image/svg+xml

Erve Sievert/Sieverink Hasselo

Verhaal

Erve Sievert/Sieverink Hasselo

Plaatje bij verhaal: sievert.jpg

Erve Sievert / Sieverink

 

Van dit erf gelegen aan het Bartelinkslaantje kornen we, voor zover bekend is, de oudste gegevens tegen in de rekeningen van het Bisdom Utrecht van 1385. Hierin wordt het erf 'Smerding' genoemd en het heeft dan tienden “groff ende small' aan de Bisschop van Utrecht te betalen.In 1533 hebben Bemdt Syverdynck en Grete aan het Onze Lieve Vrouwengilde een jaarrente van een mud rogge, 'gaande uit een kamp bij de Thye in de rnarke Hasloe', verkocht. Het zogenaamde Spaanse archief van omstreeks 1630 vermeldt, dat onder de nabeschreven lande 'to behorende aan zljn Keyserlijcke Majesteit het erve genompt Syverdynck gelegen yn der buerschap te Hasloe' voorkomt. Het erfbezit ongeveer 18 stukken land (alle stukken met name genoemd), Een van die stukken land is een hof, die bepoot is met jong eikenhout, een z.g. telgenkamp. Ook heeft dit hof zijn aandeel aan het 'gemene holt' dat in de marke staat.

'Een tiende groff ende small hort dat Capittel van Oldenzaell. Noch gaet weder uth dyt Erve verendertych stucke Brabants (munt) ende wort genompt Koegel ende voergelt ende hoert dye Droste van Twenthe'.

Het Spaanse archief vervolgt rnet de bewoners:                                                                                                                                                                        'Desse nabeschreven synt geboren up dyt vorschreven Erve ende synne keyserlych hoffhorych. Item van dyt voorschreven Erve ys ener geboren en wort genompt Berent Syvordynck ende syn huysvrotuwe Fenne, ende hebben tesamen dre Kynder en worden genoempt als volget:

1) Ten eyrsten eyner genoempt mensedeselve wont nue upt Erve en syn huisvrouw ys genoemd Gese ende hebben tsamen twe lcynder en worden genompt        Grete en Gese.                                                                                                                                                                                                                                   2) Noch van dyt Erve geboren eyner genoempt Berent desse ys vry gekofft ende wont up Lansynck 't Hasloe.                                                                                 3) Noch eyner van dyt Enve geboren, genoempt Fenne, desse ys ock vrygekofft, ende wont up Gorbertynck 't Hasloe'.

Er blijkt verder dat er nog 9 kinderen op dit erf geboren zijn.

In het jaar 1765 gaat het niet zo best met het bedrijf van de Sieverts, dan vraagt Roelof Sievert uit Hasselo, via een provinciaal rneijer, aan de Gedeputeerde Staten van Overijssel hem te ontslaan van de verplichtingen omtrent Erfwinning en Versterf en dit niet in de verpachting te laten komen. In die jaren zijn hem twee paarden en een koebeest afgestorven. De rentmeester Hendrik Jan Bos, die de situatie op het erf heeft onderzocht, vraagt een kwijtschelding van 28 gulden en 10 stuivers, hetgeen wordt geaccordeerd.

Van 17 juli 1779 tot en met 3 maart 1781 vindt er een proces plaats,tussen Roelof Sievert en Jenneken Bouwmeester, weduwe van wijlen Egbert Nijhof uit Groot Driene. Roelof Sievert had samen met Egbert Nijhof zeven en veertig gulden verdiend aan vrachtloon voor het vervoeren van lompen 'van Eindscheide naar Carelshaven bij Delden en enige vrachten hout val het erve Woolderink in Enschede naar Binnen Gerrit blj Kattelaar (Enter) vervaren.' Herman Nijhof had voor hun beiden 47 gulden ontvangen, maar de helft hiervan nimmer aan Roelof Sievert afgegeven en nu was Herman Nijhof inmiddels overleden. Omdat nergens enige aantekeningen zijn, wanneer er gevaren zou zijn, geen kwitanties of andere bewijsstukken getoond konden worden en Sievert na de dood van Nijhof komt met zijn eis tot 'halfscheid' van de 47 gulden wordt Sievert in het ongelijk gesteld. Het proces wordt in 55 bladzij den beschreven.

