image/svg+xml

De verovering en kerstening van Overijssel, 695-1527

Verhaal

De verovering en kerstening van Overijssel, 695-1527

Plaatje bij verhaal: 8948b65f79ed4699b1b0d78c1c3435fb.jpg

De geschiedenis van Overijssel begint met Sint Willibrord. Nadat Willibrord in 695 door paus Sergius tot aartsbisschop der Friezen werd benoemd, met zetel te Utrecht, bleek later dat zijn bisdom bestond uit de tot 734 door de Franken veroverde delen van het koninkrijk Friesland en de vanuit Utrecht gekerstende gebieden der Saksen. Daarbij hoorde ook het latere Overijssel. Ten tijde van Willibrord stond Overijssel nog niet voor het Christendom open.

Verovering en kerstening

Na de dood van de Friese koning Radboud in 719 heeft Karel Martel de Veluwe veroverd en in 734 veroverde hij de huidige provincie Friesland. Na de dood van St. Bonifacius in 754 werden de huidige provincies Groningen en Oost-Friesland en delen van de Gelderse Achterhoek door St. Liudger gekerstend en Overijssel en Drenthe door St Lebuinus. De oudste kerk van Overijssel werd in Deventer gesticht en in 772 door de Saksen weer verwoest. Toen de kleinzoon van Karel Martel, Karel de Grote, rond 800 de Saksische bisdommen Minden, Münster, Osnabrück en Paderborn stichtte, werden de door Liudger gekerstende gebieden bij het bisdom Münster gevoegd. Het door Lebuinus en later door St. Plechelmus gekerstende gebied bleef bij Utrecht behoren.

Noormannen

Na de dood van Karel de Grote kwamen de Noormannen Utrecht en Dorestad verwoesten en vluchtte de bisschop naar Deventer, waar hij en zijn opvolgers enige decennia verbleven. De opkomst van Deventer als economisch belangrijke stad is in de Noormannentijd begonnen. In de latere machtsverhoudingen speelt graaf Wichman van Hamaland een grote rol. Hamaland, met het geestelijke centrum Elten, omvatte tot in de elfde eeuw ook Deventer en omgeving. Sinds de Ottoonse renaissance belastte de Duitse keizer bisschoppen met het bestuur van graafschappen. De Utrechtse bisschop kreeg de steden Utrecht, Groningen en Deventer en de graafschappen Salland, Twenthe en Drenthe te besturen. De bisschop was dus niet alleen geestelijk vorst, maar ook landsheer in Sticht en Oversticht. Graaf Reinoud II van Gelre kreeg in 1336 Salland, Twenthe en Vollenhove, heel Overijssel dus, met uitzondering van Kampen en Diepenheim, die in pand van de Utrechtse bisschop waren. Diens opvolger, bisschop Jan van Arkel, heeft het welhaast onmogelijke gepresteerd: na tien jaar heeft hij het pand gelost. Intussen was de graaf van Gelre gepromoveerd tot hertog van Gelre.

Geestelijke macht

De geestelijke macht oefende de bisschop uit samen met het generaal kapittel. Leden van het generaal kapittel waren de domkanunniken en de aartsdiakens. De aartsdiakens waren de proosten van de negen oudste en belangrijkste kapittels in het bisdom: vijf in de civitas Utrecht, dom of Sint Maarten, Oudmunster of Sint Salvator, Sint Pieter, Sint Jan en Sint Marie. En vier kapittels buiten de civitas, namelijk Sint Lebuinus in Deventer, Sint Plechelmus in Oldenzaal, Sint Walburg in Arnheim en Sint Maarten in Emmerik. Twee proosten dus in Overijssel en twee in Gelderland.

Auteur:Caspar van Heel
Trefwoorden:Verovering, Kerstening
Personen:Willibrord
Periode:6950-1527
Locatie:Overijssel
Thema's:Een kleine geschiedenis van Overijssel

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.