image/svg+xml

17 juli 1837 - transformatie

Verhaal

17 juli 1837 - transformatie

Plaatje bij verhaal: transformatie3.jpg

Het is de zomer van 1837. Acht maanden na de storm ligt het gesticht er nog steeds troosteloos bij. Er is eindeloos gepraat over het plan van aanpak. Herstellen en versterken we het gesticht naar het oorspronkelijk ontwerp (twee verdiepingen plus een zolder) of halen we de bovenverdieping eraf? Eindelijk is de knoop doorgehakt: het gesticht wordt onthoofd. Vandaag vindt de aanbesteding voor de transformatie plaats.

 

 

Op 29 november 1836 is het bedelaarsgesticht zwaar gehavend uit de orkaan gekomen. Vier zalen in de Westvleugel, waar vrouwen en kinderen zijn gehuisvest, zijn ingestort waarbij twee kinderen zijn omgekomen. Meteen na de ramp lopen adjuct directeur Adrianus de Geus (de hoogste in rang op Ommerschans) en de inspecteur der Koloniën, Wouter Visser, om het hardst om de schade te herstellen. Maar dit levert uiteindelijk toch niet veel meer op dan een scheepslading dakpannen. Acht maanden na de ramp zit er nog steeds een enorm gat in de westvleugel.

Het ontwerp van het bedelaarsgesticht Ommerschans was heel anders dan dat van de drie gestichten in Veenhuizen. In Ommerschans zijn de zalen in twee verdiepingen gebouwd, waarbij de zaalopzieners tussen de zalen zijn gehuisvest. In de wezengestichten in Veenhuizen liggen de zalen allen op de begane grond rond het binnenplein. Aan de buitenzijde van het gesticht zijn daar de ambtenarenwoningen gebouwd. Met haar bouwwijze was Ommerschans niet alleen een blikvanger, maar ook een windvanger. En dat leidde tot de ramp tijdens de november storm.

Er zijn twee afbeeldingen bekend van het gesticht Ommerschans, beide uit 1826, waarop het 3 jaar oude gesticht met haar twee verdiepingen trots is afgebeeld. 

Op de eerste zien we de zuid-oost hoek van het gesticht, met de achteringang waarboven het torentje. Via deze ingang gaan de bedelaarkolonisten naar hun werk op het veld. Ze lopen daarbij langs het multifunctionele kerk/schoolgebouw (voorgrond). Daarachter ligt het gebouw van de strafkolonie. Helemaal links op de voorgrond zien we het hospitaal.

1826 - de Zuid-Oost hoek van het gesticht Ommerschans (achteringang op het zuiden)


De tweede afbeelding is van de Noordzijde, met de hoofdingang. Dit is het beeld dat de nieuwe bedelaar-kolonisten op hun netvlies krijgen als zij voor de eerste maal vanaf de Dedemsvaart naar het gesticht worden gedirigeerd. Links op deze afbeelding staat de woning van de adjunct-directeur, verhoogd gebouwd op een van de oude vestingwallen.

 

1826 - Noordzijde (hoofdingang) van het gesticht Ommerschans



Uit de geschiedenisboekjes was bekend dat de bovenverdieping van Ommerschans op een gegeven moment is verwijderd. Het lijkt logisch dat dat is gedaan als reactie op de stormschade. Echter, de concrete bewijzen daarvoor lagen nog niet op tafel. In de Post van Weldadigheid kun je helaas alleen op naam zoeken, niet op onderwerp, laat staan full text search. En dus werd het bladeren door duizenden documenten. En met resultaat! In de stukken van juli 1837 -acht maanden na de ramp- zit het bestek voor de aanbesteding van de verbouwing. Dit document is extra bijzonder, omdat het bij de aanbesteding op 17 juli 1838 te Veenhuizen op tafel heeft gelegen. Het resultaat van de biedingen en de gunning is aangetekend op dit bestek.

In de wetenschap dat de aanbesteding op deze datum heeft plaats gevonden, kunnen we in Delpher gericht op zoek naar een advertentie.


Delpher.nl - Opregte Haarlemsche Courant 6 juli 1837 



En dan dat bestek. Daar is wel een paar dagen denkwerk in gaan zitten! 23 dichtbeschreven kantjes...


Drents Archief NL-AsnDA_0186_185_336 Post van Weldadigheid 1837



Hieronder volgt de volledige transcriptie van dit bestek. Voor wie dit teveel van het goede is: je kunt hier direct door springen tot na de transcriptie.

Bestek en Conditien waar naar de Heer Directeur der Kolonien van de Maatschappij van Weldadigheid onder nadere goedkeuring van de Permanente Commissie dier Maatschappij voornemens is op den 17 juli 1837, des namiddags ten drie uur, in het ogement te Frederiksoord aan te besteden het afbreken der bovenste verdieping van het hoofdgebouw  te Ommerschans en het weder opbouwen der zalen, keukens en woonvertrekken, buiten om genoemd gebouw, volgens de hier van gemaakte teekening, met al de daartoe benoodigde materialen en daglonen, zoo als in de volgende artikelen is omschreven.

Art.1

De aannemer zal de bovenverdieping afbreken, tot de bovenkant der onderste laag balken, als ook de keukens, privés en alles, wat er verder rondom is aangebouwd en het hout, de steen en pannen doen schoonmaken en opruimen.

Art.2

De aannemer zal de privé-putten met zand dempen en laag voor laag vaststampen

Art.3

De aannemer zal de nieuwe buitenmuur oprigten, op 4,75 el wijdte van den thans bestaanden buitenmuur en de scheidingsmuren tusschen de zalen, zoo als de teekening aanwijst, en al de muren ter hoogte brengen van den bovenkant der onderste laag balken.

Art.4

De aannemer zal de vier buitenmurem hoeken zoo wijd afbreken als de tekening aantoont.

Art.5

De aannemer zal de fondamentsleuven voor al de muren moeten graven, 410 el diep beneden den beganen grond en wijd zoo als daartoe wordt vereischt. Ingeval hij op bepaalde diepte nog niet op het vaste zand mot zijn gekomen, zal hij tot die diepte moeten doorgraven en de sleuven met zand weder vullen tot op de te bepalen hoogte en elken laag zand, van eene palm dikte, met water vastgieten, bestampen en waterpasmaken, naar behooren.