Op 25 juli 1787 treden Berend Lansink uit Gammelke en Geertruid Sieverink in het huwelijk. Dit huwelijk zal een sternpel drukken op de toekomst val het erve Sievert en zal hier uitvoerig worden besproken.Geertruid was een dochter van Roelof Syverd en Janna Engberink. Er was een afspraak gemaakt dat het jong getrouwde paar goederen ter waarde van 198 gulden zouden overnemen van Roelof Syverd en dan op het erve Sievert zouden gaan wonen. Dit huwelijk werd voltrokken op huwelijkse voorwaarden en daarom was de goedkeuring nodig van Gedeputeerde Staten van Overijssel. Onder ander werd overgenomen een brouwerij van het Provinciale Hofhorige erve Zyvert in Hasselo onder het Hof te Oldenzaal en dit had nogal wat voeten in aarde. Twee meerderjarige en twee minderjarige zoons (bij monde van rnombaren (voogden)) van Roelof Syverd moesten hiervoor hun toestemmrng geven.Dat Berend Lansink niet erg gelukkig was met dit huwelijk blijkt uit een brief die hij in augustus 1793 schrijft aan de Gedeputeerde Staten.

Deze brief begint als volgt: 'Den ondergetekenden Provincialen Meijer Berent Sievert in Hasselo gerigts Oldenzaal geeft Uw.ed.Mog. in de diepste onderdanigheíd en eerbied aller klaaglijkst te kennen, dat hij voor eenige weinige jaren geleden als een seer jong bouwman op dit gemelde en gansch metschulden belaeden Erve, aan de dogter van Roelof Sivert getrouwt is, hetgeen hij helaas te laat gewaar geworden is en ontdekt heeft, zodat hij met al zijn goed oppassen en suur arbeiden geen kans ziet, om alle crediteuren van R. Sievert benevens de agterstandige verschuldigde pagten te betaalen.'

In deze brief staat verder, dat zijn koren grotendeels is bevroren en dat hij,'ongelukkigen bouwman' geen kans ziet, orn zijn schulden te betalen. Op het erve rustte geen zegen, want enkele jaren later geeft hij 'klaaglick te kennen' dat hem binnen anderhalf jaar 10 koebeesten en alle zijn paarden zijn afgestorven. In deze brief getuigen zijne buren Jan Lansink en Henric Meijerink dat hij 'de waarheit' heeft geschreven. Een ding is duidelijk, het gaat niet goed met het boerenerf van Berent Sievert.Het antwoord op de brieven is helaas onbekend.

Hoezeer de oude toestand in Twente na 1795 was blijven bestaan blijkt uit het volgende extract uit het hofprotocol van testamenten van het Hof te Oldenzaal. 

1796, den 5 November heeft Jan Felthuys ttyt Doorningen en Hendrik Tyert uit Hassel, beiden hofgenoten, aan ons Derk Blom en Hendrik Engbers, Hofmeijers des Haves Oldenzaal, verclarende dat zij geroepen en gekomen zijn ten Huyse von Roelof Sievert in Hassel en den zelven gekleed als of ter kerke wilde gaan en een bijl in de hand genoemen daar mede driemaal in een post gehouwen buyten het huys en alzo zijn Hofrecht verwaard en zijnen Heeren begiftigd met ses gulden en vijf suyvers. (uit R.A.O Statenarchief No. 5522)

Het bovenstaande heeft betrekking op artikel 13 van de Hofrechten van 1546. Wilde een hofhorige een testament maken en was hij ziekelijk van aard dan moest hij, met 2 buren als getuige, een krachtproef afleggen orn te bewijzen dat hij tot het maken van een testament in staat was.Roelof Sievert overleed op 7 november 1796 en het is hem nog tijdig gelukt een testament te maken waardoor zijn venwanten een ruimere aanspraak konden maken op zijn nalatenschap en zijn leenheer werd 'begiftigd met ses gulden en vijf stuJvers.'

