnizoenen, vermoedelijk in Twente. Deze gebeurtenissen worden vermeld in de memoires van Frederik Hendrik.

 

Nicolaas Schmelzing (1561-1629), luitenant-generaal van Overijssel
bron: schilderijencollectie Rijksmuseum, SK-A-259, schilderij, olieverf op doek

 

Een schans op het Ommerveen bij Avereest

 

De schermutselingen in september 1622 waren voor Groningen en Friesland de directe aanleiding om de verdediging van hun zuidgrenzen te versterken. Hun stadhouder Ernst Casimir besloot daarom om bij Avereest op het eind van de “Huisinger Schapendijk in Drente (sic!)“ een redoute aan te leggen. De weg van daar naar Ommen moest zowel bij de oude als de nieuwe dijk worden afgesneden zodat er in elk geval geen ruiterij langs kon. De kerk van Avereest was voor dit doel niet geschikt, aldus Ernst Casimir. Kennelijk was het vrij eenvoudig om de route langs de kerk van Avereest richting Meppel te omzeilen via een weg over de hoger gelegen gronden ten zuiden van Avereest. daar waar we tegenwoordig de Haardennen en de Boswachterij Staphorst vinden.

De Staten Generaal in Den Haag stemden hier na een positief advies van de Raad van State op 27 september 1622 mee in. Alleen Overijssel was nog niet erg enthousiast, zij verklaarden geen last te hebben van Spaanse troepen!

Bij de bezwaren van Overijssel speelden ook zeker de ervaringen uit de jaren 1622/23 een rol. Als er een redoute binnen de grenzen van Overijssel werd aangelegd onder wiens rechtsmacht viel die redoute dan? Van Friesland of Groningen als voornaamste belanghebbende provincies, rechtstreeks onder de Staten Generaal of de Raad van State of onder die van Overijssel? Overijssel had geen zin in nieuwe discussies daarover, en daarom pleitte de Overijsselse vertegenwoordiger in Den Haag op 6 mei 1623 bij de Raad van State er voor dat hierover duidelijke afspraken zouden worden gemaakt en schriftelijk vastgelegd. Deze eisen werden eind juni nog eens door de gedeputeerden van Overijssel in een brief aan de Staten Generaal herhaald.

In deze akte van non prejudicie zou dan moeten worden vastgelegd dat de nieuwe schans tot het grondgebied van Overijssel zal blijven behoren, dat alle Overijsselse belastingen binnen de schans geheven zullen worden, dat er geen garnizoenen in gelegerd zouden worden zonder toestemming van de stadhouder van Overijssel, en dat deze troepen altijd onder commando zullen staan van de stadhouder of diens luitenant.

Op 27 juni 1623 stonden dan uiteindelijk alle seinen op groen. Op verzoek van Friesland en op advies van Maurits en de Raad van State stemmen de Staten Generaal in met het aanleggen van een schans op het Ommerveen bij Avereest, en dat onder de door Overijsselse gestelde voorwaarden. Deze voorwaarden werden vastgelegd in een akte uitgegeven door de Staten Generaal. Een exemplaar van dit charter is bewaard gebleven in Collectie Overijssel en kunnen we met recht beschouwen als ‘de geboorteakte van de Ommerschans’.

 

Akte van non-prejudicie m.b.t. het fort of schans op het Ommerveen, afgegeven door de Staten Generaal op 27 juni 1623
bron: Collectie Overijssel, Charter in het archief van Ridderschap en Steden de Staten van Overijssel, toegang 0003.1, inv.nr. 1471

 

De aanleg

 

Na deze formele toestemming ging het snel. De schans zou dus worden aangelegd door Friesland en daarvoor waren vijf Friese compagnien met soldaten nodig die uit Coevorden en Zevenwouden moesten komen. Vier daarvan zouden bij de aan te leggen schans worden gelegerd en één bij Meppel. Om deze troepenverplaatsingen goed te laten verlopen vroeg de Friese stadhouder Ernst Casimir al op 27 juni – de dag van de akte - toestemming aan de Drentse gedeputeerden, die daarmee instemden. De troepen begonnen op maandag 30 juni 1623 met marcheren en kwamen een dag later aan in Avereest en Meppel.

