image/svg+xml

Geschiedenis van de algemene begraafplaats in Almelo

Verhaal

Geschiedenis van de algemene begraafplaats in Almelo

Plaatje bij verhaal: 8c Inventarisatie Therabinth.jpg

Over de begraafplaats

Aanleg 1871 – 1875

In 1867 besloten de gemeenten Stad en Ambt Almelo tot de inrichting van een gezamenlijke nieuwe algemene begraafplaats. Door de bevolkingstoename was de bestaande begraafplaats te klein geworden en bovendien kwam deze steeds meer binnen de bebouwde kom te liggen. De mening bestond dat dit schadelijk voor de gezondheid was; de begrafeniswet van 1869 verbood dan ook het begraven binnen 50 meter van de bebouwde kom. Het duurde nog enige jaren voor de aanleg van de nieuwe begraafplaats een feit werd.

In 1871 kochten de beide gemeenten van Jan van Dam voor zevenduizend gulden een perceel bouwland en een perceel hooiland, samen ruim drie ha., aan de Wierdense straatweg 'ter inrigting eener algemeene begraafplaats'. De architect J. Moll uit Hengelo kreeg opdracht een ontwerp te maken voor een begraafplaats met driehonderd graven. Op 19 oktober 1871 zond hij 'een plannetje' in, dat helaas niet teruggevonden is, waarbij hij de volgende beplanting voorstelde: 'Treur en andere sierboomen, hooghout als Iep, Els, Esch enz. met een regel bloemkant aan de binnenzijde, bloemstruiken, altijd groen heestergewas, dito ander soort, treurheesters, populieren enz., hulst in soorten'. Het terrein was verdeeld in een eerste afdeling eigen graven, en een tweede, derde, vierde en vijfde afdeling. Ook was er een lijkenhuisje gepland. Dit plan is niet uitgevoerd. Het maken van een ontwerp had nog heel wat voeten in de aarde: in maart 1874 ontving Moll van Stad Almelo een bedrag van f 59,771/2 voor de 'levering van ontwerpen voor den aanleg eener begraafplaats', en in juli 1875 ontving Stad Almelo wederom een nota van Moll van f 59,271/2 voor het maken van schetsontwerpen voor de aanleg van de begraafplaats en de gebouwen en reiskosten. Ambt Almelo was hem deze zelfde bedragen verschuldigd want alle kosten werden gedeeld. Ook deze ontwerpen zijn niet teruggevonden. In 1873 was het werk aan de begraafplaats in volle gang, zo blijkt uit diverse nota's voor werkzaamheden als waterpassen, bestraten en de levering van 650 dennen voor f 112,-. In 1874 volgde de aanbesteding voor de bouw van een woning, een lijkenhuisje en bijkomende werken, die inmiddels zijn verdwenen. Egbert Gierveld was de laagste inschrijver met f 5634,-. Ook werd in dat jaar weer bijna een halve ha grond gekocht. De eerste begrafenissen hadden inmiddels plaatsgevonden.

In de daaropvolgende jaren wordt het rustig op de begraafplaats. In 1891 wilden B en W van Stad Almelo deze verbeteren door de paden te begrinten en men vroeg Ambt Almelo hieraan mee te werken. Daar meende men echter dat dat weinig zoden aan de dijk zou zetten omdat het grint spoedig in de grond zou verdwijnen en het schoffelen bemoeilijkte. Er werd de voorkeur gegeven aan het bestraten van de oprit met klinkers en eventueel ook de paden. Toen echter het bestraten van 640 meter paden begroot werd op f 2880,- (de afstand van de Rijksweg tot het ijzeren hek voor de begraafplaats bedroeg 32 m), besloot Ambt Almelo alsnog f 70,- beschikbaar te stellen voor een proef met grint. 'Grintbestrating' werd geraamd op f 820,-. Of men uiteindelijk is overgegaan tot het begrinten van het hoofdpad wordt niet vermeld, maar gezien de restantjes grint naast het asfalt is dat wel aannemelijk. De oudste afbeelding van de begraafplaats dateert uit 1893. In dat jaar overwoog men grond aan te kopen naast de begraafplaats. De gemeente bood f 5500,- maar de eigenaar van de grond Hagedoorn vroeg minimaal f 6000,- en de koop ging niet door.

