image/svg+xml

Een doos met brieven uit de oorlog

Verhaal

Een doos met brieven uit de oorlog

  • Geplaatst door
Plaatje bij verhaal: 01. CobavGrutingStaal3006.jpg

In 1990 vindt René van Gruting (1948) kort na het overlijden van zijn moeder een grote doos met brieven. Daarvan zijn er 95 geschreven door zijn vader aan zijn moeder en 72 door haar aan hem. Ook zitten er in de doos nog enkele tientallen andere brieven. Ze dateren uit de periode augustus 1944 – juli 1945 en geven een indringend beeld van Hengelo en Utrecht in het laatste oorlogsjaar. In 1982, na het verschijnen van de roman De Aanslag van Harry Mulisch, had Jacoba van Gruting-Venlet aan haar zoon al het een en ander verteld over haar eigen ervaringen tijdens de oorlog. Zo was zij door de bezetters tegen de muur gezet en dreigde zij doodgeschoten te worden. Dat gebeurde in de dagen rond de bevrijding van Hengelo. Haar tijdelijk verblijf daar was toen drie dagen lang het middelpunt van gevechten tussen Duitsers en leden van het verzet. In de brieven aan haar man beschrijft ‘Coba’ indringend hoe ze die situatie overleeft. Al vertelt ze daarin niet alles, zo blijkt ver na de oorlog in een mondelinge toelichting.


Coba van Gruting (1904) uit Hengelo was volgens menigeen een bijzonder mooie en opvallende verschijning. Ze was in Amsterdam Italiaans gaan studeren en had ook enige tijd in het land gewoond, maar was teruggekeerd naar Nederland en in 1934 getrouwd met de wiskundeleraar dr. Cornelis (‘Kees’) Johannes van Gruting (1901). Inmiddels had ze ook een opleiding gevolgd tot apothekers-assistente.

Begin 1941 kwam het echtpaar te wonen in Utrecht, nadat Kees - een man met een sterke persoonlijkheid, maar een zwak hart - daar was benoemd tot leraar wiskunde aan een HBS. In 1944 ging Coba uit de Domstad terug naar Hengelo om er de apotheek van haar onverwacht overleden vader gaande te houden. De oorlogsomstandigheden verhinderden haar naar haar gezin in Utrecht terug te keren. Behalve via sporadische telefoongesprekken buitenshuis – hun eigen aansluitingen waren afgesloten –, hielden zij en haar man al die tijd per brief met elkaar contact. Dankzij een uitstekende huishoudster konden de kinderen Liesbeth (1937) en Keesje (1941) na het vertrek van hun moeder eerst nog in Utrecht blijven wonen. 

‘Uiteraard is de schaarste aan voedsel een steeds terugkerend thema in de brieven’, schrijft René van Gruting in de uitgebreide inleiding op de correspondentie tussen zijn vader en moeder. ‘Kees heeft het in de Hongerwinter relatief goed, mede door de vele voedselzendingen uit Hengelo, en dat beseft hij terdege. Zijn geval is niet representatief voor de algemene situatie in het westen. Hij waakt over zijn spullen en wantrouwen staat voorop. Interessant zijn de hoge prijzen die in de brieven genoemd worden voor levensmiddelen, kleding en brandstoffen. Ook de bekende lange foerageringstochten per fiets naar het oosten komen telkens ter sprake. Kees kon daar zelf niet aan meedoen gezien zijn zwakke conditie. Aan de door de omstandigheden ontstane ruileconomie neemt hij echter volop deel.’ 

Na de bombardementen op Hengelo op 6 en 7 oktober 1944 kwam Coba samen met een tiental anderen te wonen in Het Weusthag, een villa net ten noorden van Hengelo. Haar kinderen Liesbeth en Kees werden in de nacht van 7 op 8 februari 1945 - na het zeer betreurde gedwongen vertrek van de huishoudster - tijdens een risicovolle tocht in een Hengelose vrachtwagen ook daarnaartoe  overgebracht. 

