image/svg+xml

Moeilijkheden met predikanten

Verhaal

Moeilijkheden met predikanten

Plaatje bij verhaal: boomhofkerk.jpg

Uit: ‘’VAN SCHEURMAKERS, ONRUSTSTOKERS EN GEHEIME OPRUIJERS..”

De afscheiding in Overijssel

Een uitgave van de IJsselakademie Kampen, 1984.

 

Dat men in de jaren dertig soms een verband legde tussen de Afscheiding en het gedrag van predikanten verbaast niet. Zo schreef de gouverneur van Overijssel in een brief van 7 december 1835 aan het ministerie van Binnenlandse Zaken dat hij erop vertrouwde dat de sympathie voor de Afscheiding zou afnemen "wanneer de leeraars der Hervormde Kerk alge­meen hunne pogingen aanwenden om in allen opzigte, door de leer en wandel de waardigheid hunner betrekking te handhaven en het Gouvernement zich tijdelijk de opoffering getrooste om eenige hoogbejaarde, ongeschikte leeraars te pensioneren en door bekwame kandidaten van beproefde gezindheid te doen vervangen...

De gouverneur dacht in dit verband in het bijzonder aan Nicolaas Nieveen, predikant te Rouveen (NH). Met hem en enkele jaren eerder met zijn collega Nicolaas Dijk uit Gramsbergen (NH) hadden de classis Zwolle en na 1816 het classicaal bestuur hun handen meer dan vol gehad. Misschien her­innerde de gouverneur zich trouwens ook nog ds. Hendrik Lamberts uit Wilsum met wie het classicaal bestuur van Kampen nogal wat te stellen heeft gehad.

Nicolaas Nieveen uit Rouveen

Deze was tussen 1797 en 1836 predikant te Rouveen. Het eerste ernstige konflikt met zijn kerkeraad dateert van 1814. Het bezwaarschrift dat bij de classis tegen hem werd ingediend bevatte beschuldigingen over afpersing van geld voor het dopen van kinderen en het aannemen van belijdeniscatechisanten, het leiden van een ontuchtig leven en het ontvreemden van diakoniegelden om de kosten van de kerkvisitatie te kunnen betalen.

Daarnaast verweet de kerkenraad ds. Nieveen dat hij niets had gedaan tegen het verrichten van bijgelovige handelingen door zijn dochter Gesina. Zij had in bijzijn van anderen een sleutel in de bijbel gestoken en daarbij allerlei bezweringen geuit. Op die manier kon men volgens haar te weten komen wie een tovenaar was. Bovendien herinnerde de kerkenraad aan uitlatingen die ds. Nieveen in 1813 kort na de bevrijding gedaan had en waardoor ongeregeldheden waren ontstaan. Hij had toen namelijk gezegd dat schout Ebbinge Wubben maar eens onder de oranjeboom moest doorgaan, omdat deze met de Fransen had samengewerkt.

Het bezwaarschrift werd ongegrond verklaard en de kerkeraad die ds. Nieveen geschorst had, werd in het ongelijk gesteld. Vanaf die tijd was de verhouding tussen predikant en kerkeraad echter verstoord, want telkens kwamen wederzijdse klachten bij het classikaal bestuur van Zwolle binnen.

In 1833 wilde de kerkeraad de schriftelijke kerkvisitatie niet onder­tekenen, ”aangezien de tegenwoordige leraar Nieveen wegens blindheid en andere gebreken des ouderdoms onbekwaam is om zijn dienstwerk te verrichten”. Nadat een commissie uit het classikaal bestuur een paar keer ter plaatse een onderzoek had ingesteld wist men ds. Nieveen in 1836 zover te krijgen dat hij emeritaat aanvroeg.

 

Nicolaas Dijk uit Gramsbergen

Over de ambtsperiode van ds. Dijk zou alleen al een zeer lang hoofdstuk te schrijven zijn. In 1803 werd hij op 41-jarige leeftijd tot predikant te Gramsbergen bevestigd. In 1809 kwam hij voor het eerst in hevig konflikt met de classis Zwolle. De aanleiding was het volgende. In 1806 had de kerkeraad van Gramsbergen ds. Ten Noever ƒ 5.-ter hand gesteld voor de noodlijdende kerken. De predikant had vergeten het geld af te dragen, maar was onmiddellijk bereid geweest dit alsnog te doen toen het verzuim ontdekt werd. Toen in 1808 ds. Ten Noever één der kerkvisitatoren was, die Gramsbergen moest bezoeken, had ds. Dijk de heren niet naar behoren willen ontvangen.

Daarop besloot de classis in zijn voorjaarsvergadering van 1809 de predikant te passeren zo gauw deze volgens het rooster in aanmerking zou komen voor het vervullen van een officiële functie.

 Op 22 augustus daaropvolgend schreef ds. Dijk een woedende brief aan de classis, zoge­naamd uit naam van de gehele kerkenraad maar in werkelijkheid op eigen houtje. Hij omschreef hierin de classis als ”personen door hunne handelwijs gelijk aan het laagste soort van menschen”. De classis voelde zich in zijn eer aangetast en dwong ds. Dijk op 2 mei 1810 tot het tekenen van een schuldbekentenis, die tevens een ootmoedig verzoek om vergiffenis be­vatte.