Met de ervaringen uit het voorgaande jaar in het achterhoofd waren de Drenten er niet helemaal gerust op dat deze soldaten zich ordentelijk zouden gedragen. Ze waren bang dat de inwoners van de streek net als in het verleden voor de doortrekkende en plunderende troepen op de vlucht zouden slaan. Daarom vroegen ze de Friezen om de troepen goed te begeleiden en eventuele schade te vergoeden.

Begin juli waren de werkzaamheden al duidelijk gestart, want op 11 juli werd aan de inwoners van Zuidwolde, de Wijk en Ruinerwold gevraagd om tegen betaling stro te leveren aan de soldaten die werken aan de aanleg van een nieuwe schans op het Ommerveen bij Avereest. Tot in augustus was er nog sprake van een schans in aanleg, vanaf eind oktober heette het simpelweg “de schans”.

We mogen dus concluderen dat de schans is aangelegd in de maanden juli en augustus van het jaar 1623 en gereed kwam in dat najaar. De schans werd toen doorgaans aangeduid als ‘schans of fort op het Ommerveen bij Avereest’.

 

De locatie

 

De benaming schans op het Ommerveen bij Avereest geeft precies de locatie van de nieuwe schans weer. Deze lag namelijk op het veen dat behoorde bij de stad Ommen maar dicht bij Avereest. Maar waarom koos men voor deze locatie?

De simpele verklaring is dat de Ommerschans werd aangelegd  aan de noord-zuid route die Drenthe met Ommen en het Vechtdal verbond. Het was in het begin van de 17e eeuw een van de weinige routes die het noorden met het zuiden verbond, de andere drie liepen langs het Meppelerdiep, over Staphorst en over Coevorden. Maar als we iets beter kijken is er iets merkwaardigs aan de hand. Het moerasgebied tussen Avereest en Ommen was alleen over te steken via een dekzandrug en dan nog alleen in de zomermaanden. Deze dekzandrug is goed te herkennen op een kaart uit het einde van de 18e eeuw.

 

Dekzandrug (geel gemarkeerd) van Avereest richting het huidige Witharen ingetekend op de zgn. Hottingerkaart uit 1783.

En ook op de actuele hoogtekaarten is deze rug goed herkenbaar. Hij loopt van de tegenwoordige Haardennen, via Balkbrug, oostwaarts van de N48 richting Witharen. De Ommerschans ligt op meer dan een kilometer afstand van deze doorgang door het veen.

 

Dekzandrug tussen Balkbrug en Witharen (rode lijn) zichtbaar op de Actuele Hoogtekaart Nederland (AHN).  De Ommerschans is weergegeven met een ster. Bron: www.ahn.arcgisonline.nl.

 

Dekzandrug tussen Balkbrug en Witharen (rode lijn) zichtbaar op de Actuele Hoogtekaart Nederland (AHN).  De Ommerschans is weergegeven met een ster. Bron: www.ahn.arcgisonline.nl.

Ook Pielman stelt zich deze vraag in zijn masterscriptie “De historische gelaagdheid van het landschap rond de Ommerschans. Een interdisciplinair onderzoek naar de natuurlijke landschapsopbouw, het militaire landschap en het ontginningslandschap van de Kolonie van Weldadigheid”, Groningen/Dedemsvaart, 2018" over de Ommerschans: “Wanneer we specifiek kijken naar de Ommerschans met haar omliggende militaire landschap, dan valt de locatie van de schans op. De Ommerschans bewaakte een route door het veenmoeras die waarschijnlijk vanaf de middeleeuwen begaanbaar was. Deze route was slechts begaan tijdens enkele droge maanden in het jaar. De route liep vanaf Ommen door het veenmoeras, langs de Ommerschans, via Avereest over de stuwwal van Zuidwolde richting het noorden. De precieze locatie van de Ommerschans langs deze route in het veenmoeras was hoogstens merkwaardig. Waar verder alle schansen en versterkte steden op de route van zuid naar noord lagen, lag de Ommerschans enkele honderden meters van deze route. Na invallen van vijandelijke legers zagen de noordelijke provincies hun fout in en versterkten zij het militaire landschap rondom de Ommerschans met nog twee verdedigingswerken.”