Art.6

De aannemer zal acht secreetputten maken volgens teekening, wijd 2,42 el binnenwerks, diep 1,22 el en hoog van den vloer tot den bovenkant der vollaag 95 duim, op te metselen eene steen dik en te dekken met een vollaag, als ook de bodem alwaar, vooraf 2 lagen plat moeten zijn onder gelegd.
Over de wijdte van 2,42 el, twee bogen te slaan, waar de buitenmuur van het secreet op zal worden omhoog getrokken. Van boven de vollaag te dekken met een Jok van greene rib, 8 a 17,5 dm, met 2 ijzers te vasten lang 40 dm; de opening der put van buiten te dekken met een 3 dm deksel, op te klampen met 3 a 3 dm klampjes en goed te bespijkeren net F: slingen, tot op en afneming te voorzien, ieder met 2 ijzeren vingen en krammen.

Art.7

De aannemer zal de fondamenten voor de buiten en binnenmuren aanleggen met 2,5 steen 2 laag; als dan 2 laag va 2 steen en 4 laag van 1,5 steen, opmetselen in half kalk en half zand en de onderste 4 lagen in zand vlijen en met water inschrobben.
Vervolgens zal hij al de buiten en binnen muren, ter zwaarte van eene steen, in 2 deelen kalk en een deel zand opmetselen, ter hoogte der bovenkant van de thans liggende onderste laag balken, al de muren te waterpassen en in kruisverband brengen en plat volvoegen en al de lagen 5 steep naar buiten afwaterende doen afhangen en de steenen goed nat vermetselen. Gelijktijdig zullen de secreetmuren worden opgetrokken, van voren ter hoogte van 2,35 el en van achteren van 1,90 el. Al de binnenmuren moeten goed in den ouden muur worden verbonden zoo als goed werk vordert.

Art.8

De aannemer zal op bekwamen tijd en hoogte in de muren de navolgende kozijnen moeten plaatsen: 92 glaskozijnen met ijzeren tralien; welke op het midden moeten worden opgesloten door 2 ijzeren staven, een voor en eene achter dezelve, van 15 streep vierkant, welke staven door 10 klinknagels. Langs de tralien aan elkander moeten worden verbonden. Voorts 24 glaskozijnen, zonder ijzeren spijlen en 4 deurkozijnen, die alle wel voorhanden zijn, maar, zoo dezelve eenig gebrek hebben, door den aannemer moeten worden hersteld.
Nog 5 van de oude deurkozijnen te vermaken, met boven lichten, buitenwerks hoog 2,84 el, wijd 1,15 el met eenen nieuwe 2,5 dm geploegd en glad geschaafde deur met 3 klampen en spiegelklampen te voorzien en met genoegzame k:k: spijkers te vasten, af te hangen aan stoelhaken en banden en met een deurslot en 2 grendels te sluiten; het midden kalf zal, van de onder drempels hoog moeten zijn 1,95 el, daar boven te drejten met een raam van zware steklatten en met wit glas vol te zetten, alles behoorljik aftemaken. Eindelijk nog 45 binnen deurkozijnen te plaatsen, volgens teekening en aanwijzing, waarvan 14 voor de prive’s. Ook deze kozijnen zal de aannemer mogen nemen van de aanwezige oude waaraan echter het noodige door hem zal moeten worden hersteld.

Art.9

De aannemer zal op de voorschreven hoogte de balken leggen, welke van de bovenverdieping zijn afgenomen en wel op denzelfden afstand van elkander als die thans liggen, en de te kort komende nieuwe vuren balken er bijleveren, van 15 a 20 dm; als ook de vier hoeken met dito balken beleggen, volgens teekening en waar zulks, vereischt wordt, zullen de noodige steekbalken en Herwelings gemaakt worden van vuren ribben zwaar 12,5 a 17,5 dm aan de einden der balken ieder te voorzien met een anker, welke ankers met goede ankernagels aan dezelve gevast moeten worden.
De oude ankers mogen hiertoe worden gebruikt. Op de middenmuren alwaar de balken tegen of benevens elkander komen te liggen, zullen dezelve aan elkander gevast worden, door een ijzeren 2dm kram, lang 55 dm de stiften 8 dm lang, van zweedsch ijzer.

Art.10

De aannemer zal al de muren mogen dekken met de oude platen, voor zoo ver dezelve goed zijn en voor de te kortkomende of gebrekkige nieuwe in plaats moeten leveren, van vuren rib, ter gelijke zwaarte als de oude; welke op de hoeken en de lassen goed op en aan elkander verbonden moeten worden; en op de einden van ieder balk gevast met F: 20 dms. Op het gebouw te maken 180 gesloten kapspanten; met kapbalken en karbeels; de spanten van zware Oostrs juffers; de kapbalken van zware kolders en de karbeels van zware drob: juffers; alles aftemaken volgens teekening. Vervolgens van boven in de spanten een nok of naals te maken en op die kapbalken van alle kanten gordingen te maken van drob. Joffers, alle met 25 dm lassen te vasten, op iedern hoek hoekkepers te stellen van 3,5 a 25 dm garbier deelen en in de krimpen kiel- of krimpspanten te stellen van drob. Juffers; voorts de geheele kap met drob. Juffers, elk uit eene lengte te betimmeren, van onder met schuinsche hielingen, op de muurplaat en op de gordingen, de nok of naald en tegen de hoekkepers vast te spijkeren; al deze juffers 65 dm van midden op midden van elkander te leggen. Om de andere zal de aannemer de oude spanten mogen stellen, uit 2 kengten die goed zijn. Op de nok of naald een schroof te spijkeren, zoo breed, dat de vorstpannen er goed op gespijkerd worden; voorts de kap met Groninger latten te betimmeren welke niet wijder dan 2 / dm van boven tot bovenkant verdeeld zullen worden. Aan den onderkant der spanten boeiplanken te maken van 2,5 a 11 el dm vuren schrooten; dezelve 8 dm over de muurplaat te hangen, om het water van de pannen te doen in de gootloopen; nog op ieder krimpspant e vuren planken van 2,5 a 25 dm dezelve goed aan de spanten vast te spijkeren; over deze planken zink leggen van No 12, ter breedte van 50 duim, dit goed over elkander leggen en vastmaken.

Tegen ieder gesloten kapspant een stijl te vasten; lang van de naald tot met eene pen van onderen, in de balk; aan ieder 2 karbeels, tot tegen de kapbalk goed te vasten, en met tanden op te sluiten; voorts de geheele kap met roode pannen te dekken, dezelve aan de hoeken en naar zulks meer noodig is, bikken en aanstrijken; vervolgens de hoeken en nok of naald met roode vorsten te dekken en onder dezelve te digten en beleggen met heide, idere pan met een spijker en een stukje lood te vaste, aan den binnenkant goed digt met kalk bestrijken alles naar eisch van goed en deugdzaam werk.