In het jaar daarop werd rigoureus onderhoud gepleegd aan de beplanting, 200 dennen werden gekapt en de 265 die er toen nog stonden, moesten 'en om een geregelde beplanting te verkrijgen en om het groeien der nieuwe gerooid worden'. Ambt Almelo, dat wat zuiniger was ingesteld dan Stad Almelo, wilde dat er opnieuw dennen werden ingeplant en niet, zoals Stad Almelo voorstelde, de duurdere Taxus baccata, die bovendien zeer langzaam groeien. In 1896 werden er bij W. Smeenk & Zoon, kwekerij te Almelo, 100 fijne sparren besteld van ongeveer 1,5 m hoog voor de som van f 30,- inclusief plantloon. In 1900 leverde de Heidemij nog eens 80 Amerikaanse eikenheesters voor f 24,16, 3-jarige berken voor f 1,92, 80 eikenheesters voor f 32,- en 72 witte elzen voor f 1,51. Uit deze combinatie van soorten, een typisch bosbouwsortiment, kan worden opgemaakt dat het de bedoeling was om de begraafplaats met de nieuwe beplanting snel beschutting te geven, en tegelijk, door de Amerikaanse eiken, van een fraaie rand te voorzien.

IMG_0610.jpg

Uitbreiding 1907 – 1909

In 1903, tien jaar nadat er voor het eerst was gesproken over uitbreiding van de begraafplaats kwam het onderwerp opnieuw aan de orde. In oktober 1906 werd van de heer Ledeboer grond aangekocht voor uitbreiding opzij van de begraafplaats. Op een aanbod van de Graaf van Rechteren Limpurg om percelen omgeven door akkerwallen ten zuiden van de begraafplaats te verkopen, is men niet ingegaan. In januari 1907 had de gemeentearchitect een plan gereed voor de indeling en ophoging van het terrein waarmee zowel Stad als Ambt Almelo zich konden verenigen. Het nieuwe gedeelte zou van het oude gescheiden worden door de bestaande gracht en verder zouden rondom nieuwe grachten gegraven worden. In mei van dat jaar werd het werk aanbesteed, bestaande uit 'het graven van de sloten en het ophogen van het terrein met bijkomende werken, evenwel zonder het opruimen en verwijderen van rietgewas en andere planten uit bestaande sloten'. Voor f 2537,- zou de firma Spoor uit Almelo zich met de uitvoering belasten. In 1909 is het nieuwe gedeelte, waar derde en vierde klasse graven waren gepland, gereed. De rechthoekige vakken waren bedoeld voor volwassenen, de driehoekige voor kinderen. Voorlopig echter was er nog plaats op het oude gedeelte, voor de eerste en tweede klasse bleef er voldoende ruimte beschikbaar op het oude deel. De beplanting was een voortdurende bron van zorg. De uitbreiding was een goede gelegenheid om iets te doen aan het 'betreurenswaardige gemis van eenige beplanting op de begraafplaats', schreven B en W van Stad Almelo in 1909 aan Ambt Almelo. 'Nu mettertijd toch ook het nieuwe gedeelte der begraafplaats zal moeten aangelegd worden, komt ons het oogenblik gunstig voor, den aanleg eener eenvoudige beplanting van het geheel in overweging te nemen. Zoodanige aanleg kan naar onze meening, met behulp van een weinig heesters en een paar bloemperken, aan de begraafplaats een smaakvol aanzien geven, zonder daarom veel te behoeven te kosten.' Ambt Almelo zag echter geen reden om de beplanting te verbeteren. Blijkbaar is dat dan ook niet gebeurd want in 1918 maakte de Nederlandsche Heidemaatschappij een rapport op 'betreffende het onderhoud van de beplanting'. 'De beplanting kan onderscheiden worden in die van het oude en die van het nieuwe gedeelte. De beplanting van het oude gedeelte komt voor langs de zuid- en westgrens en bestaat uit een rij Amerikaanse eiken, waartusschen groene douglassparren staan. Achter deze rij bevindt zich een rij berken. Uit de beplanting is af te leiden, dat oorspronkelijk de bedoeling is geweest eik en douglas te laten doorgroeien en de rij berken als hakhout te behandelen. Hierdoor werd dan een goede beschutting verkregen. De eik zorgde voor sluiting op 2 m. hoogte van den grond, douglas en berk voor afsluiting daar beneden. De berk is echter niet gehakt, waardoor op meerder plaatsen de eik en douglas door hem verdrukt zijn. De meeste douglassparren verkeeren in een kwijnende toestand, terwijl op meerder plaatsen eiken en douglassparren zijn gestorven. Hoewel thans de berken een schoon geheel vormen, verdient het toch aanbeveling tot kappen over te gaan. Daar vele stobben niet meer zullen uitloopen, moet dan een nieuwe rij berken worden gepoot. Gestorven exemplaren van eik of douglas worden door andere vervangen. Op het nieuwe gedeelte, waar de beplanting veel jonger is, wordt de eik en douglas niet verdrukt door de berken. Het is echter daar ook nu tijd om te hakken. Op enkele plaatsen moet een eik en douglas ingeplant worden.