Een aanwijzing waarom de schans op deze op het eerste oog merkwaardige plaats is aangelegd vinden we in de resolutie van de Staten Generaal van 27 september 1622 waarin wordt gerept van de aanleg van een schans “op het eind van de Huisinger Schapendijk”, waarbij de weg naar Ommen “zowel bij de oude als bij de nieuwe dijk [moet] worden afgesneden”. Als we dan vervolgens inzoomen op de hiervoor al weergegeven kaart uit 1617 dan vinden we op die kaart zowel de “Huisinger Scheidijk”, “De Nyen Dijk” en “de Olde Dijk”.

 

Uitsnede uit de kaart van 1617 met in rood gemarkeerd de “Huisinger Scheidijk”, “De Nyen Dijk” en “De Olde Dijk”.
bron: Historisch centrum Overijssel, kaartencollectie, inv.nr. 1329.

 

Op het eind (rechterzijde) van de Huisinger Scheidijk op bovenstaande kaart werd de Ommerschans aangelegd.

 

Detail Hottingerkaart met Ommerschans, de Oude Dijk en de Nieuwe Dijk

 

Over de aanleg van de Ommerschans lezen we op 11 juli 1623: "Terwijlen bij dese gelegentheijt, noedich bevonden iss dat, op t’ Ommer Moer, neffens d’ Oevereest eene nieuwe Schanss geleit soude worden, tot bescherminge vande Vriesche ende Stadt ende Ommelandtsche Quartieren. Ende tot dien einde aldaer gecommandeert sijnde, seecker vijff compagnien soldaeten, te weten, eene inde kercke tot Meppel en de vier, bij oft omtrent d’ Oevereest."

In het najaar van 1623 worden de werkzaamheden aan de Schans afgerond. Het is een eenvoudige vierhoekige redoute zonder bastions. Die versterkingen op de hoeken worden vijf jaar later, in 1628 aangebracht. Waarschijnlijk zijn het er aanvankelijk slechts twee, op de zuidelijke hoeken van het fort. Immers: de vijand wordt vanuit het zuiden verwacht. Er zijn meerdere afbeeldingen bewaard gebleven waarop Ommerschans op deze wijze is weergegeven.

In 1628 is de versterking voorzien van een poortbrug aan de zuidzijde. In datzelfde jaar wordt ook een nieuwe brug over de Reest gebouwd. Die brug zal de naam "Steenen Pijp" krijgen.

In 1635 wordt op de zandrug ten Oosten van de Ommerschans een tweede versterking gebouwd, die met de Ommerschans wordt verbonden door middel van een Retranchement: een dijk met versterkingen.

Hottinger kaart met de ligging van de nieuwe Redoute en het Retrancheme

 

Op een afbeelding van de bekende cartograaf Cornelis Pijnacker van omstreeks 1638 zijn de Ommerschans (met twee bastions en de poortbrug) alsmede het nieuwe retranchement te zien.

kaart Ommerschans en het Nieuwe Retranchement - Cornelis Pijnacker.
bron: website Stichting Menno van Coehoorn, object n0 19230

 

Dat de dijk tussen de Schans en de Redoute voorzien is van versterkingen, is zichtbaar op een andere afbeelding uit de verzameling van de Menno van Coehoornstichting. De Ommerschans heeft hier intussen vier bastions.

 

kaart Ommerschans van onbekende oorsprong (verzameling Menno van Coehoorn stichting)
bron: website Stichting Menno van Coehoorn, object no 64412

 

Dertien jaar na de aanleg van het Retranchement wordt de vrede van Münster getekend. Ook voor Ommerschans gaat de druk even  van de ketel. Maar niet voor lang: binnen twintig jaar zal bisschop Bernhard van Galen voor de Schans opduiken.

Auteur:Werner ten Kate
Trefwoorden:Ommerschans
Periode:1/1/1596-31/12/1623

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.