Art. 11

De aannemer zal de 12 oude dakkozijnen op dezelfde wijze in het nieuwe dak overbrengen; voor het ontbrekende of afgekeurde daarvan nieuwe in plaats leveren en dit alles zoodanig best afmaken, dat er geen de minste lekking door kan ontstaan.

Art.12

De aannemer zal op den zolder 40 schoorsteenpijpen metselen, van ½ steen, waarvan 17 stuks met een platte steenen tong gemetseld moeten worden en 15 stuks, ieder op twee slapen moeten leggen, van zware Oostr. Juffers, welke goed gerast en bezet moeten worden. Er moeten 31 schoorsteenpijpen boven het dak uitgemetseld worden van ½ steen en 3,5 steen overdwars, hoog boven den nok een el, met een waterlijst over de pannen te metselen en met sterke specie aan en digt strijken.
In iedere zaal zal voor de kagchels, de ruimte tusschen de balken, waar de schoorsteenpijp opstaat, volgemetseld worden, waar aan eene ijzeren dubbele pijp ingemetseld moet worden, 50 dm beneden de balken en zoo hol voor uitkomende, tot tegen de bozem. In de keukens moeten de oude schoorsteenramen aan dezelfde ijzeren hangers hangen, ter hoogte en wijdte naar verkiezing van den uitbesteder; het gebrekkige of te kort komende zal door den aannemer er bijgeleverd en gemaakt worden; alle schoorsteen pijpen van binnen en buiten met kalk berapen en daarna de pijpen, buiten het dak netjes plat invoegen en alles naar eisch te bewerken.

Art. 13

De aannemer zal de fournuizen afbreken en in de nieuwe keuken weer opmetselen, zoo als dezelve thans zijn en die plaatsen, daar alwaar hem dit zal worden aangewezen.

Art. 14

De aannemer zal in al de zalen keukens en kamers, die op nieuw zijn aangebouwd, voor de 22 dms vloeren leggen, in kruisverband, met uitzondering van de achterste kamer des winkeliers en de westelijke achterkamer des OnderDirecteurs, welke beiden van een houten vloer zullen worden voorzien. Den aannemer zal het vrijstaan den zolder te laten zakken, ter lengte van de planken met aanverbonden balken en denzelven zoo over te brengen boven te nieuwe zalen keukens en kamers. De te kortkomende zolderplanken, zal hij van dito zwaarte er bijleveren, die met vaste veren in elkander ploegen en op eene kant gladschaven en goed vastspijkeren, op iedere aanraking met 3 k:k: schotspijkers. Hij zal in den zolder, waar het zal aangewezen worden, de vereischte hoeveelheid luiken maken en overigens al de vloeren en zolders, ieder in het bijzonder naar den eisch van goed werk afmaken.

Art. 15

De aannemer zal alle binnenmuren in het beschreven gebouw, geheel onder de rei volrapen met een deel kalk en een deel zand, en daarna al het beraapte, met helder witte gezeefde kalk overpleisteren, zoo als zulks behoort.

Art. 16

De aannemer zal buiten om het gebouw greene gooten moeten leggen, zwaar 12,5 a 17,5 dm ribben, dezelve naar behooren uitwerken en leggen op 456 Gren: 7,5 a 10 dm blokkeels, welke vooraf in de muren bemetseld moeten worden tusschen de blokkeels een 2,5 a 10 dm vuren schroot te maken, onder tegen den goot een ojieflatje maken, hetwelk om al de blokkeels heen gekornist moet worden. Op de gooten eene neuslijst te stellen van 5 a 12,5 dm greene hout, haaksuit gebost, zoo dat dezelve open tegen den goot komt, van vooren met een ojief te verzieren, op de hoeken en lassen met lood voorzien, en aan de gooten twee en dertig vuren houten pompgotjes te maken op de aantewijzen plaatsen, die aan den muur goed gevast moeten worden. De oude gooten en blokkeels, voor zoo verre derzelve goed bevonden worden, van binnen rondom het gebouw te leggen en zoo af te maken als van de buiten gooten vermeld is en voor het tekort komende hout etc. nieuw bijleveren en bewerken.

Art. 17

De aannemer zal op aanwijzing metselen 12 schoorsteenmantels. Daartoe zal hij eerst voor ieder een raam maken, van 8 a 17 dms hout, op beide zijden over elkander gecornist, het raam zal 4 palm voor het muurwerk uitstaan, en breed zijn buitenwerks 1,20 el. Dit raam zal van beide zijden 1 plm in den muur gemetseld moeten worden en hangen aan twee ijzeren hangers van 2 duim vierkant, van onderen met een haak in het raam en van boven aan de balken of ravelings goed vastspijkeren. Dit raam moet van binnen met zink beslagen worden, daarna zal men op dit raam de bozem beginnen te metselen, van eene halve steen tot boven de balken, en de ravelings met steen op zijn plat bekleeden. In iedere bozem een 2,5 dms ijzer, lang 5 palm te metselen. Onder iedere schoorsteen een haardkolk metselen, ter diepte en wijdte van 5 palm onder den beganen grond, op ieder gat een gegoten ijzeren plaat leggen met een kolkgat, lang 110 dm breed 70 dm; als ook 13 staande gegoten ijzeren platen stellen, ter hoogte van 1,10 el en breed 70 dm. Onder iederen mantel twee pilasters stellen en krommers met neuten onder dezelve, van 5 a 12,5 dm hout; dezelve aan den binnenkant met zink beslaan; tusschen de pilasters de staande plaat met witte verglaasde steentjes bezetten en sterke specie; de bozem onder de rei volrapenen daarna met gezeefde kalk overpleisteren en van boven met eene kroonlijst volgens opgave in de ravelings met 2 dm hout beschieten, waar de kroonlijst tegen aankomt. Voor de schoorsteenmantels een lijstje met dekstuk maken volgens opgaaf.
In de keuken van den Onder Direkteur mede eene schoorsteen metselen, op een raam van 10 a 10 dm en hetzelve aan 3 ijzeren hangers te hangen als de vorige, en met een 3 dm dekstuk te versieren, het raam wijd 1,90 el, diep 70 dm, hieronder te plaatsen een fournuis en een stookplaats zooals bij denzelven thans in gebruik is.