Verder is het noodig de eiken en een beplanting van esschen en iepen langs de gracht te snoeien en één iep in te planten.' De kosten werden begroot op f 105,-. De kosten bestaan uit:

17 am. eiken à 2,50 f 42,50
10 douglassparren à 0,50 f 5,-
1 iep à 2,50 f 2,50
800 berken à 1,75 f 14,-
snoeien van 75 eiken, 18 esschen en iepen à 0,25 f 23,25 en f 87,25
Toezicht algemeene kosten en ter afronding f 17,75


Verfraaiing van de begraafplaats 1920

In 1920 diende de directeur Gemeentewerken een plan in om de indeling en het gehele aanzien van de begraafplaats te verbeteren. Er waren te weinig paden zodat men, om een graf te kunnen bereiken over andere graven moest lopen. Dat was niet aangenaam voor de familie van de overledenen en bovendien werd het gras en andere beplanting daardoor vertrapt. Hij stelde dan ook voor de nieuw in te richten vakken een andere indeling te geven waardoor een veel betere en fraaiere groepering zou worden verkregen. Daarnaast deed hij voorstellen om het aanzien te verbeteren. 'Door een hooge heg, winter en zomer groen is de geheele begraafplaats omgeven gedacht, waardoor meer een gevoel van rust op den doodenakker wordt bereikt. Ook de paden zijn begrensd door een groen haag tot zerkhoogte, waardoor de rust en geslotenheid verder is doorgevoerd. Op de daarvoor in aanmerking komende plaatsen zijn zitbanken aangebracht, en is een gemetselde bloembak geteekend.' De kosten voor de - op de kaart groen gekleurde - vakken die op dat moment ingericht moesten worden, had hij begroot op f 2682,50. De niet gekleurde vakken zouden enige jaren later aan de beurt komen en het gearceerde gedeelte in de toekomst. Dit plan werd op 21 april 1920 goedgekeurd door B en W (in 1914 was Ambt Almelo geannexeerd) en in september van dat jaar kreeg Gemeentewerken toestemming het plan uit te voeren. In overleg met de tuinman werd vervolgens een nieuwe begroting gemaakt die uitkwam op f 6451,-, er was dus een tekort van ongeveer f 4000,-. De plannen zijn grotendeels uitgevoerd. De huidige indeling van de vakken komt overeen met die op de tekening. Rond de grafvelden zijn hagen geplant, behalve ten westen van de centrale as, en in het oostelijke deel werden drie bakstenen bloembakken geplaatst. De heg rond de hele begraafplaats is niet aangeplant, de zitbanken lijken niet te zijn aangebracht en van het plaatsen van bloembakken in de vakken die enkele jaren later aan de beurt kwamen, is niets terecht gekomen. Op de kaart van 1920 is het voorplein ingrijpend gewijzigd. Het poortgebouw is verdwenen en het grondplan van de nu aanwezige achthoekige aula staat afgebeeld. Mogelijk was dat kort daarvoor gebouwd of lagen de plannen voor nieuwbouw klaar. Het woonhuis links van de ingang komt niet overeen met het grondplan dat op latere afbeeldingen te zien is. Dat is waarschijnlijk enige jaren later gebouwd. Uit een archiefstuk blijkt dat in 1924 de veranderingen aan de ingang van de begraafplaats waren voltooid. In 1923 deed Gemeentewerken het voorstel om langs enige paden bomen te planten om de begraafplaats 'een minder troosteloos aanzien' te geven. Het ging om paden waarlangs zich graven bevonden die te klein waren voor volwassenen, terwijl de kindersterfte niet zo groot was dat al die graven ook nodig waren. De kosten bedroegen ongeveer f 1500,-, 'ongeveer de helft van de beschikbaar gestelde som'. Ook met dit voorstel ging de gemeenteraad akkoord.