In 1816 dienden een aantal gemeenteleden klachten bij de vrederechter van Hardenberg tegen ds. Dijk in.

Ten eerste zou hij met gekookte aardappelen andermans kippen in zijn tuin hebben gelokt en ze vervolgens in de pastoriekelder hebben opgesloten. Ten tweede zou hij meermalen naar het Bentheimse dorpje Laar zijn gegaan om daar jenever te kopen en dan nog wel zoals een ooggetuige had gezien, slechts gekleed in een kamerjas zonder daaronder een broek te dragen. Ten derde zou dominee op zon- en feestdagen weleens in zijn tuin hebben gewerkt.        '

Ds. Dijk gaf toe negen stuivers aan veldwachter Caspar Weber te hebben betaald voor één van diens vermiste kippen die hij met geen mogelijkheid meer levend aan de eigenaar had kunnen terugbezorgen. Hoewel het archief van de vrederechter van Hardenberg uit deze periode verloren is gegaan, heeft ds. Dijk vermoedelijk een boete gekregen gezien een aan­tekening in het notulenboek van het classicaal bestuur van Zwolle.

Over deze zaak op 5 maart 1817 bij het classicaal bestuur ter verant­woording geroepen, wilde ds. Dijk wel toegeven dat zijn zoontje Adolf een kip had doodgeslagen. Toen hij en zijn vrouw dit ontdekt hadden, waren ze niet in de gelegenheid dit tijdig bij de bevoegde instanties aan te geven, omdat zij op dat moment niet behoorlijk gekleed waren. En daarna was dominee het gebeurde blijkbaar ontschoten. Nadat het classicaal bestuur ds. Dijk had aangehoord werd hij vermaand voortaan een ernstige levenswandel in acht te nemen.116

In 1821 kwam ds. Dijk echter weer met de rechter in aanraking. Bij het nazien van de diakonierekeningen ontdekte men dat hij op een kwitantie van de Zwolse boekverkoper Derk van Stegeren het bedrag van ƒ2,- veranderd had in ƒ 4,- Ds. Dijk had dit feit toegegeven, maar voegde daaraan toe dat hij stellig van plan was geweest dit bedrag te verrekenen met geld dat hem nog toekwam. De zaak kwam voor de rechtbank van Eerste Aanleg van Deventer. Helaas is ook van deze rechtbank veel archiefmateriaal verloren gegaan. Wij weten dat ds. Dijk in Deventer in arrest gezeten heeft, maar het is niet bekend hoe lang. Dat hij gezeten heeft weten wij uit een briefje van ds. Wineke uit Heemse van 2 augustus 1821 aan het classicaal bestuur. Ds. Wineke schrijft hierin dat zijn collega Dijk in de nacht van 31 juli op 1 augustus is gearresteerd en naar Deventer overgebracht. ”Wat hoort men tegenwoordig toch rare en nare dingen. Wie had dat kunnen verwachten, dat een predikant van het bed gelicht is”.

In 1829 zijn er weer grote moeilijkheden. Ds. Dijk weigerde een kind van de familie Dambrink te dopen. Deze weigering stond volgens Dambrink in verband met het feit dat deze de dochter van ds. Dijk, die een winkeltje hield een jaar tevoren beboet had wegens het niet betalen van patent-belasting. De gouverneur en het classicaal bestuur kwamen er aan te pas, maar tenslotte werd het kind op zondag 3 mei door ds. Dijk gedoopt.

In dezelfde tijd dienden ds. Dijk en kerkvoogden klachten tegen elkaar in bij het classicaal bestuur. De klacht van ds. Dijk betrof het slechte onderhoud van zijn pastorie, terwijl de grieven van de kerkvoogden voornamelijk teruggrepen op de al eerder genoemde gebeurtenissen. Het onderzoek werd door de twee kerkvisitatoren van dat jaar uitgevoerd en zij kwamen tot de slotsom dat de pastorie er inderdaad abominabel bij stond. Wat de tegen ds. Dijk ingebrachte klachten betrof: ”hij moge klein verstand en kennis hebben, maar bewijzen van slegtheid zijn niet voorhanden”, zo luidde de conclusie van de onderzoekers.

Het classicaal bestuur van Zwolle komt in zijn vergadering van 26 mei 1829 tot de uitspraak dat het het beste zou zijn voor ds. Dijk emeritaat aan te vragen en omdat er geen termen aanwezig waren hem te schorsen, verzoekt men de koning hem een pensioen te verlenen dat even hoog zou zijn als zijn jaarsalaris dat ƒ 650,- bedroeg.

Na een lange procedure werd ds. Dijk met ingang van 1 juli 1830 emeritaat verleend met behoud van salaris.

Trefwoorden:NH; predikanten
Personen:Nicolaas van Dijk, Nieveen
Locatie:Gramsbergen

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.