Art. 18

De aannemer zal veertien bedsteden maken, volgens teekening en aanwijzing, het schotwerk, voor zoo verre het ontbreekt, van 2 dm vuren planken, het regelwerk van 5 a 17,5 dms grene hout; voor iedere bedstede 2 deuren en voor den doorgang in ieder eene deur van 2 dm hout; dezelve ieder met 3 klampjes opklampen en te doen hangen en draaijen aan scharnieren No 1 te sluiten met krukken en wervels. In de bedsteden, ter hoogte van 60 dm vuren onderlagen leggen, dezelve zullen tegen den muur op eene 5 a 7,5 dm grene rib moeten leggen; deze rib moet van beide zijden in den muur gemetseld en met 2 ijzeren houvasten ondersteund worden; het schotwerk der bedsteden glad schaven, met vaste veren in elkander ploegen en vastspijkeren, voor de ingangen der bedsteden, met 2 dm hout onder de onderlagen digt timmeren, en wel zoo, dat het 4 dm naar binnen zit; op derzelve dekstukken van 3 a 10 dm vuren schroten te maken; de bedsteden verders, ter hoogte van 7 palmboven de onderlagen, tegen de muren met 13 streep vurenhout beschieten; met klampen achter hetzelve en iedere plank op latjes. Voorts nog een beddeplank maken en verder alles wat tot een behoorlijke bedstede vereischt wordt, in orde te brengen.

Art. 19

De aannemer zal in iedere ambtenaars woning eene doelmatige trap maken, van de oude en die plaatsen op aanwijzing. Voorts een dito trap bij den Winkelier en er 2 laten blijven nevens de woningen der Zaalopzieners in het midden der Ooster- e Weserflanken voor de groote zolders, en eene voor ieder der vrouwen- en mannen- scabieuse zalen en nog eene te plaatsen en herstellen in het Magazijn van levensmiddelen.

Art. 20

De aannemer al een gang vernaauwen tot op een el, door middel van een gangmuur te verplaatsen in den woning van den boekhouder Stous, en daarna het buiten deurkozijn vernieuwen en verzetten en dit van eene nieuwe 2,5 dm deur te voorzien, dezelve te doen draaijen en sluiten, zoo als tegenwoordig is afgemaakt. Wijders de deur uit den gangmuur van de tegenwoordige woning van Stous verzetten in den muur van het tegenwoordige magazijn, waardoor hetzelve het tegenwoordige zij-vertrek des genoemden boekhouders daarbij bekomt.

Art. 21

De aannemer zal op den zolder 6, 2,5 dm geploegde schutten maken; de scheringen van Drob. Juffers, ieder goed digt te maken en vast te spijkeren, zoo als goed werk behoort; te plaatsen tusschen en boven de scheidingsmuren der woningen van den klompenmaker en den magazijnmeester; - dezen en den Onder-Directeur; - den Onder Directeur en de ruimte boven de poort; - deze ruimte en den fabrieksbaas; - den fabrieksbaas en den boekhouder en het magazijn van levensmiddelen en dat van kleeding. Benevens 4 scheidingsmuren van ½ steen opmetselen alle ter hoogte der nok tusschen de woning des zaalopzieners in den Z.W. hoek en de vrouwen Scabieusen Zaal; - deze zaal en des klompenmakerswoning en het Magazijn, en dit Magazijn en den Zolder over de Oosterflank. Op ieder eind des winkeliers zolder een do muur opmetselen en nog een ongeveer 13 el oostwaarts van dien zolder, om te dienen voor eene mannen scabieusen zaal.

Art. 22

De aannemer zal het torentje weer op gelijke hoogte boven den nok afgenaald plaatsen, en hetzelve zuiver goed vasten zoo als het thans staat, zullen de hetzelve echter zoodanig worden hersteld en geplaatst dat er geen de minste lekkage door kan ontstaan.

Art. 23

De aannemer zal de 2 zolder der zaalopzieners van de Wester- en Oosterflanken van de twee groote zolders afschieten, met 2.5 dm hout, zoodanig echter dat er een Convenabele doorgang van het eene tot het andere gedeelte van die groote zolders aan de buiten zijde blijve; de scheiding van drob: juffers; alles goed en digt en vast bespijkeren.

Art. 24

De aannemer zal in de Scabieuse zalen en het Magazijn zoo vele dak ligten zoo als er boven de Weverij liggen, maken, als de uitbesteder verlangt, voor acht gulden het stuk boven de bestedings som.

Art. 25

De aannemer zal de oude zitbanken in de nieuwe zalen overplaatsen en die, voor zoo veel noodg vernieuwen, en de ontbrekende daarbij leveren, zoo mede de hangmatten van boven in die zalen onder brengen en in goede orde ophangen.

Art. 26

De gebroken of ontbrekende glasruiten moeten door den aannemer nieuw worden geleverd en ingezet van geen mindere soort dan er in het oude gevonden worden. Al het nieuwe geschaafde hout, zoo wel binnen als buiten moet twee malen door hem worden gegrondverfd, naar de kleuren, waarmede het bestaande is geverfd.

Art. 27

Tot de omgewaaide muur aan de binnenzijde van het gebouw zal enkel nieuwe ijsselsteen, van denzelfde qualiteit en kleur als de oude worden gebruikt en door den aannemer geleverd.

Generale Conditien

Art. 1

Alle oude materialen, welke er van het gebouw omen, als hout, steen, ijzer, zink, lood etc. zullen voor zoo verre die bruikbaar zijn, tot den herbouw mogen worden gebruikt, komende in de het ontbrekende voor rekening van den aannemer.

Art. 2

Het steen bikken en schoonmaken, het met zand opvullen der vertrekken tot de vereischte hoogte der vloeren, - het aanvullen der fondamenten en muren en het aanvlotten der nieuwe materialen tot het gebouw blijft voor rekening der Maatschappij. Alle oude materialen, welke niet aan het gebouw verwerkt worden, zullen zijn voor den aannemer.

Art. 3

Alle ontbrekende materialen tot de bovenstaande bepalingen benoodigd, zullen de beste in hunne soort moeten zijn; al het hout goed droog, zonder vuur, spint, kwade kwasten, scheuren, of eenig ander gebrek; de spijkers goed taai en van bekwame lengte en dikte, tot hetgeen waartoe ze gebruikt zullen worden; de kalk beste gebrande schulpkalk, de cement beste Duitsche het zand grof en scherp. De kalk zal 8 dagenvoor het gebruik derzelve bereid moeten zijn, het ijzer taai en goed in zijn soort, de steenen hard in hunne soort.