De weken en dagen voor de bevrijding waren vol spanning. ‘We sliepen vijf nachten gekleed’, schrijft Coba, ‘hadden verder alles in de kelder gereedstaan om daarin te gaan als het nodig was.’ In de nacht van 1 op 2 april brak de hel los. Verzetsstrijders openden vanuit de bossen bij Het Weusthag het vuur op de Duitsers, die in de buurt van het huis gelegerd waren. De bewoners lagen gekleed op bed en sprongen op bij het eerste mitrailleurvuur. ‘Even was er een doodse stilte, waarna het geroep om hulp van een gewonde klonk.’ In de vroege ochtend vielen de Duitsers het huis binnen en arresteerden alle aanwezigen. In de schuur bij de villa troffen ze een grote hoeveelheid wapens en explosieven. Een standrechtelijke executie van de tijdelijke bewoners leek onontkoombaar. Om onduidelijke redenen bleef hun dit lot bespaard. Coba geeft er in haar brieven in ieder geval geen duidelijkheid over. Vast staat echter, dat zij beschikte over een grote tegenwoordigheid van geest, die ze ook al eens had getoond toen een Duitser in de apotheek dreigde een handgranaat te gooien. Al flirtend in een cocktailjurk wist zij de man daarvan toen te weerhouden. 

Nadat de Duitsers in de ochtend van 3 april waren weggetrokken, trok Coba met enkele anderen naar de binnenstad van Hengelo, waar ze de bevrijders zag. ‘We leven weer’, schreef ze, ‘nog wel in een chaos maar we bouwen weer op. Puin wordt geruimd, duizenden auto’s van de Tommies trekken nacht en dag voorbij, luchtalarm is er nooit en we voelen ons veilig na lange, lange jaren.’
Kees overleefde de laatste maanden voor de bevrijding zonder echt in grote moeilijkheden te komen, maar was voorlopig nog gedwongen in Utrecht te blijven. Tot zijn geluk kreeg hij echter een positie bij het Militair Gezag, die hem veel afleiding bezorgde en ook de kans bood een paar keer met officieren mee te rijden naar Hengelo. In augustus 1945 kon Coba terugkeren naar Utrecht en was het gezin na bijna een jaar vol spanning herenigd. 
Kees van Gruting overleed in 1956, zijn echtgenote Jacoba van Gruting-Venlet in 1990, hun zoon Kees in 2012, hun dochter Liesbeth in 2022.  In 1948 was hun zoon René geboren.
 
Brieven bij het NIOD en Online
In de jaren 2008-2010 heeft Liesbeth Tavanti-van Gruting ‘de oorlogsbrieven’ van haar vader uitgetikt voor haar broer René, in de hoop dat hij daardoor zijn vader, die hij door diens vroege overlijden nauwelijks bewust had meegemaakt, beter zou leren kennen. Later schreef zij ook de brieven van hun moeder af, opdat er een geheel zou ontstaan van op elkaar betrokken brieven. Door de brieven heen ontstaat zowel een beeld van het leven in een gegoed ambtenarenmilieu in een straat in Utrecht-Oost tijdens de Hongerwinter, als een beeld van de ingrijpende gebeurtenissen in Hengelo in diezelfde periode. 
Met name aan de perikelen rond apotheek Venlet, vooral na het oktober-bombardement en de evacuatie, en aan het netwerk van relaties besteden Coba Venlet en haar moeder veel aandacht. Ook de informatie over het reilen en zeilen van een apotheek in oorlogstijd, maakt dat deze brieven voor buitenstaanders interessant kunnen zijn.

De correspondentie bevat 167 brieven, 72 van Coba en 95 van Kees. Daarnaast zijn negen brieven gewisseld tussen Kees en Geertje Venlet-Dil, de moeder van Coba. Deze waren ingesloten bij de brieven van Coba en Kees. Ook zijn nog brieven bewaard gebleven van de bij de familie te Utrecht inwonende dienstbode en van enige vrienden en relaties. Het gedigitaliseerde manuscript van de briefwisselingen en de bijlagen omvat ca. 207.000 woorden, exclusief de noten. 
De originele brieven van de correspondentie zijn in november 2017 overgedragen aan het archief van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie en daar raadpleegbaar. (NIOD, Amsterdam, 247 Collectie Correspondentie 1176-1180: correspondentie C.J. van Gruting en J. Venlet, 1944-1945.
De digitale editie van deze correspondentie is voor MSMD bezorgd door de neerlandicus en uitgever drs. R.R.A. van Gruting te Utrecht.

Bijschrift kopfoto: Coba Venlet. Foto: J.G. Staal, Hengelo, ca. 1940.

 

 

Auteur:René van Gruting
Trefwoorden:Hengelo, Tweede Wereldoorlog, Utrecht
Periode:1/8/1944-31/7/1945

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.