image/svg+xml

Onder kanonvuur in het bos. Twee Almelose jongens vochten op de Grebbeberg

Verhaal

Onder kanonvuur in het bos. Twee Almelose jongens vochten op de Grebbeberg

Plaatje bij verhaal: henk_geerling_re._in_uniform_november_1939.jpg

Als kleinzoon was ik altijd nieuwsgierig naar het oorlogsverleden van mijn opa, Henk Geerling. Opa Geerling is echter al lang geleden overleden. Dat zijn oude strijdmakker Harm Mulder aanbood zich door mij te laten interviewen, was een kans om deze geschiedenis vast te leggen. Harm werd geboren in 1920 in Wormerveer. In 1937 verhuisde hij met zijn ouders naar Almelo. Zijn dienstplicht begon in 1939. Harms kameraad Henk werd ook geboren in 1920. Ze woonden beiden aan de Vrielinkslaan. Henk had verkering met Marie Blankestijn, mijn oma. Onlangs is Harm Mulder overleden. Hij was een van de laatste Grebbebergveteranen. Hieronder volgt het eerste deel van zijn relaas.

'Chauffeur-zijn zat in Henks bloed. "Henk krijgt geen melk maar benzine", zeiden we altijd! Hij was nauwelijks 18 toen hij al zijn rijbewijs had. Hij zat altijd wel ergens achter het stuur. Zelf had ik geen rijbewijs. Ik ben wel een keer met Henk mee geweest om met een vrachtwagentje een hoeveelheid grond op te halen. Bij het terugrijden zei hij: "Hier, neem jij het stuur over, dan ga ik de lading checken". Dus hield ik het stuur zo lang vast en klom Henk over de open laadbak en checkte of alles goed vastzat met de riemen. Toen klom hij weer terug. Ik vond het doodeng! Levensgevaarlijk!

Samen het leger in

In juli/augustus 1939 werd ik als dienstplichtige opgeroepen, dus in eerste instantie niet als oorlogssoldaat. Henk en ik waren allebei 18 jaar oud en we werden gekeurd in Deventer. Onze dienstplicht begon in Hoorn. Daar gingen we met de trein naar toe. We meldden ons samen bij de indelingsofficier. Henk werd ingeschreven bij de mitraillisten, ik bij het Pantser Afweer Geschut (PAG). Dat zinde Henk niet. Hij zei dat we direct terug naar die indelingsofficier moesten. We vertelden hem dat we vrienden waren. Daar is hij op ingegaan en toen werden we ingedeeld bij hetzelfde legeronderdeel, de PAG. Dat was een elite-eenheid in die tijd. We kwamen bij elkaar op de kamer te liggen, samen met nog zo’n 22 tot 24 militairen. De eerste periode zaten we daar zes weken vast, daarna mochten we om de veertien dagen op verlof. We waren gelegerd in een kleuterschool aan de Grote Noord. 

Bij de PAG droegen we beenkappen, in plaats van putties (windsels), tot ergernis van de mitraillisten, die ook in Hoorn bij ons in de kleuterschool zaten. In die kleuterschool waren lage potjes (WC’s) en als je daar op zat, kon je naast je een hele rij anderen op de pot zien zitten. We kregen een filmvoorstelling te zien in een bioscoop daar, met de Alexanders Ragtime Band, dat was de eerste film die ik ooit zag. We gingen in Hoorn ook naar de kerk. Na de dienst vingen kerkleden ons op. Dan mochten we bij de mensen thuis koffie drinken. Ze wilden wat doen voor de militairen, omdat we daar gelegerd waren. Misschien werd dat wel door de kerk geregeld, dat weet ik niet. 

Er volgde een strenge winter en we moesten helpen sneeuw ruimen, bij het spoor. Dan reed er een locomotief van Hoorn naar Purmerend. Daarachter hingen goederenwagons waar wij in zaten. Om de zoveel meter stopte die "loc" en dan moesten wij eruit om sneeuw te ruimen. Als het klaar was, reed de "loc" een stukje terug. Om vervolgens weer vol op een stuk sneeuw in te rijden, zo ver mogelijk. En dan moesten we opnieuw sneeuw ruimen.

Schietoefeningen

Vóór 1940 hebben we al schietoefeningen gehad. De eerste oefening was in een park. Ik was stukscommandant op de PAG. Die PAG was een trekker, een pickup eigenlijk, met zes zitplaatsen en een kist munitie achterop. Achter de trekker hing een pantserafweerkanon. De luitenant, die zich achter mij bevond, gaf instructies over de snelheid en richting waarin de vijand reed. Ik moest als geschutsrichter dan geknield richten en de kijker (met horizontale en verticale lijnen) goed instellen. Als ik klaar was, gaf ik het commando "vuur", waarop de rest van de bemanning de granaat afschoot. De schutter zat voor, rechts naast de loop. Hij was degene die de granaat in de vuurmond moest doen. Ik zat daar naast, links naast de loop. De twee mensen die de granaten aangaven zaten achter ons. Het was een open constructie, een laag ding, niet zo groot. Onze munitie bestond uit 4.7 cm granaten, met vertraagde werking. Die sloegen in, en daarna ontploften ze in het binnenste van het pantser.

