image/svg+xml

Een uniek paspoort uit 1811

Verhaal

Een uniek paspoort uit 1811

Plaatje bij verhaal: fd023169-02_anspach_johannes_portret.jpg

Ook in het verleden diende men zich te kunnen identificeren. Zo verleenden bijvoorbeeld in de 17de en 18de eeuw de Staten paspoorten aan rondreizende burgers. In de collectie van het Historisch Centrum Overijssel bevindt zich een uniek paspoort voor de portretschilder Johannes Anspach, in februari 1811 verleend door de stad Rotterdam. Wat deed hij in 1811 in Zwolle en wie portretteerde hij?

Het paspoort van Johannes Anspach

Zeer opmerkelijk is dat het paspoort voorzien is van een zelfportret van de schilder ‘en profil’ in pen in bruine inkt. De letterlijke tekst van het paspoort luidt: “De Maire der stad Rotterdam verklaard bij deze, op het getuigenis van bij denzelve bekende Ingezetenen dezer stad, dat indien Joh[anne]s Anspach (in het hiernevenstaande declaratoir vermeld) welke zich thans te Harderwijk bevind, binnen deze stad Rotterdam zich in persoon sisteerde tot opgave van zijn signalement en de ondertekening vandien, de Maire voorn[oemd] geen zwarigheid zoude maken, om aan hem, op zijn verzoek, het noodige bewijs tot verkrijging van een Paspoort te doen uitgeven. In kennis der waarheid is het zegel dezer stad hierop gedrukt en deze door den Maire geteekent den 27 van Sprokkelmaand 1811 A: van der Heim”.

Op bijgevoegde brief met zegel, aan de achterzijde geadresseerd, staat te lezen: “Mijn Heer / Den Heer Joh. Jacob Anspach / Woonende op de Booter-Sloot / Nr 448 te / Rotterdam franco Amsterdam” [de volgende drie regels in het handschrift Johannes Anspach, doorgestreept] “dass ich bin dein dich liebenter bruder / Joh anspach / alles in aller Eyle”

“Wij ondergen[oemden] Christiaan Bernard Duffeke en Johannes Jurrien van Fliegener wonende te Rotterdam verklaren dat wij zeer wel kennen de heer Joh[anne]s Anspach portraitschilder van beroep, en ook deszelfs schrift en naamteekening; en dat wij uit herinnering van hetzelve in vergelijking met het bovenstaande en t ommestaande adres ons ter goeden trouwe overtuigd houden dat de naamteekening hierboven in de tweede regel staande, door niemand anders dan door hem zelve is geschreven. / In getuigenis der waardheid is deze bij ons onderteekent te Rotterdam den 26 van sprokkelm[aand] 1811 / C.B. Duffeke / J.J. van Fliegener”

Tot slot staat er in het handschrift van Joh. Jacob Anspach: “De alom bekente Portraiteur Joh. Anspach heeft zich zelfs dus beschreven:
“Ik ben klein van stature et wat gezet, rond van wezen, blaauw van Oogen, / de Neus wat gebogen, ben bruin van hairen en omtrent 60 Jaaren oud.””

Johannes Anspach

Wie was deze destijds alom bekende portrettist en wie liet zich in Zwolle en omgeving door hem portretteren? Johannes Anspach, zoon van Johan Willem Anspach en Philippina Christina Schweikartin, werd geboren te Nieder Ingelheim (Duitsland) in 1751 en overleed ter Rotterdam op 25 januari 1823.

Hoewel hij Duitser van geboorte is, wordt hij gerekend tot de Nederlandse schilderschool. Vanaf 1791 was hij werkzaam in Nederland. In december 1792 kwam hij naar Rotterdam, waar hij zich op 8 januari 1793 liet opnemen in het schildergilde. Hij was ongehuwd en woonde bij zijn broer Philip Adam Anspach. Een andere broer was Joh. Jacob Anspach. Deze woonde op de Botersloot 448 te Rotterdam en hij vertaalde Johannes’ bechrijving van zichzelf, behorend bij het hierboven geciteerde paspoort in het Nederlands.

Johannes Anspach vervaardigde, ook op reizen door het land, zeer veel portretten in crayon en pastel. In zijn tijd was hij een zeer gezien portretschilder. In het omvangrijke portret-iconographisch apparaat van het Iconographisch Bureau te Den Haag zijn meer dan 400 portretten van Anspach gedocumenteerd. Op een paar na zijn het alle borststukken ‘en profil’, in een ovaal met afmetingen van circa 10 x 14 cm. De houten (of hout met koper belegde) lijstjes waarin de pastels gestoken zijn, hebben veelal een dubbele rand met een parelrand aan de binnenste zijde, de vorm van de buitenste rand varieert.

