image/svg+xml

Frisgroen gerand zonder samenhang. De markenkaarten

Verhaal

Frisgroen gerand zonder samenhang. De markenkaarten

Plaatje bij verhaal: nl-zlhco_0157.1_1406.jpg

In onze depots liggen ook Markenkaarten opgeborgen. Marken waren instellingen, met leden (markegenoten) die samen heidevelden, bossen en akkers (markegronden) beheerden of in eigendom hadden. Lid zijn van een marke had vele voordelen, waaronder het graasrecht voor vee of het gebruik van bos voor hakhout.

De eerste vermelding van een Overijsselse marke dateert uit 1207. Het verleden gaat ver terug, maar is wat onsamenhangend; er is niet veel over bekend. In de veertiende eeuw zijn er vermeldingen over marken langs de Overijsselse rivieren. In de daarop volgende eeuwen worden steeds meer marken opgericht. In de achttiende eeuw lijkt heel Overijssel vol met marken.

Een marke is groter dan een buurschap, maar het is geen kerspel, dat immers verbonden is aan een kerk of parochie. Een marke is meer. De leden bestonden uit bezitters (erfgenoten of goedsheren) en kotters (zij die niets bezaten). Of je nou iets of niets bezat, alle markegenoten hadden rechten én plichten, die per marke verschilden. Iedere marke had een eigen grondwet, om het zo maar te zeggen, die in markeboeken werd vastgesteld door de goedsheren. Het is allemaal na te lezen in de inleiding bij het toegangsnummer 0157 bij het zoeken in de collecties.

Achterhaald
In de achttiende eeuw vond men de marken achterhaald. In 1782 lieten de Provinciale Staten door een speciaal daarvoor in het leven geroepen commissie een rapport opstellen voor het ontbinden van de Overijsselse marken. Geleidelijk aan ging men over op de verdeling van de gemeenschappelijke gronden en het ontbinden van de markerechten. Na de hervormingen van de grondbelasting in 1807 had de Nederlandse Staat belang bij een snelle opheffing van de marken. Daarnaast wilde de overheid de ontginning van de woeste gronden bevorderen. Halverwege de negentiende eeuw waren er nog steeds marken die maar geen aanstalten wilden maken om te privatiseren. De procedures waren ingewikkeld, kostten veel moeite en geld. Pas in 1895 en 1903 zijn de laatste marken (die van Assendorp, Honesch, Voorst en Westenholte) opgedoekt. Sommigen leven voort in (gezelligheids)verenigingen. Hier en daar is nog een klein snippertje land dat in gemeenschappelijk bezit is.

Bij al deze werkprocessen zijn in het verleden kaarten gemaakt. Hoe lagen de gemeenschappelijke gronden van de verschillende marken ten opzichte van elkaar? Waar liepen de markegrenzen? Als bijvoorbeeld een goedsheer een stuk land wilde verkopen wilde men kunnen zien waar het lag. Dat moest uiteraard duidelijk in kaart worden gebracht. Toen men eeuwen later overging tot het opheffen van de marken, wilde men weten welke gronden er te verdelen waren. Ook dat werd op de kaart gezet.

Wit en groen
Eén markekaart springt direct in het oog. Spookachtig wit en het exemplaar lijkt wel ingekleurd met schoolkrijt. Dat kan natuurlijk niet, dat zou er met het vervliegen van de eeuwen allang vanaf zijn gesleten. De randen lijken wel omzoomd met heldergroen crêpepapier, maar dat zou de tand des tijd ook niet doorstaan. De kaart is op linnen geplakt. Sober en toch kleurrijk. Caarte van het Vriesenveense Sallandse Bentheimse en der drieschichtige marken staat er rechtsboven. Met de drieschichtige marken werden Geesteren, Mander en Vasse aangeduid. Althans door mij ogenschijnlijk bevonden - zo gaat de titel in de ronde cartouche verder. Was getekend G. Kloppenborg, landmeter […] Bentheim. Door mij onderschreven gecopieert Hendrik Hesselink. Geadmitteerd landmeter der staten van Overijssel in Deventer. De kaart dateert uit 1757 en is een kopie van een nog ouder exemplaar (door Kloppenburg).

Even voor de oriëntatie: het noorden is rechts.Veel details, zonder een duidelijke samenhang, zo lijkt het op dit witte groenomrande vlak. Vriezenveen, Tubbergen, Geesteren en het (vervallen) klooster Sibculo staan erop. Er is nog veel meer te zien: een Swarte Plas, het Bruine bos en verderop, linksboven het Groene land.Links in het midden is in een beekje een watermolen ingetekend, Geesteren moole. Geen hooibergen, maar turfmijten, en de Munteberg doemt op in de verte. De heer van Almelo, zo staat linksboven, iets naast de windroos vermeld, heeft een stuk land gekocht (gekoft staat er) van de drieschichtigen. Iets naar beneden staat een heuse laakpaal nabij het Holtenhuyscamp. Laakpalen waren wijdverbreid in Twente en Salland; het was een van de manieren om een markegrens aan te duiden.

Details en relaties
Deze kaart gaat echter over heel veel verschillende zaken en laat ons - hoe slordig ook - relaties zien tussen diverse partijen, zoals de Heer van Almelo en de Drieschichtige marken, maar ook hoe de drieschichtigen zich onderling verhielden. Waar lagen de grenzen? Waar lagen de gemeenschappelijke gronden ten opzichte van de omliggende plaatsen? Het staat er uitgebreid op. Bij welk archiefstuk de kaart hoorde vertelt de historie vooralsnog niet. Dat blijft nog wat onsamenhangend tasten in deze schimmige markegeschiedenis.

- Ester Smit, team Collecties

Auteur:Ester Smit, team Collecties
Trefwoorden:Kaarten, Collectie, Historisch Centrum Overijssel, Overijssel ontgonnen
Personen:Ester Smit
Periode:1207-1757
Locatie:Overijssel
Thema's:Overijssel ontgonnen

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.