Henk was uiteraard chauffeur van de PAG, maar op een andere wagen dan ik. Hij reed op de trekker en zorgde dat de PAG op de juiste plek kwam. Henk en ik waren gelijk in rang, allebei gewoon soldaat. Ik was korporaal eindrang, dus bij het afzwaaien werd je dan korporaal. Henk werd trouwens "Knarre" genoemd in het leger, omdat hij een beetje narrig was, chagrijnig.

We oefenden in Hoorn ook met het kanon: in hoeveel seconden je kon stoppen, afkoppelen en klaar zijn. Dat was eerst ruim een minuut. Op een gegeven moment konden we het in slechts 24 seconden! We reden met de PAG op willekeurige plekken. In het bos, door de berm, dwars over wegen, fietspaden en we moesten 'm dan zo snel mogelijk in stelling brengen op elke plek. Bij de eerste oefeningen hebben we ook nachtdienst gedaan, wachtlopen: twee uur op en twee uur af. We moesten op wacht staan bij de Krententuin, dat was een gevangenis. Of bij een munitiedepot bijvoorbeeld. We bleven in Hoorn tot een week voor Pasen 1940.

Onder de wapenen geroepen

Na de Duitse inval in Polen op 1 september 1939 begon de oorlog en eind augustus was al de algehele mobilisatie afgekondigd in Nederland. We waren eerst ingedeeld bij 19RI (Regiment Infanterie). Toen we in mei 1940 naar de veldtroepen gingen, werd er een compagnie gevormd van de pelotons 8RI, 11RI en 19RI. Die compagnie was onderdeel van Bataljon IV. Drie pelotons vormden samen één compagnie. En de compagnies samen vormden een bataljon. We hadden een compagnie met drie trekkers, met achter elke trekker een pantserafweerkanon.

We werden ingekwartierd bij Amerongen, en hadden stellingen achter het Ouwehands Dierenpark in Rhenen. Op 10 mei, de vrijdag voor Pinksteren, begon de oorlog in Nederland. Er waren jongens die slechts drie maanden oefeningen hadden gehad, die konden niet worden ingezet als geoefend militair. Wij hadden echter wel genoeg ervaring, want we waren goed geoefend. We hadden immers schietoefeningen gehad op de Harskamp, en konden het PAG-kanon in stelling brengen.

Slag op de Grebbeberg

Op die 10e mei was onze eenheid nog niet in actie gekomen. We sliepen in Amerongen op de zolder van een kleine garage. We hadden strobalen "georganiseerd", zoals dat heette. Aangeschaft door de legerleiding. En we moesten de zakken zelf vullen. Een dag later gingen we van Amerongen naar een verlaten steenfabriek bij Elst. Daar hebben we één nacht geslapen. Op Pinksterzondag 12 mei hebben ze ons naar de Grebbeberg bij Rhenen gebracht. We hadden daar een kanon minder tot onze beschikking. Die eenheid moest zich namelijk melden bij de ingang van Ouwehands Dierenpark, om de Duitsers die van Wageningen de Grebbeberg opkwamen op te vangen. Het kanon werd geplaatst, maar het kwam gelijk al onder vuur te liggen. Vanuit Wageningen schoten de Duitsers op de bossen. Het was een voltreffer! Een kamergenoot van me, Herman Winkelman, is toen gesneuveld. Hij was een slagerszoon uit Dedemsvaart. 

In de voorste rand van de Grebbeberg, in de boomgaarden, zaten onze mitraillisten die de Duitsers opvingen. Er zijn daarom heel wat Duitsers gesneuveld voor de Grebbeberg. In de voorste bomenrand waren gaten uitgegraven voor kanonnen. Wij hadden de opdracht onze kanonnen in die stellingen te plaatsen. Onze officier ging die bekijken. Hij zag dat er voltreffers in die gaten waren gevallen. Hij zei: "Daar gaan we niet meer heen". We zijn daarom gebleven in het bosperceel. Daar werden we beschoten door mitrailleurvuur. Een patrouille heeft gekeken waar dat vuur vandaan kwam. Dat werd al snel gelokaliseerd. Toen hebben we het kanon in stelling gebracht. Eén schot, en het mitrailleursnest was vernietigd! Er is nog een patrouille heen geweest om het resultaat te bekijken. Het mitrailleurnest was niet meer bemand. Daarna hebben we het kanon niet meer gebruikt, want we hadden geen doel meer om op te schieten. We moesten immers tanks en pantservoertuigen opvangen en in het bos hadden we geen schootsveld en geen doel.

