image/svg+xml

De spoorwegstaking van 1903 te Zwolle

Verhaal

De spoorwegstaking van 1903 te Zwolle

Plaatje bij verhaal: fd013667.jpg

De afgelopen decennia lag in Nederland als gevolg van stakingsacties van het spoorwegpersoneel het treinverkeer af en toe stil. De discussie die ontstond over de toelaatbaarheid van deze stakingen doet onwillekeurig de gedachten terug gaan naar de beruchte treinstaking van 1903. Aan de hand van de berichtgeving in de Zwolse Courant zal ik in het onderstaande een schets geven van het verloop van deze staking in de regio Zwolle.

In januari 1903 kwam het onder de veemarbeiders in de Amsterdamse havens tot een staking. Het ging hierbij vooral tegen het in dienst nemen van ongeorganiseerde arbeiders. De spoorwegbonden verklaarden zich solidair met de havenarbeiders en weigerden werk voor de veembedrijven uit te voeren. Het conflict escaleerde en de spoorwegstaking dreigde zich ook naar andere plaatsen uit te breiden. In Zwolle kwam het spoorwegpersoneel op 30 januari bijeen om over de situatie te beraadslagen.

Besloten werd geen onderkruiperswerk uit te voeren. De dreigende ontwikkelingen deed de werkgevers vrij plots bakzeil halen. De vakorganisaties juichten. In een tijd dat woorden als staking en arbeidersorganisatie nog bij velen de haren overeind deden staan, had men bewezen een werkelijke machtsfactor te kunnen vormen. De 'burgerlijke' groeperingen waren echter geschokt en beschouwden de staking als een gewelddadige aanslag op de openbare orde en het algemeen belang. De regering Kuyper had zich tijdens de gebeurtenissen afzijdig gehouden maar was niet van plan het er bij te laten zitten. Er werden wetten voorbereid die het staken bij bedrijven van openbaar nut zouden verbieden en begin februari werd een deel van de militie onder de wapenen geroepen om eventuele onlusten de kop in te drukken.

Niets in hun schild voerende, weerloze arbeiders

De arbeidersorganisaties maakten zich op voor de strijd. Ook in onze streken werd het onrustig. In Zwolle werd op 17 februari in café Centraal aan de Ossenmarkt door de plaatselijke afdeling van de Bond van Miliciens en Oud-Miliciens een protestvergadering belegd naar aanleiding van het oproepen van de militie. Spreker en S.D.A.P.-kamerlid W.P.G. Helsdingen stelde het duidelijk: "Van een buitenlandschen vijand is niets te bemerken, neen, er is een andere reden; het leger moet gebruikt worden tegen den 'binnenlandschen vijand', de arbeidersbeweging, zoals reeds zoo vaak is gebeurd". Bitter constateerde hij: "Het eene deel van het volk wordt nog gebruikt om het andere deel te onderdrukken. De zoon wordt geplaatst tegen den vader en zoo kan de bezittende klasse zich nog handhaven". En waarom? "Wij vragen slechts daadwerkelijke erkenning van het recht van vereeniging en van werkstaken en bovendien het algemeen kiesrecht". De toon was gezet. De regering was echter niet van zins toe te geven. Op 19 februari arriveerden te Zwolle twee compagnieën infanterie uit Assen.

Zal er misschien geen bloed vloeien?

De detachering van troepen in Zwolle was velen een doorn in het oog. Naar aanleiding van een oproep in de Zwolse Courant tot het organiseren van een feestavond voor de 39 soldaten ontspon zich in de krant een polemiek over hun aanwezigheid. De voorzet werd gegeven door J.L. Vleming, voorzitter van de Zwolse afdeling van de Algemene Nederlandse Vereniging van Spoor-en Tramwegpersoneel. Hij reageerde in de Zwolse Courant van 23 februari emotioneel op het voorgenomen soldatenfeest: "Ingezetenen van Zwolle, die houdt van oprechtheid en van geen valsch vermaak, helpt niet mede, van dezen treurigen tijd met alle geweld een feesttijd te maken. Wie weet wat er voort zal komen uit deze beweging? Zal er misschien geen bloed vloeien? Zullen misschien zonen van een land, misschien broers, misschien vrienden elkaar niet moeten dooden, wegrukken van allen en alles wat hun lief en dierbaar is?".