Tweede uitbreiding 1927

In 1927 werd voor de tweede keer gesproken over een uitbreiding van de begraafplaats. Er was weliswaar nog voor enige jaren ruimte beschikbaar, schreef de directeur Gemeentewerken op 27 mei 1927, 'het verdient echter wel aanbeveling om de uitbreiding thans reeds onder ogen te zien, omdat de beplanting eenigen tijd noodig heeft om aan te slaan.' Een jaar later schreef hij dat 'bij de tegenwoordige toename der bevolking en de daarmede gepaard gaande uitbreiding van de bebouwde oppervlakte van onze stad [...] over ongeveer 20 jaar de Algemeene Begraafplaats door bebouwing zal zijn ingesloten. Dan is het tijdstip gekomen om deze te sluiten en op een meer afgelegen terrein een nieuwe Begraafplaats in te richten. Mede in verband met het sterk toenemende aantal crematies is het in dit verband niet wenschelijk een langere periode dan 20 jaar te overzien. [...] Uitbreiding van 6 à 7 ha zal waarschijnlijk voldoende zijn. Deze uitbreiding is op bijgaande tekening aangegeven'.

In de loop van 1929 werden eigenaren van de grond ten zuiden van de begraafplaats, Mr. A.F.L. Graaf van Rechteren Limpurg en A.H. Ledeboer, benaderd met het verzoek grond te verkopen ten gunste van de uitbreiding. De heer van Rechteren was bereid bijna vier ha te verkopen voor f 0,65 per m2 , Ledeboer vroeg het buitensporige bedrag van f 1,50 per m2. De gemeente wilde niet verder gaan dan f 0,75 per m2. Men kwam niet tot overeenstemming en er volgde een jarenlange onteigeningsprocedure. Dat bleek echter geen bezwaar om alvast met de werkzaamheden te beginnen. Het ontwerp van de uitbreiding is gemaakt door E. Hali, eerste plantsoenbeheerder in dienst van de gemeente Almelo. De vorm van het grasveld met vijver in het midden zien we ook in het ontwerp van L.A. Springer uit 1919 voor de Algemene Begraafplaats te Oldenzaal. Ongetwijfeld had Hali contact met Springer, die in Almelo op diverse plaatsen werkzaam was. Onder andere ontwierp hij in 1919 het tuindorp De Riet, waar de werkplaats van Hali zich bevond. Het is goed mogelijk dat Springer Hali het idee voor het ontwerp aan de hand heeft gedaan. Bij de tekening voegde directeur Gemeentewerken Van Gelder op 22 november 1929 de volgende toelichting:
'Teneinde dit terrein zooveel mogelijk organisch te doen aansluiten aan het bestaande, is de hoofdlaan, welke bij den Ingang begint, over deze uitbreiding doorgetrokken. In de as van deze laan is een ruim gazon met vijver ontworpen, terwijl als beëindiging een eenvoudig gebouwtje is gedacht, waar de bezoekers een beschutte zitplaats zullen vinden. Ook de dwarsweg over het nieuwere gedeelte van het bestaande kerkhof is over deze uitbreiding doorgetrokken. De grafvelden zelve zijn zoodanig ontworpen, dat elk veld een door heesters omzoomd, besloten geheel vormt, waardoor de intimiteit wordt verhoogd en de troostelooze indruk van een groote kale vlakte wordt weggenomen. Een breede gracht en ook de bovengenoemde bodemverdieping zijn noodig ter verkrijging van de benoodigde grondspecie; geen zand behoeft van elders te worden aangevoerd. Een strook beplanting langs het talud van de gracht zorgt voor afsluiting van de Begraafplaats. In dit plantsoen zijn ter weerszijden van het rondgaande pad plaatsen gemaakt voor het maken van grafkelders. Volgens dit ontwerp komen ongeveer 5650 graven beschikbaar. Aangezien het aantal begravingen op ongeveer 250 's jaars te stellen is, zou deze uitbreiding voorzien in de behoefte van ongeveer 20 jaar. Worden twee kisten boven elkaar in een grafruimte geplaatst, dan wordt het aantal graven aanmerkelijk meer. In totaal zal ongeveer 50.000 m2 grond moeten worden verzet. Het komt mij wenschelijk voor dit grondwerk aan te besteden. Voor het graven der grachten zal een pompinstallatie onontbeerlijk zijn. In dit werk zullen ongeveer 50 arbeiders 7 maanden werk kunnen vinden. Het geheele werk met inbegrip van beplanting, banken enz. wordt door mij geraamd op f46.000,-. Ik wil niet nalaten Uw College er met nadruk op te wijzen, dat op de tegenwoordige Begraafplaats nog slechts zeer weinig ruimte beschikbaar is, zodat het noodzakelijk is, zeer spoedig met deze werken aan te vangen.'