Persoonlijk heb ik geen schot gelost. Als chauffeur droeg Henk een pistool, net als ik, want ik was stukscommandant. Henk heeft naar mijn idee zelf ook geen Duitsers gedood. We hebben er geen gelegenheid voor gehad, want we hebben geen Duitsers gezien. We hebben onder Duits mitrailleurvuur gelegen, dat wel. De Nederlandse mitraillisten hebben wel duizenden kogels afgeschoten, maar er waren maar weinigen die zagen dat ze mensen neer maaiden. Alleen de voorste linies.

Gillende granaten

We lagen daarna lange tijd onder kanonvuur in het bos. Dat kwam ook vanuit Wageningen. Het waren angstige momenten toen we daar in die bossen lagen. Je probeerde ieder moment weg te kruipen. Als er een granaat aankwam, dan hoorde je dat aan het gillende geluid. Ik heb wel meegemaakt dat mensen lagen te bidden. "Oh, moeder! Oh God, help me toch! " Ik heb er gelukkig geen trauma aan overgehouden. Het was proberen te overleven. Dat zit er wel in, dat is ingebakken.

Tijdens de slag waren we soms stom, naïef en onervaren. Een van de PAG’s stond namelijk over een greppel, met de wielen aan beide zijden. Bij kanonvuur ging een aantal jongens van onze groep onderin die greppel liggen, onder de PAG. De officier vroeg: "Hebben jullie een brief bij je? Voor je ouders?" Die jongens vroegen: "Waarom dan?" Die officier zei: "Als er een voltreffer op die munitiekist komt, dan ben je dood!"

We zijn daarna het bos uit gegaan richting woningen aan een weg langs een spoorlijn. Daar was verder niemand. Het dorp Rhenen was namelijk geëvacueerd, vrijdags waarschijnlijk al. We hebben daar in de nacht van zondag op maandag wat geslapen, buiten achter die woningen. ‘s Morgens werden we gewekt door mitrailleurvuur. Waarschijnlijk waren dat Duitse parachutisten, die bij die bossen waren gedropt.

Terugtrekken over het viaduct

Maandagmorgen kregen we opdracht in de richting van een viaduct te gaan. Een deel van onze groep ging de andere kant op. Die zijn achter een sergeant aan door een mijnenveld gelopen. Ze zijn er allemaal levend door gekomen. ’s Morgens, toen het nog niet zo lang licht was, moesten wij ons verdekt opstellen. Aan de ene kant van het viaduct lagen de Duitsers en aan de andere kant de Nederlanders. We kregen een seintje dat onze mitraillisten zouden stoppen met vuren. We moesten dan proberen zigzaggend over het viaduct te ontkomen. Ik was bij de eersten en ik heb slalommend weg zien te komen. Henk is daar achter gebleven, aan de Duitse kant. Ik heb niemand zien vallen en ik heb ook niet gehoord dat daar mannen zijn gesneuveld. Volgens mij vielen er daar geen doden. 

Wij lagen, kort nadat we waren teruggetrokken, aan de andere kant van het viaduct achter een woning. Toen zagen we twee Nederlandse gevechtsvliegtuigen. We hebben niet gezien wat ze gedaan hebben. Maar alleen hun komst al gaf moed, daar leefde je van op! Later hoorde je dat de Nederlandse luchtartillerie meer dan 180 Duitse vliegtuigen had neergehaald. Op de eerste dag al! Dat is heel veel. Toch ging Nederland uiteindelijk op de knieën, omdat de Duitsers Rotterdam hadden gebombardeerd.

We werden opgevangen door andere militairen en we konden rusten in een huis. Langs de achterkant van enkele woningen liepen we richting Amerongen, naar de Conerakerk. Dat was de dorpskerk, aan de buitenkant van Rhenen. Van de kerk gingen we naar de Rijn, waar weilanden lagen. Onze pelotonscommandant was een beroepssergeant en tevens scherpschutter lichte mitrailleur. We vonden in Rhenen zo'n lichte mitrailleur en een munitietrommel. Dat wapen hebben we meegenomen richting de weilanden. Daar was een weggetje, met zicht op de spoorbrug. De sergeant heeft nog geschoten richting de spoorbrug, maar ik weet niet of dat resultaat heeft opgeleverd. 