Door middel van advertenties in de plaatselijke kranten maakte Anspach bekend dat hij tijdelijk in een stad aanwezig was en dat men zich bij hem kon laten portretteren. Uit de advertenties blijkt dat hij kriskras door het land reisde. Anspach tekende niet alleen portretten, maar verwerkte ook mensenhaar en onder meer ‘hairpaerlen of coralen, tot hals- en oorcieraadjes’. In de advertenties noemt hij zich steeds ‘pourtraiteur’.

Christiaan Kramm, schrijver van een lexicon van Nederlandse en Vlaamse kunstenaars, heeft Johannes Anspach in 1811 aan het werk gezien. Hij schrijft over hem: “In veele aanzienlijke huizen vindt men soms een aantal van zijn werken, welke men dan ook voor zijne beste mag houden, als hem ruimer beloond geweest zijnde, dan door de burgerklasse, voor wie hij zich óók diensbereidvaardig betoonde. Ik herinner mij zeer goed, dat ik als jongeling, te Utrecht veel naar zijn kunstarbeid kwam zien; dit was in 1811, en dat ik in hem een vriendelijken, hupschen, vluggen en eenvoudigen kunstenaar aantrof, van wien ik eenige jaren later niets meer heb vernomen.” (2)

Bezoeken aan Zwolle

Ook in de Zwolsche Courant kan men advertenties van Johannes Anspach aantreffen. In 1811, het jaar waarin Anspachs paspoort werd verleend,  liet Anspach in de Courant van het Departement der monden van den Yssel, zoals de Zwolsche Courant tijdens het bewind van Napoleon tijdelijk heette, van 30 augustus 1811 en 3 september 1811 weten: “Aan Vrienden en Begunstigers der edele Pourtraiteerkonst in deze Stad Zwolle en elders wordt bekend gemaakt, dat de in deze konst zoo vergevorderde Pourtraitteur JOH. ANSPACH, waarvan hij reeds in het jaar 1801 alhier bewijzen er van heeft afgelegt, is aangekomen, en is te spreeken of te ontbieden ten huizen van W.WERNER, Mr. Timmerman in de Goudsteeg. Het meest in gebruik zijnde Pourtrait, een Profil, is, met een schoone Lyst en Glas, ƒ 7-:-:, zonder Lyst, ƒ 5-:-:. Het meerdere kan bij hem gezien of vernomen worden, van al de geene die er maar eenig belang in zullen stellen. Het door de meerderheid niet gelykend bevonden Pourtrait blyft voor rekening van de Konstenaar”.    

Uit de advertenties blijkt dat Anspach in 1801 ook al in Zwolle verbleef. Inderdaad is op 31 oktober 1801 in de Zwolsche Courant een wervende advertentie van Anspach te vinden. Twee weken later liet op 15 november 1801 de bekende Zwolse dichter Rhijnvis Feith (1753-1824) zich door Anspach portretteren. Zijn echtgenote Ockje Groeneveld (1748-1813) werd drie dagen later door Anspach getekend. In de loop van de tijd hebben de portretjes nogal geleden. Het kwetsbare pastel is vervaagd waardoor de geportretteerden nogal diffuus overkomen. Waarschijnlijk eveneens in november 1801 tekende Anspach één van de dochters van Rhijnvis Feith, Henriette Engelina (1777-1851) en haar echtgenoot Onno Zwier van Sandick (1759-1822). Begin 1802 maakte Anspach een pastel van Lindor, het hondje van Rhijnvis Feith.

In de loop van1802 was Anspach te vinden in Deventer en Kampen. In Kampen portretteerde hij Nicolaas Samuel Rambonnet (geb. Kampen 1781-overl. 1870 Huis Vogelenzang, Hattemerbroek) als luitenant der Bataafse ruiters.  In juni, juli en augustus 1802 portretteerde hij leden van de familie Van Ittersum. Tot slot lieten ook leden van de familie Bentinck zich in de periode 1802-1820 door Anspach portretteren. (3)

Bronnen

  1. Historisch Centrum Overijssel, Oude Stadsarchief Zwolle, inventarisnummer AAZ01, 5353.
  2. C. Kramm, De Levens en Werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters van den vroegste tijd tot op onzen, dl. 1 (Amsterdam 1857), 19-20.
  3. Dit artikel is een verkorte bewerking van Jeanine Otten, ‘Een welgelijkend Portrait voor ƒ5.-.-‘ Johannes Anspach (1751-1823) in 1801 en 1811 in Zwolle, Zwols Historisch Tijdschrift 17 (2000) 2, p. 52-59.

Auteur:Jeanine Otten
Trefwoorden:Portret, Anspach, Overijssel verbeeld
Periode:1811
Locatie:Buiten Overijssel
Thema's:Overijssel verbeeld

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.