Het bestuur van de socialistisch zangvereniging De Stem des Volks nam "de gezellige avondjes voor de soldaten" heel wat luchtiger op door aan te bieden dat de vereniging "zeer gaarne haare medewerking verleent, door die bijeenkomsten met eenige zangnummers op te luisteren". Sarcastisch was op 26 februari de reactie van ene F.S. op het stuk van Vleming: "Mijn oogen werden vochtig, gedurig vochtiger bij het leezen van al die toekomstige gruwelen. [...] Ja, moeders, koopt u eenige dozijnen zakdoeken, opdat gij al uw tranen kunt bergen, die gij moet storten voor uw dappere zonen, die weldra zullen sneuvelen op het veld van eer". Vleming was volgens F.S. bevangen door een waanidee. Vleming sloeg terug: "Ik tart u, mijnheer F.S., deze oproeping ergens anders dan met de beweging onder het spoorwegpersoneel in verband te brengen, welke bewering u dan ook met niets dan laffe spot weerlegt [...] Uw klassenbelang, uw persoonlijk belang kan echter wel meebrengen dat u dergelijke beschouwingen liefst onaangeroerd ziet".

F.S. was duidelijk niet gecharmeerd van deze repliek en liet in zijn weerwoord de gniffelende ondertoon vallen. Het was voor hem niet mogelijk nog te ontkennen dat de militie opgeroepen was in verband met de spanningen onder het spoorwegpersoneel. Kuyper had dat inmiddels openlijk bevestigd. Het militaire vertoon, zo stelde hij, was echter bedoeld om "de goedgezinden en verstandigen onder het spoorwegpersoneel te beschermen tegen mogelijke onverantwoordelijke daden, door menschen wier gemoederen opgewonden geraakt zijn door z.g. volksleiders". Bovendien had Vleming de zaak te melodramatisch opgevat en zich "minder mannelijk" geuit. Het laatste woord was op 2 maart aan Vleming. Hij meende "dat het mannelijker en ridderlijker is, waar men staat tegenover iemand die met open vizier opkomt, een begane vergissing, terug te trekken, dan, verborgen achter een masker, te trachtten deze persoon bespottelijk te maken".

'Een ware dwangwet!'

De inhoud van de wetsvoorstellen van Kuyper, die het staken van publieke diensten verbood, was inmiddels bekend geworden. De socialistische organisaties waren bereid er alles aan te doen om te voorkomen dat de voorstellen door het parlement zou worden aangenomen. Om druk uit te oefenen dreigden zij met een algemene spoorwegstaking.

Op 2 maart plaatste de Zwolse afdeling van de Nederlandse Vereniging van Spoor- en Tramwegpersoneel de volgende oproep in de Zwolse Courant:
"Kameraden! Gij allen hebt zeker de nieuwe wet gelezen en zult met ons overtuigd zijn, dat het een ware dwangwet is. Kameraden! Wij vragen u, zullen wij ons dit slavenjuk op laten leggen, zullen we nu al onze te verwachten lotsverbetering in rook laten opgaan? Wij hebben een krachtige organisatie! Nu kunnen wij kracht zetten achter onze billijke eischen, en zullen wij nu klakkeloos gedoogen, dat men ons vertrapt in het niet? Overal in den lande hebben wij bijval! Overal staan spoorwegmannen vast als een muur! Een groot gedeelte der Tweede Kamer zal zich met hand en tand tegen deze dwangwet verzetten! Mannen op post! Op! voor onze rechten, en onze lotsverbetering zal niet op zij geschoven worden".

Het werd een tijd van bijeenkomsten en protestvergaderingen. Op 2 maart werd door de Zwolse afdeling van het Comite van Verweer een protestbijeenkomst gehouden in de Buitensociëteit. Aanvankelijk had men aangekondigd dat Troelstra en Domela Nieuwenhuis zouden spreken maar dezen hadden verplichtingen elders. In hun plaats had men de socialist en dichter Herman Gorter weten te strikken. Er werd een motie aangenomen die elke verkorting van het vrije recht van staking verwierp. Een aanwezige protesteerde tegen het feit dat men Kuyper een huichelaar had genoemd. Was hij niet de vader van het grote huisgezin: de staat? Vertegenwoordigde hij niet de wettige overheid? Gorter gaf vlammend repliek: "De eene klasse onderdrukt de andere, de regeering is de vijand der arbeiders, zij is niet wettig, want zij is niet door hen gekozen. 700.000 hunner toch hebben het stemrecht niet. Daarom ook heeft men niet den minsten eerbied voor deze overheid, maar de grootste minachting (applaus)".