Art. 4

Alle werken in dit bestek omschreven zullen in de beste orde worden uitgevoerd, al het timmerwerk waar zulks vereischt wordt goed glad te schaven en aan de kozijnen en ramen, of waar nog meer iets van dien aard vereischt wordt, schaven aan te schaven, alles naar de beste orde.

Art. 5

De aannemer zal gedurende den tijd van het werk, bij hetzelve tegenwoordig moete zijn, of iemand ten genoegen des aanbesteders, in zijn plaats moeten stellen, aan wien hij volkomen volmagt zal moeten geven, om den orders van den aanbesteder te ontvangen en uittevoeren, voorwien de aannemer, even als voor het gedrag zijner arbeiders, zal verantwoordelijk zijn. Geen der arbeiders zal op het werk onbekwaam mogen zijn, bij overtreding waarvan, of bij aldien dezelve bevonden worden, iets buiten het bestek, zonder orders van den aanbesteder te hebben gewerkt, hij elkens zal verbeuren eene boete van vijf gulden.

Art. 6

Alle arbeidsloonen, materialen, steigering, transporten, (buiten het aanvlotten), zoo mede alle andere hulpmiddelen, niets uitgezonderd, die tot de voorschreven bepalingen, noodig zijn, zijn voor rekening van den aannemer.

Art. 7

De aannemer zal dadelijk na de bekomen appobatie van de Permanente Commissie met het werk moeten beginnen, en wel eerst met de omgewaaide flank; zoodra deze onderdak en bewoonbaar gemaakt is, zal hij eene volgende mogen beginnen aftebreken, om altijd tenminste drie vierde der bevolking te kunne blijven huisvesten. – Hijzal zorgen, dat het gansche werk binnen den tijd van vier maanden is afgewerkt, op verbeurte van tien gulden voor iederen dag dien hij langer daaraan zal besteden. Indien evenwel de aannemer, door buitengewone omstandigheden, zonder zijn toedoen, verhinderd mogt worden het werk voorttezetten en op den bepaalden tijd in order te leveren, zal hem zooveel tijd, als hij mogt zijn belet geworden, vrij na werken worden uitgegeven.

Art. 8

De aannemer zal moeten zijn een deskundigen ter ter goeder naam bekend persoon, tot volkomen genoegen van den Uitbesteder. Hij zal verpligt zijn te stellen twee genoegzaam gegoede borgen, welke zich, ieder in het bijzonder, als principale aannemers, bij onderteekening mede verbinden, voor de uitvoering van dit bestek, onder verband hunner personen en goederen als naar regten.

Art. 9

De aannemer zal, onder geen voorwendsel, hoegenaamd, eenige veranderingen in het bestek mogen maken, hetwelk hem dadelijk na de bekomene approbatie zal terhand gesteld worden en, indien hij daartegen mogt handelen. Zullen hem geene betalingen, voor zoodanige met het bestek strjidige werken worden gedaan, integendeel zullen zoodanige werken worden afgebroken en voor rekening van den aannemer worden in orde gebragt.

Art. 10

De aannemer zal dit werk aan niemand mogen overdoen, zonder consent van den Uitbesteder.

Art. 11

De besteding zal geschieden bij inschrijving en opbod, zullende er op geen inschrijving billetten regard worden geslagen, ten zij de inschrijvers in persoon bij de besteding tegenwoordig zijn, terwijl niemand zal mogen mijnen die niet op het werk heeft ingeschreven. De minste inschrijver zal tot trekpenning genieten f 50,- ten laste van den eventuele aannemer.

Art. 12

De betaling zal geschieden in vier gelijke termijnen, telkens veertien dagen nadat er een flank is afgewerkt en goedgekeurd.

Art. 13

De maat in dit bestek bedoeld is de Nederlandsche el, met hare onderdeelen.

Art. 14

Indien er in dit bestek iets vergeten of kwalijk uitgedrukt mogt zijn, dat echter tot het werk behoort, zal de aannemer zulks op de eerste aanzegging, even als op het woordelijk in dit bestek omschreven was, moeten ten uitvoer brengen, onder bepaling, dat zulks de som van veertig gulden niet zal te boven gaan. Ingeval er in dit bestek duisterheden mogten voorkomen, behoudt de uitbesteder daarvan de uitlegging aan zich, waar naar de aannemer zich zal moeten gedragen, terwijl aan de gegadigden zoo zulks begeerd wordt, op de bestedingsdag de noodige inlichtingen zullen worden gegeven.

Additionele Artikelen

Art. 1

Het houten beschot waarmede de winkelierswoning van de Zaal afgescheiden is, wegnemen en daarvoor een steensmuur in de plaats te stellen.

Art. 2

Voor den beganen grond wordt gehouden en bepaald de bovenkant der straat om het binnenplein.

Art. 3

Het schoorwerk, zoo ribben als stengen, welke rondom het gebouw staan, mag door den aannemer mede worden gebruikt en wordt daartoe aan hem in eigendom afgestaan.

Art. 4

Boven en behalve de te kort komende zolderplanken voor de vier hoeken en dat gedeelte van het gebouw, het welk door den storm is ingestort, zal er 500 ellen lengte 3 duims maats vuren deelen moeten worden verwerkt, ter vervanging van oude gebrekkige planken, die thans op de bovenste verdieping liggen.

Art. 5

De aannemer moet het werk beginnen met een voorraad van ten minste een honderd duizend nieuwe beste moppen of ander graauwe ijsselsteen, ten einde niet te zeer naar het afbikken van oude steen te behoeven te wachten; zullende de koloniale Directie verder zorgen, dat het afbikken en schoonmaken der oude steen spoedig genoeg voortga.

Art. 6

Door het aanvlotten der materialen, hetwelk voor rekening der Maatschappij genomen is, wordt verstaan het verschaffen van de noodige bokschuiten tot het verder vervoer uit de grootere schepen naar het werk, met de vereischte personen tot schippers, welke personen ook bij de inlading en uitlossing dier bokschuiten door den aannemer zullen mogen worden gebruikt.
Bovendien zal de Maatschappij twee bokschuiten in de binnenste gracht ter beschikking van den aannemer stellen, welke echter niet dan zorgvuldig zullen mogen worden gebruikt.

Art. 7

Het zand ter vermenging van de kalk, zal door de Koloniale Directie zoo nabij mogelijk worden aangewezen.

