Verhaal 05 Essen en woeste gronden-----Het oude Twentse boerenbedrijf (vanaf ca. 1000)
Verhaal 05 Essen en woeste gronden-----Het oude Twentse boerenbedrijf (vanaf ca. 1000)
- Geplaatst door
Verhaal 05 Essen en woeste gronden-----Het oude Twentse boerenbedrijf (vanaf ca. 1000)
Hierboven een tekening van oude boerengereedschappen. Bij de korenschoven zie je een zeis, een riek, een spade, een sikkel en een dorsvlegel. Weet je waarvoor dit gereedschap vroeger werd gebruikt?
Het landschap vroeger
Rondom Borne is alles prachtig groen. Het mooie Twentse landschap bestaat tegenwoordig uit akkers en weilanden, afgewisseld met bossen en houtwallen. Vroeger was dat niet zo. Het landschap is dan een grote kale en onvruchtbare heide, de ‘woeste gronden’. Die zijn het grootste deel van het jaar donkerbruin. Alleen aan het eind van zomer kleuren ze prachtig paars. Ook zijn er moerassen. Hier en daar, op plaatsen waar de grond wat hoger is, liggen de essen met de akkertjes van de boeren. Het zijn net kleine eilanden in een eindeloze zee van woeste gronden. Weide- en hooilanden zie je alleen op vochtige plaatsen langs de moerassen en de beken.
Kleine boeren
De boerenbedrijven in Twente zijn maar klein. In 1600 heeft een grote boer gemiddeld ruim vier hectare akkerland en één hectare weiland. Om rond te kunnen komen werkt de keuterboer meestal als knecht bij een grote boer. Een keuterboer heeft maar één hectare akkerland en een kwart hectare weiland. Niet meer dan 8 procent van al het land in Twente bestaat dan uit akkers en weilanden.
Te weinig mest
Sinds het midden van de 19de eeuw hebben de Twentse boeren kunstmest om hun land vruchtbaar te maken. Vóór die tijd moeten zij het doen met de mest van hun vee: de schapen en de koeien. Het is erg moeilijk voor de boer om vooruit te komen: hij heeft weinig vee, dus weinig mest. Wil hij meer land? Dan moet hij een stuk onvruchtbare heide omspitten en bemesten. Maar daarvoor heeft hij niet genoeg mest.Zo blijft het eeuwenlang, tot er kunstmest komt.
Heideplaggen
De boer is zuinig op zijn mest. Om zoveel mogelijk mest te verzamelen, zet hij het vee elke nacht op stal. De vloer van de stal ligt diep en is bedekt met heideplaggen. Die nemen de mest ende urine van de dieren goed op. Telkens worden er weer nieuwe plaggen op gelegd. De laag op de grond wordt zo steeds dikker. Totdat de dieren in het voorjaar bijna hun kop stoten aan het plafond van de stal. Dan is het tijd voor de boer om de stal leeg te halen. Hij brengt alles met paard en wagen naar zijn akkers op de es. De onderkant van de plaggen bestaat uit een dikke laag humus. Dat is vruchtbare zwarte aarde. Zo maakt de boer met weinig mest en veel plaggen zijn kleine akkers toch vruchtbaar.
Veel werk
Dat is wel heel veel werk. De plaggen moeten eerst met de schop worden gestoken. Ze moeten twee keer worden vervoerd. Eerst van de heide naar de potstal. En dan, samen met de mest, van de potstal naar de akkers op de es. De stal bij de boerderij ligt vaak ver van de heide of de es. De zandwegen zijn vaak mul of modderig. De boer heeft veel knechten nodig voor al het werk en ook veel paarden en wagens. De paarden zijn kleiner en zwakker dan tegenwoordig. Ze kunnen maar kleine vrachten trekken en moeten dus vaak heen en weer.
Zeven jaar wachten
Na het steken van heideplaggen blijft er een kale zandvlakte over. Op het zand groeit voorlopig niets. Het duurt wel zeven jaar tot er weer nieuwe heide is gegroeid met dikke plaggen. Daarom is er voor één hectare akkerland wel zeven hectare heide nodig voor de plaggen.
Bolle essen
De essen kunnen heel oud zijn. Sommige zijn er al vóór het jaar 1300. Eeuwenlang zijn ze opgehoogd met plaggen uit de potstal. Dat kun je nog goed zien aan hun bolle vorm. Let er maar eens op, bijvoorbeeld als je bij de Zenderse Es bent. Dit is nu de enige es bij Borne die nog niet is vol gebouwd met woonwijken.
Rogge en boekweit
De Twentse boeren verbouwen vooral rogge op hun akkertjes. Jarenlang, elk jaar weer. Daarom heet dit de ‘eeuwige roggebouw’. Om de grond niet uit te putten is er heel veel bemesting nodig. Van rogge bakt de boerin donkerbruin roggebrood. Allen rijke mensen kunnen wittebrood betalen. Dat wordt van tarwe gemaakt en dat groeit niet in Twente. Daarom is het zo duur. De meeste mensen eten alleen roggebrood. Daarom heet roggebrood in het Twents ‘brood’. Wit brood heet in het Twents ‘stoet’. De boeren verbouwen ook boekweit. Dat gaat heel goed op de onvruchtbare heide, zonder mest. De zaadjes lijken op kleine beukennootjes. Van de gemalen zaadjes wordt pannenkoekmeel gemaakt.
Zuurkool met spek
Er zijn in die tijd geen winkels en supermarkten. De mensen zorgen voor hun eigen eten. Bijna iedereen heeft wel een moestuintje en een appel- of een perenboom. De moestuin is voor de aardappelen en de groenten. Van witte kool wordt zuurkool gemaakt. Die blijft lang goed. Daar kun je de hele winter van eten. In het najaar wordt op elke boerderij wel een varken geslacht. Daar wordt worst en spek van gemaakt, en balkenbrij en zure zult. Vraag maar eens aan je ouders of grootouders wat dat is. De slacht is een groot feest voor jong en oud. Er is dan eten in overvloed. De kinderen krijgen de blaas van het varken. Daar maken ze een voetbal of een foekepot van! Is zo het voetballen uitgevonden?
Onder het kaartje van Borne zijn op het kaartje van Zenderen en Hertme delen van de Zenderse Es aangegeven met 5.
Middeleeuwen / 1000-1500
Auteur: | Hans Gloerich |
Trefwoorden: | Middeleeuwen / 1000-1500, Borne bij de tijd, Schoolcanon |
Thema's: | Borne bij de tijd-----Schoolcanon |