Een gebroken front

Er mochten dan krachtige arbeidersorganisaties bestaan, van een gesloten front was allerminst sprake. Van belang voor het verloop van het conflict was de houding van de christelijke organisaties. Op 5 maart kwam het in de Buitensociëteit te Zwolle tot een "monstermeeting", uitgeschreven door het landelijk Comité van Verdediging, de Protestants Christelijke Vereniging van Spoor- en Tramwegpersoneel en de afdelingen van Patrimonium en de Christelijk Nationale Werkmansbond. Als spreker had men ds. A.S. Talma uitgenodigd, lid van de Tweede Kamer voor de Antirevolutionaire Partij. De zaal was stampvol. Het werd al snel duidelijk dat onder de 1500 aanwezigen ook veel socialisten waren. Namens het Landelijk Comité van Verdediging sprak de Amsterdammer Douwes. Douwes hield het gehoor voor dat  "de arbeiders zullen hebben te kiezen tusschen het eerbiedigen van het gezag Gods, belichaamd in onze Koningin, of wel het gezag, bestaande in een complot van anarchisten en socialisten (applaus en gefluit)". Het werd een rumoerige bijeenkomst. De Zwolse onderwijzer H.J. v.d. Vegt, alias "Tak van Zwartewater" , vroeg het woord en protesteerde tegen de wijze waarop de vergadering was geopend: "Hoe kan men over een vergadering, die onderkruipers moet kweeken, God's zegen afsmeeken? (een stem: 'Daar heb jij niets over te zeggen!'). Toen ds. Talma stelde dat er eind januari vooral was gestaakt voor betere lonen ontstond er tumult in de zaal, "Men hield vol hier in Zwolle wel uit solidariteitsgevoel te hebben gehandeld". De voorzitter dreigde de levenmakers met uitzetting. Maar echt rustig werd het niet meer en de bijeenkomst werd voortijdig afgebroken. Bij het uitgaan werd door een deel van de aanwezigen het socialistenlied gezongen. Een soortgelijke bijeenkomst in Kampen op 7 maart liet dezelfde taferelen zien.

Staking

Nog voordat de stakingswetten werden aangenomen, kwam het begin april tot een landelijke staking onder het spoorwegpersoneel. Op 6 april verspreidde zich in Zwolle het gerucht dat ook hier werd gestaakt. "Het gefluit der locomotieven verkondigde echter het tegendeel", zo berichtte de Zwolse Courant. Dat mocht dan juist zijn voor het personenvervoer, het goederenverkeer werd wel degelijk ernstig gehinderd.

Op 7 april meldde de krant dat van de 250 man stationspersoneel 80 het werk had neergelegd en dat enkelen van hen reeds waren geschorst. Bij de centrale werkplaats staakte rond de 90 man. Het merendeel van de werknemers bleef gewoon werken. Tijdens een vergadering van het stakende personeel op 6 april in café Centraal noemde mr. M. Mendeis, redacteur buitenland bij de Zwolse Courant en propagandist voor de S.D.A.P., het vreemd "dat door de couranten geen berichten omtrent den toestand waren openbaar gemaakt, terwijl men met de Dreijfus-zaak en de Boerenoorlog, zooveel bulletins verspreidde". Mendels vermoedde dat de berichten voor de stakers wel heel gunstig moesten zijn, "anders zou er wel het noodige gepubliceerd zijn". De aanwezige vrouwen werden aangespoord hun mannen te steunen, "want de strijd gaat thans om het gezin". Lof viel hun ten deel want zij waren "zooals de vrouwen die in den tachtigjarigen oorlog op de wallen stonden".

Op 7 april werd de wachtkamer derde klasse voor het publiek gesloten en door militairen in gebruik genomen. De Zwolse Courant schreef: "Gister avond begaven zij zich met beddezak en dekens daarheen; het was een comisch-tragischen optocht. De wacht lag in de vestibule op beddezakken en kapotjas. 'Zouden de heeren van de directie nu ook in de wachtkamers liggen' vroeg een staker, spottend. 'Neen', zei een niet-staker, 'maar hun zonen wel"'.

Hoewel landelijk het goederenvervoer werd ontregeld was het al snel duidelijk dat de staking een verre van algemeen karakter had. Toen op 11 april de gehate stakingswetten door een meerderheid van de Tweede Kamer werden aangenomen, moesten de stakingsleiders het fiasco erkennen. Van de bijna 900 werknemers in Zwolle hadden er zo'n 175 gestaakt. De meesten van hen werden ontslagen. Voor deze mensen betekende dat bittere armoede. Op 12 april werd in het lokaal Centraal nog één maal vergaderd, "teneinde een comité van steun te benoemen ten behoeve van hen die gestaakt hebben en nu buiten werk zijn". Dit comité zou dagelijks zitting houden in het "geheelonthouders-lokaal" van Van Eelen. De staking was voorbij, maar velen zouden de gevolgen nog lang voelen.

*Dit artikel is eerder gepubliceerd in het huisorgaan van de IJsselacademie, dertiende jaargang, nummer 2, juni 1990

Auteur:Harry Stalknecht
Trefwoorden:Spoorwegstaking, IJzeren Eeuw Overijssel, Opstand Overijssel, Onruststokers Overijssel
Personen:Herman Gorter, w.p.g. helsdingen, j.l. vleming, pieter jelles troelstra, domela nieuwenhuis, ds. a.s. talma, douwes, h.j. van der vegt, tak van zwartewater, mr. m. mendeis, abraham kuyper
Periode:1903
Locatie:Zwolle
Thema's:Opstand in Overijssel, Onruststokers in Overijssel, De industriële revolutie in Overijssel

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.