Overeenkomstig vorenstaand bestek en Conditien tot de uitbesteding overgegaan zijnde, is de inschreving geweest, als volgt:

Jan Mulder te Noordwolde voor f 21.450,-
Johan Heinrich Daman te Avereest f 26.900,-
Bernardus Plomp aan de Dedemsvaart f 29.950,-
J. Kleinmeijer aldaar f 30.180,-
B. Plomp Jr aldaar f 30.400,-
en H.L. v.d. Vegt aldaar f 30.500,-

Terwijl het bij afslag, van eene som van vijfduizend gulden daarbeneden af, gebleken is, dat niemand het werk voor minder dan opgemelde laagste inschrijvings som van een en twintig duizend vierhonderd vijftig gulden heeft willen aannemen.

De laagste inschrijver Jan Mulder neemt aan, om bij ontvangst van het berigt voor goedkeuring van de Permanente Commissie te stellen de gevorderde twee gegoede borgen, ten genoegen van den Uitbesteder.

En is hiervan gemaakt het tegenwoordig proces verbaal, hetwelk door genoemden minsten inschrijver en den Uitbesteder, benevens den Onder Directeur L. ten Broek, die bij de uitbesteding heeft geadsisteerd, is onderteekend.

Frederiksoord den 17 juli 1837

(get.) J. Mulder, J. van Konijnenburg, L. ten Broek

Voor wie een reconstructie wil maken van het gesticht, zal dit bestek tot grote steun zijn. Voor mij is de essentie, dat besloten is om buiten om het bestaande gesticht een extra ring van zalen te bouwen. Daar is de ruimte voor binnen de gracht, omdat het oorspronkelijke gesticht "uitsteeksels" heeft van bijna 5 meter diep. Deze maken deel uit van de woningen van de zaalopzieners. In feite wordt dus de buitenafmeting van het gesticht niet veel groter, maar het grondoppervlak wordt bijna verdubbeld. En daardoor wordt ook het vloeroppervlak van de zolder meer dan verdubbeld. Het totaal benutbare oppervlak van het gesticht wordt dus veel groter.


Historisch Centrum Overijssel - Kadasterkaart Stad Ommen 1832 - Sectie A blad 1



Op de oudste kadasterkaart uit 1832 is te zien dat de uitsteeksels aan het gebouw even breed zijn als de basis van het gebouw. Op de kadasterkaart uit 1860, hieronder, is te zien dat de basis van het gebouw tweemaal zo breed is geworden. De kleine uitsteeksels aan het gebouw zijn de secreten (toiletten). Omdat de grachten op de hoeken te kort bij het gebouw liggen, zijn er schuine hoeken op het gebouw gezet.


Historisch Centrum Overijssel - Kadasterkaart Stad Ommen 1860 - Sectie A blad 1



Om de transformatie goed in beeld te krijgen, heb ik de kaart van 1860 transparant over de kaart van 1832 gezet. Dan is goed te zien dat het gebouw naar buiten toe verbreed is. Tevens is te zien dat het rechter gebouw op de binnenplaats in 1860 veel grotere afmetingen heeft gekregen.


Google Earth - mix van de plattegronden van 1832 en 1860



Verder valt in het bestek de straffe planning op: de klus moet in vier maanden worden geklaard, waarbij er steeds 1 vleugel wordt aangepakt, te beginnen met de verwoeste westvleugel. Dat betekent dus dat er elke maand 1 vleugel moet worden opgeleverd, waarna met de volgende kan worden begonnen.

Maar al een dag na de uitbesteding schrijft directeur Jan van Konijnenburg een brief aan de Permanente Commissie, waarin hij uit legt dat de aanbesteding (in 1837 heet dat nog consequent uitbesteding) niet goed is verlopen. Wat blijkt? van Konijnenburg heeft aannemer Jan Jacobs Mulder uit Noordwolde, die in Frederiksoord en Veenhuizen veel klussen voor de Maatschappij van Weldadigheid op knapt, een raming laten maken. Hij kwam uit op een bedrag van Fl 18.000. Maar dezelfde Mulder is bij de aanbesteding de laagste inschrijver voor een bedrag van Fl 21.450,=. Hoe kan dat?

Frederiksoord, den 18 Juli 1837
No 1607

Aan de Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid te ‘s Gravenhage

Ik heb de eer bij dezen aan de goedkeuring Van UwEdGeb. Te onderwerpen het proces-Verbaal van de op gisteren plaats gehad hebbende uitbesteding van de herstelling en den gedeeltelijken herbouw van het bedelaars-gesticht te Ommerschans.

Daar ik UwEdgeb Resolutie van magtiging hiertoe, van den 28 Junij H.N.te, eerst den 2 dezer maand, ’s avonds, ontvangen heb, kon ik de uitbesteding niet niet wel vroeger dan tegen de 17e aankondigen, welke aankondiging eerst in de Haarlemmer Courant van den 6e en den 11 heeft kunnen geschieden, benevens in de Zwolsche Courant, omstreeks den zelfden tijd.

De uitslag der uitbesteding is, gelijk WdEdgeb uit het proces Verbaal zullen bemerken, zeer Verre buiten mijne Verwachting geloopen; Waarvor twee oorzaken bestaan, de eerste, dat de gegadigden, buiten den bestekmaker, eigenlijk geen genoegzame tijd gehad hebben, om een Werk, Van zulk een grooten omvang, behoorlijk te kunnen nagaan, dat nog meer gevorderd wordt, omdat het grootendeels uit reparaties bestaat. Gebrek aan behoorlijke uitvoerige specificatien heeft hen, derhalve, huiverig gemaakt, om lager in te schrijven. Evenwel is het duidelijk, dat die gegadigden bij den afslag lager zouden hebben gemijnd, dan hunnen eigene buitensporig hooge inschrijvings sommen.

De tweede oorzaak is het tijdsverloop. Toen ik UwEdGeb bij mijnen broef van den 3 Juij het bestek in zond, Verwachte ik, dat de uitbesteeding nog in die maand zou hebben kunnen afloopen en alzoo met het werk in het begin van deze een aanvang gemaakt. Dat Verschil, van schier eene maand, Veroorzaakt, bij het korten der dagen, Veel meer arbeidsloon en, bij den lageren Waterstand, meerdere kosten van transport en ook eenige Vries, Van in de maanden October en November, zoo als meermalen, door Vorst te zullen worden overvallen.

Van hier dan ook, dat de bestekmaker f 2,950 boven zijne raming ingeschreven heeft, ongeneigd zijnde, in het werk voor de lagere ramingssom te aanvaarden.