Op het ontwerp zijn de randen langs de gracht grotendeels open met een beplanting van vrijstaande bomen of groepen in landschapsstijl. De grafvelden werden omzoomd met heesters. De eerste klasse graven lagen langs de hoofdpaden en in nissen van beplanting. De velden voor tweede en derde klasse graven hadden eenvoudige beplanting, vermoedelijk omdat men ervan uitging dat daar grafbeplanting werd gezet. De grafvelden voor de vierde klasse werden mooier versierd met beplanting. De raad besloot op 23 januari 1930 om de f 46.000,- beschikbaar te stellen. De toenemende werkeloosheid speelde een rol in de besluitvorming, als werkverschaffingsproject zou het aan een groot aantal mensen arbeid kunnen bieden. Het garantieuurloon werd vastgesteld op 54 cent. De uitvoering werd aan de Heidemij opgedragen. Na een jaar, in februari 1931, bleek dat de aanlegkosten waarschijnlijk het toegestane krediet zouden overschrijden. Men weet de oorzaak aan het feit dat er niet met goed geschoolde arbeiders werd gewerkt die bovendien de garantie hadden van 0,54 cent per uur waardoor er niet op volle capaciteit werd gewerkt. Ook het werken in de natte wintermaanden was niet economisch geweest. Het tekort zou waarschijnlijk f 9000,- bedragen volgens de directeur Gemeentewerken. Uit de grafstenen blijkt dat vanaf 1932 op het nieuwe deel werd begraven. Eind 1934 is men begonnen met de aanleg van het van Ledeboer onteigende deel. Waarschijnlijk was de uitbreiding in 1936 gereed. In 1937 vond B en W het wenselijk het totale aspect van de begraafplaats te verzorgen en in dat kader ook toezicht uit te oefenen op de grafstenen die daar zouden worden opgericht. In het gemeentearchief zijn ontwerpen voor grafstenen te vinden die door het gemeentebestuur werden goedgekeurd.

In 1999 is van een groot gedeelte van de begraafplaats vastgesteld dat deze vanuit Cultuurhistorisch oogpunt behouden moet blijven.

Registers van overledenen

In de registers vindt u overledenen die vanaf 1 januari 1900 zijn begraven op de gemeente begraafplaats 't Groendael in Almelo en in Aadorp. De registers zijn op geslachtsnaam geregistreerd. De datum is de begraafdatum. Niet de datum van overlijden. De rood gekleurde namen zijn geruimde graven.

Registers van overleden van voor 1900

De overledenen die voor 1900 zijn begraven op ’t Groenedael, zijn terug te vinden in oude kaartenbakken. U kunt langskomen aan de Willem de Clercqstraat 93.

Auteur:Gemeente Almelo

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.