Toen kregen we het commando een fiets te vinden. We hebben die fietsen ook "georganiseerd". Gejat dus, net als de Duitsers later. We waren met zo’n twintig man. We moesten ons verzamelen en Rhenen verlaten, in de richting van Amerongen. Vlak voor Amerongen was er een bocht waar ik Tiem zag, de oudste broer van Henk. Hij vroeg: "Woar is oons Hennie?" "Weet ik niet," zei ik. Er was toen geen tijd om ongerust te zijn. Je was op dat moment bezig jezelf redden. Uiteindelijk zijn we in Utrecht terechtgekomen. Toen we stopten zorgden de bewoners dat we koffie kregen. We kregen daarna het commando dat we ons moesten terugtrekken tot achter de Hollandse waterlinie. Daarom gingen we naar IJsselstein. Dat was woensdag 15 mei, die dag was ook de capitulatie. We moesten toen de sergeant zijn pistool afnemen, want hij stond op het punt zelfmoord te plegen. We beschermden hem tegen zichzelf. Vervolgens zijn we afgezwaaid op 25 mei. Het was goedkoper om ons naar huis te sturen. 

Henk wordt krijgsgevangene

Na die actie bij het viaduct was Henk bij de meubelfabriek krijgsgevangen gemaakt. Dat was de morgen van Tweede Pinksterdag, 13 mei. Zijn broer Tiem was ook krijgsgevangene. Ze vonden elkaar later terug, in het kamp. Tiem stond bij de ingang toen Henk binnenkwam, of andersom, dat weet ik niet zeker. Ze zijn daarna bij elkaar gebleven. Bij mijn terugkomst in Almelo vond Henks moeder dat ik niet goed op Henk gepast had. Daar had ik het heel moeilijk mee. Hun krijgsgevangenenkamp was in Duitsland, niet ver over de grens. Ze waren gedwongen lopend en later per trein vanuit Rhenen naar Duitsland gegaan. Marie, de verkering van Henk, fietste verschillende keren naar Deventer, want zo nu en dan waren er geruchten dat ze terug zouden komen. Uiteindelijk kwamen de krijgsgevangenen terug op zondag 9 juni, onder wie Henk en Tiem. Ze moesten eerst naar het badhuis, want de hele groep moest ontluisd worden. De terugkomst op 9 juni kwam onverwachts. Ik ben toen Almelo ingegaan, maar ik zag ze maar even. Over zijn gevangenschap vertelde Henk later weinig.'

*Terug op de Grebbeberg

Harm Mulder: 'Ik ben in mei 2014 samen met mijn familie nog terug geweest op de Grebbeberg. We zijn toen onder meer naar het ereveld op de Grebbeberg gegaan, waar we Hermans gedenkzuil vonden. Hij is voor zover ik weet als enige van onze compagnie gesneuveld. Tijdens het bezoek zagen we een deel van de Grebbelinie met de loopgraven, waarin geschutsopstellingen waren uitgegraven voor mitrailleurs en helemaal rechts een ruimere plaats, waar een PAG-kanon kon staan. De PAG was dus een aparte compagnie, maar voordien had ik nooit geweten dat in zo’n loopgraaf ook voor PAG-geschut een plaats was. 

*Klik hier voor het vervolg op dit artikel. 

Bronnen

•    Aantekeningen Harm Mulder.
•    E-mail van Ad aan Wouter Geerling.
•    E-mails van Harm Mulder aan Ad en Wouter Geerling.
•    http://www.grebbeberg.nl/index.php?page=boehler-4-7-cm-pag
•    http://www.oudvriezenveen.nl/dorpsgeschiedenis/bankoverval/derksmoesmeerdanbreinachterbankroof
•    http://www.tweedewereldoorlog.nl/100voorwerpen/voorwerp/doodstraf-tijdens-april-meistakingen/
•    https://oorlogsgravenstichting.nl/
•    https://www.omroepgelderland.nl/nieuws/2311696/Grebbebergveteraan-Harm-Mulder-overleden
•    Telefoongesprek tussen Ad en Wouter Geerling.
•    Verslag van interview met Harm Mulder, bij hem thuis, op 29 maart 2014.

Foto's

•    Privécollectie Hilda Sjoers - Geerling.
•    Privécollectie Marie Geerling-Blankestijn.
•    Collectie Stichting De Greb.

Auteur:Wouter Geerling
Trefwoorden:Tweede Wereldoorlog, Meidagen, Grebbeberg
Personen:Harm Mulder, Henk Geerling
Periode:1940-1945
Thema's:Honderd jaar geleden in de Zwolsche Courant, Duitse bezetting

Reacties

Een prachtig artikel, Wouter, chapeau. Je Vader
Algemeen door anoniem op 04 May 2018 om 10:34:28

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.