Ik kan niet ontveinzen, van gevoelen te wezen, dat hij daartoe zou kunnen verpligt, behoudens de Vergoeding voor het tijdsverlies, welke echter op geen f 3,000.- kan worden gesteld; doch, daar de begrooting hier van eene mogelijke questie zou kunnen opleveren en het, evenwel, aan onderscheidene bedenkingen onderhevig is, van den bestekmaker te noodzaken het werk voor eene lagere som, dan waar voor hij ingeschreven heeft, op zich te nemen, zoo kan ik UwEdGeb niet adviseren daartoe te besluiten.

Intusschen gevoel ik al de onaangenaamheid van deze onverwachte uitkomst, ofschoon de oorzaken daarvan mij, nu, van achteren, door de gegadigden zelve zijn bekend gegemaakt.

Bij een zeer uitvoerig gesprek zoo met den bestekmaker, als met den Onder Directeur ten Broek en een rijp nadenken hierover, en lettende op de solide en waarlijk emnagiense wijze, waarop onderscheidene gebouwen in de laatste jaren, onder toezigt van de koloniale Directie zelve, gebouwd zijn, waartoe in zonderheid behoort de nieuwe Smederij en Wagenmakerij te Veenhuizen, onder het onmiddellijk toezigt van den bekwamen metselaar, onzer opziener over de gebouwen, L. Knuwer, welk bijna afgewerkt gebouw schier niets te wenschen over laat; Voorts ook van het aangebouwde stuk aan de fabrijkzaal te Willemsoord, de vlas schuur te Ommerschans en meer andere, en nog in aanmerking nemende, hoe mogelijk de bestekmaker J. Mulder, welke te Noordwolde woonachtig is en nog onderscheidene werken onder handen heeft, op zulk een verren afstand, een zoo groot werk als dat de Ommerschans geheel op zich nemen kan, zonder zich in de ruimte schadeloos te willen stellen: Bij de overweging van dit een en ander, zeg ik, is bij mij de gedachte ontstaan en bevestogd, dat het beter ware, het werk geheel onder eigen opzigt te doen Volbrengen, met behulp, natuurlijk, van zoo veel vreemd werk volk als vereischt wordt en onder onmiddellijk toezigt van genoemden opziener Knuwer, welke daarvoor een gratificatie van hoogstens f500,- ook ter vergoeding van kostgeld, moest worden aangeboden, welke som zoo veel minder zou moeten bedragen als het werk minder zou voldoen, of in de kosten mogt tegen vallen.

Op die wijze veronderstel ik nog, dat er geen f 18,500.- zal behoeven te worden besteed, althans geen f 21,450.-.
De bekwaamheid van Knuwer is, rijkelijk voldoende, nu het bestek zeer nauwkeurig gemaakt is en de bestekmaker ons ook zijne specifieke begrooting, ter somma van f18,500.- zal overhandigen. Te Veenhuizen kan Knuwer die 4 maanden wel worden gemist. Deze kan dagelijks met den Adjunct Directeur de Geus raadplegen en de aankoopen zouden door beiden moeten worden bewerkstelligd, zoodanig, dat bij elk verschil van gevoelen, hetzelve aan mijne beslissing moest worden overgelaten, terwijl UwEdGeb aan mij de vrijheid zouden dienen te laten, om den bestekmaker J. Mulder zoo dikwijls te raadplegen, als mij voor de zaak nuttig zou toeschijnen. De materialen zouden op goed 3 maanden moeten worden gekocht en ik reken wekelijks f 500.- voor arbeidsloon noodig te hebben. De timmerman te Ommerschans en alle timmerlieden en metselaars onder de kolonisten, die van ander werk zouden kunnen worden gemist, zouden mee aan het groote werk worden bezig gehouden. Alle bezuinigingen zouden worden betracht voor zoo verre die aan de deugdelijkheid van het werk geen afbreuk kunnen doen en van den noodigen ijver voor deze zaak bij ons, kunnen UwEdGeb zich genoegzaam verzekerd houden.

Ik zal overwegen hiervoor ook den Adjunct-Directeur de Geus raadplegen en UwEdGeb van daar nader schrijven. In alle gevallen wordt er de meest mogelijke spoed vereischt, daar elke dag verzuim kostbaar is!

De directeur der Koloniën
J. van Konijnenburg

 

Twee weken later komt van Konijnenburg met een alternatief voorstel. De 38-jarige timmerman Jacobus Kleinmeijer uit Dedemsvaart is bereid het werk aan te nemen voor Fl 19.500,- indien het bestek op een paar punten wordt aangepast.

 

Frederiksoord den 31 July 1837

Ik hab de eer gehad te ontvangen UwWelg Missive van den 27 dezer maand no 2.
Uwedg geven daarbij te kennen bedenkinge te hebben tegen de aanvaarding van het bewuste werk ye Ommerschans onder eigen opzigt en door eigen Volk. Hierop merk ik aan dat dat laatste een misstelling zijn moet, daar ik uitdrukkelijk bedoeld heb Vreemd Werkvolk, hetgeen misschien een schrijffout geweest is, waarvan de herstelling op UWEdg Besluit van zeer groote invloed zijn kan.

Dan heb ik UwEdg, bij brief van den 27 dezer maand no 1664 reeds gerigt, dat Kleinmeijer het werk onder twee bijzondere voorwaarden voor Fl 19.500,= wil aannemen, zijnde Fl 1.500 meer dan het door UwEdg thans gestelde maximum. Indien wij nu van de hierbij gevoegde specifieke begrooting aflaten de geheele nieuwe goten, buiten om het gesticht, die er thans ook niet zijn, en de gedeeltelijke vernieuwing die aan den binnenkant welke kan worden weggelaten, dan vlei ik mij met Kleinmeijer voor Fl 18.500,= te zullen klaar komen, en wij hem daarbij nog Vrijheid laten, om de Oosterflank, des noods, mede tot het Voorjaar uit te stellen, dan is het niet te betwijfelen, of hij accepteert het werk voor Fl 18.000,-. En de helft, namelijk de voor deze en Zuiderflank, tot het voorjaar uit te stellen, is nu reeds, in alle gevallen, onvermijdelijk, terwijl de Oosterflank goed geschoord, des noods, ook wel zou kunnen worden over gelaten tot het voorjaar.

De andere voorwaarde van Kleinmeijer om het fundament slechts 80 in plaats van 110 duim diep te leggen, is nader bevonden, ook wel te kunnen worden toegegeven, aangezien het fondament van het bestaande zalf niet zoo diep ligt.