Van zijn schoonzoon Berend Lansink op Sieverink, die ook Berend Sievert genoemd wordt, hebben we al vernomen dat het met het boerenerf niet goed gaat. Van 23 januari 1799 bestaat er een klaagbrief, dat zijn huis in een bouwvallige staat is gekomen en dat het zeer nodig gerepareerd moet worden. De metselaarsbaas Derp Spoor uit Hengelo kanvoor 252 gulden het huis opknappen, maar Sievert heeft daar geen geld voor. De landrentmeester van Twente vult deze brief aan met te vermelden dat, mocht dit huis nog meer vervallen, dit voor het gewest schadelijk zou worden en hij besluit gracieuselijk te accorderen.

Het resultaat is dat Berend Sievert over de jaren 1798 en 1799 geen pacht hoeft te betalen en hem 250 gulden geleend worden, die hij in 3 egale perioden van 8 maanden rnet 2 procent rente terug moet betalen. Berent Sievert, ook wel geschreven als Zyvert, heeft in deze tijd zijn vrouw Geertruid Sieverink verloren en hij treedt op 21 januari 1801 in het huwelijk met zijn tweede vrouw Maria Wegink. Doordat de huwelijkse voorwaarden, die door de landrentmeester werden onderzocht, niet in strijd zijn met de Hofrechten, mocht het huwelijk doorgaan. Belangrijk hierbij is, dat wij kunnen zien dat de horigheid in 1801 in Hasselo nog steeds bestond.

Op 5 augustus 1807 wordt er op het hofhorige erve Sievert in Hasselo een 'noodhofgerichte' gehouden. Dit duidt op iets bijzonders.Berend Lansing op Sievert en zijn vïoulv Maria Wegink verklaren een deugelijken schuld te hebben van vijftienhonderd gulden -F 1500,- en dat zij bedugt zijn, dat door de landrentmeester al hunne meubilaire en vaste goederen geëxecuteerd zullen worden.' Op deze dag wordt de inventaris van het merbilair, het vee en zaadgewassen opgemaakt en die lijst zag er als volgt uit:

46 fiemen roggen met den tienden; 6 schepel land met haver; een schepel land met gerste; 7 spindel land met vlas; 5 schepel land met aardappels;twee paarden; 2 koebeesten en 3 kalvers; 3 verkens; een halfbeslagen waagen; een ploeg en twee eggen; een stottekar; drie kisten en een ton; een sasomp en wanne; een klokke; een koperen ketel van ongeveer 7 emmers; een eyseren pot; een teeketel; tíen stoelen; drie voder hooy; twee vimen garsten, drie kumens; een bakkentrog en zuurkoolvat; twee onder en twee overbedden; twee kussen en pollens. In presentie van mij opgeschreven. Jan Nijhuis.

 

Er zullen in dit huis nog wel enige voorwerpen meer zijn geweest, doch van weinig waarde. Volgens een afrekening heeft de verkoop van deze inventaris op 1 en 2 Augustus 1813 plaats gehad.

Uit het bankenverpachfingsboek vande R-K.Plechelnuskerk te Deurningen uit 1859 blijkt dat dan op het erve Sievert te Hasselo, woonaclrtig zijn Rudolphi Lansink, gehuwd met Johamra Nijhuis, hun zoon Gerhardus met diens vrouw Maria Gelink en een tweede zoon Antonius. Uit het huwelijk van Gerard Lansink en Maria Gelink zijn geboren: Roelof(geb. 5-3-1860) en Jan (geb. 4-7-1865). Deze Jan Lansink huwt op 16 rnei 1907 rnet Hendrika Scholten en hun dochter, Maria Johanna, huwt in mei 1946 met Johannes Stevelink. Zij gaan op het Sievert wonen en beginnen een varken-mesterij waardoor een aantal grote schuren op het erve worden gebouwd. Dit bedrijf heeft Johannes tot het midden der jaren zeventig kunnen uitvoeren omdat hij toen van de gemeente Hengelo de aanzegging kreeg zijn bedrijf te beëindigen wegens nieuwbouw op de Hasseler Es.

Jan Stevelink begon toen, nadat hij uit Hasselo was verdreven een nieuw bedrijf in Mander.

 

Jo Niks, 1977 bewerking: Bert Wolbert

Auteur:Jo Niks met bewerking door Bert Wolbert uit Oet de Boerschopn nr.86 zomer 2003
Thema's:Boerderijen In Hasselo

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.