Maar, na een zeer breedvoerig gesprek heden morgen met den bestekmaker Mulder gehouden, moet ik UWEdg nogmaals voor dringen dat het werk, onder eigen opzigt genomen, vóór den winter afgedaan buiten de gooten gewisselijk voor Fl 15.000 à Fl 16.000 kan geschieden. De bijgenoemnde specifieke begroting zal UwEdg daarvan zelve eenige mate overtuigen, daar al de daarop aangewezen bezuinigingen en verminderingen zeer mogelijk en uitvoerlijk zijn. De bedenking, waarom Mulder het werk dan niet zoo veel lager wil annemen, wordt opgelost meerendeels in den afstand, waarop hij van het werk woont en zijn veelvuldige werkzaamheden alhier, overigens dat men van een aannemer altans meer vordert, dan men voor eigen rekening gevoegelijk bezuinigen kan.

Daarbij ken ik Mulder voor een zeer voorzizigtig, eerlijk en allerbekwaamst man, het geen ik van Kleinmeijer niet alleen, niet zeggen kan, maar zelf van hem betwijfel. Gaarne zou ik Wind eerst hiervoor mede eerst willen spreken, maar deze is reizende door de Provincie, met Waterpassen en grondbooren, zoodat het nog onzeker is, of ik hem voor Donderdag zal te spreken krijgen. Daarbij is hij bij de uitbesteeding niet geweest, niet tegenstaande ik hem daartoe had uitgenoodigd, zoo dat hij zelf geen gading maakt in dit werk, en heb ik voorts vroeger, uit zijn eigen mond verstaan, dat deze wijze van herbouw verre weg te verkiezen was, boven de versterking van het gebouw door gebindten en dat hij op dit plan volstrekt niet zou gevallen zijn, indien men hem niet bepaaldelijk gezegd had, dat de bestaande vorm en inrichting moest blijven behouden worden, terwijl andere deskundigen ronduit verklaren dat het onmogelijk aan het oogmerk kan voldoen, dat er aan geen overwinden der muren, over zulk eene groote uitgestrekheid, te denken is en dat het oude metselwerk door het inbrengen van gebindten  wèl zoo veel verzwakken zou als deze laatste er steun aam zouen geven. Wind heeft mij dan ook zelf verklaard dat afname der bovenste verdieping de eenige wezenlijke deugdzame herstelling is.

Neem ik nu nog in aanmerking dat er, na eene herstelling met gebindten, op de zolders geen koren, zonder gevaar, zal kunnen worden opgeborgen en dat er zoo vele ruimten en gerieven zullen worden gemist, welke anders verkregen worden, dan voel ik mij gedrongen UwEdg, dat een en ander onder UwEdg aandacht te moeten brengen, met hernieuwd voorstel, om het werk onder eigen opzigt, met vreemd volk, en onder beheer van Mulder (die ook te veel belang stelt in zijnen goeden naam bij de Directie dan dat ik hem niet geheel en al vertrouwen zou) te ondernemen...


Hoewel ik het formele besluit, het werk te gunnen aan Kleinmeijer, blijkt uit latere documenten dat hij het werk wel degelijk heeft uitgevoerd.

We volgen Jan van Konijnenburg in zijn verslagen van bezoeken aan Ommerschans in 1838:

18 april 1838

Ook de bestekmaker van den herbouw van het gesticht heb ik mede gehad, om het werk wederom gade te slaan. Ik heb thans het genoegen UWEdgeb te kunnen berigten, dat hetzelve, over het geheel, zeer goed en gevorderd bevonden is, komende de kap in deze week op de achterflank. Kleine verschillen met den aannemer en voorgekomen bijzonderheden in het werk van minder belang, zij der moeite niet waardig UWEdGeb te worden medegedeeld.

22 juni 1838

De 2e flank van het gesticht te Ommerschans thans reeds geheel afgewerkt zijnde, terwijl de 3e binnen 24 dagen bewoonbaar zal worden. Zoo heeft mij de aannemer gisteren dringend verzocht om den 2e termijn (fl 4.500.-) ten allerspoedigste te mogen ontvangen daar hij zelfs niet in staat is, om morgen zijn werkvolk te betalen en zijn geldgebrek hem alzoo belet schielijker voort te gaan. Op een gedeelte van de toegezegde buiten gewone remise in de volgende week rekenende, heb ik geantwoord, dat hem in de volgende 14 dagen die termijn zal worden uitbetaald, het geen ik de eer heb UWEdGeb te berigten met de toevoeging, dat het werk over het geheel, zeer goed wordt volbragt en de verschillen met den aannemer, de grootte van het werk in aanmerking genomen, tot hiertoe og van weinig aanbelang zijn.

2 augustus 1838

De afwerking van den herbouw van het gesticht gaat mede traag daar de termijn reeds verstreken is en de laatste flank nog niet voor de helft afgedaan is. Ik heb den aannemer gezegd, dat de laatste den 15e dezer maand zal beginnen te loopen. Den 3e termijn zal hem, intusschen, eerst daags dienen betaald te worden.

1 september 1838

Er ontbreekt nu nog op de nieuw ontgonnen 40 morgen eene hoeve, die nog tijdig genoeg kan worden gezet, indien UWEdGeb het nevengevoegd plan daarvan, binnen weinige dagen kunnen goed keuren..... Zulks een boerenhuis, overigens zoo ligt mogelijk, maar niettemin sterk en beter dan de bestaande woningen gebouwd, moet Fl 2.500,- kosten, waarvoor ik met den aannemer Kleinmeijer, die de herbouw van het gesticht genoegzaam ten einde gebragt heeft, zou denken klaar te komen.

 

En zo mogen we concluderen dat begin september 1838, bijna twee jaar na de storm, het vernieuwde gesticht volledig in gebruik is genomen.

Jacobus Kleinmeijer noemt zich vanaf nu consequent aannemer. En werk aannemen, dat zal hij regelmatig doen. Zo is hij in 1842 de laagste inschrijver op de bouw van de Rooms Katholieke kerk in Slagharen.

 

lees ook:

 

 

 

Auteur:Helmuth Rijnhart
Trefwoorden:Ommerschans, Maatschappij van Weldadigheid, Storm
Periode:1837-1840
Locatie:Overijssel, NL, Vinkenbuurt, Balkerweg 68
Thema's:Dagelijks nieuws van de Ommerschans

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.