image/svg+xml

De geschiedenis van het Armenhuis in Dalfsen – deel 2

Verhaal

De geschiedenis van het Armenhuis in Dalfsen – deel 2

Plaatje bij verhaal: dalfsen_0.jpg

Van armenhuis naar Oude mannen- en vrouwenhuis (deel 2)

De kerkenraad stond voor een dilemma. Of het armenhuis sluiten of het in gewijzigde vorm voortzetten. Voor sluiting pleitte het argument dat het huis te duur werd, ongeveer ƒ 160,- per persoon. Bovendien waren de mensen maar moeilijk te bewegen in het armenhuis te gaan wonen. Niet alleen de nog altijd strenge discipline, maar ook het feit dat je definitief een der armen was.

 

 

Uiteindelijk besloot de kerkenraad het huis te veranderen in 'Oude mannen-en vrouwenhuis'. Deze naam werd op de voorgevel aangebracht. Een belangrijke verandering was ook dat niet meer zou worden gesproken van vader en moeder. Er werd een advertentie geplaatst om zodoende een echtpaar te benoemen dat de huishouding zou bestieren. Uiteindelijk werd het echtpaar Van Dijk benoemd.

Verder werd besloten dat de bejaarden die in het huis woonden hem zouden aanspreken als 'Van Dijk' en zijn vrouw als ‘Juffrouw'.

 

 

Op 1 oktober 1908 vond de plechtige installatie plaats van Van Dijk en juffrouw Van Dijk in tegenwoordigheid van de kerkenraad, de regentessen en de verpleegden (zie kerknieuws Dalfser Courant van 2 oktober I908). Lang bleef het echtpaar Van Dijk niet.

Op 1 juli 1910 moesten er al weer nieuwe sollicitanten worden opgeroepen. Er waren 20 sollicitanten waaruit één persoon heel duidelijk naar voren kwam en de beste aanbevelingen had. Helaas had deze man zijn naam tegen. Hij heette namelijk Strop. Voor de meeste broeders was dit een bezwaar. Vreesden ze teveel negatieve zinspelingen? Hoe dit ook zij, op 12 augustus werd het echtpaar Schreur benoemd. Dit echtpaar deed het goed. Helaas moest Schreur ontslag vragen vanwege voortdurende ziekte. Met leedwezen werd ontslag verleend.

 

 

Op 25 maart 1911 werd de opvolging geregeld. Benoemd werd het echtpaar G.J. Lennips ut Zwolle. Er werd voor het inwonen van hun twaalfjarige zoon Gerrit een speciale regeling getroffen. Gedurende een jaar moest het echtpaar Lennips ƒ 25,- terugbetalen voor de inwoning van hun zoon. Ze verdienden ƒ 250,- per jaar met vrij kost en inwoning. Op maandag 6 mei werd het echtpaar Lennips geïnstalleerd in aanwezigheid van de kerkenraad en de drie regentessen.

Uit de notulen van de kerkenraad van 1919-1922 blijkt dat het huis financieel een steeds grotere last werd. Zo nu en dan werd er steun in natura verleend.

Zo namen in de vergadering van 31 maart 1919 verschillende kerkenraadsleden op zich een kar mestte schenken ten behoeve val het diaconieland. Dit geschenk werd met vreugde aanvaard.

Om het huis rendabel te maken werd geopperd aan Kinderzorg te vragen enkele kinderen in het huis te laten verplegen. Om dit te realiseren zou er echter een afzonderlijke afdeling voor kinderverpleging moeten komen. In de vergadering van 30 juli 1920 werd de vraag aan de orde gesteld of het niet beter zou zijn het oude mannen- en vrouwenhuis op te heffen daar het aantal inwoners wel zeer gering geworden was. Dit kwam o.a. door de ouderdomsverzekering.

 

 

Uit de jaarrekeningen var 1918-1919 werd duidelijk dat het huis de diaconie per jaar ongeveer ƒ 2000,- kostte waarvan slechts vijf armen profiteerden. Men besloot met algemene stemmen om de kwestie nog eens te overwegen, wanneer het echtpaar Lennips moest worden herbenoemd en hen in ieder geval voor niet langer dan een jaar te benoemen en dan ook nog op voorwaarde dat wanneer het getal der inwonenden beneden de vijf daalde, de bestuurders met drie maand en met wachtgeld te kunnen ontslaan.

In november besloot de kerkenraad Lennips een gratificatie te geven en hem tegelijkertijd op de hoogte te brengen van de voornemens van de diaconie. Omdat de kosten bleven stijgen werd op 27 februari 1922 in beginsel tot opheffing besloten. De predikant zou de gemeente inlichten vanaf de kansel en diaken Van de Linde zou Lennips op de hoogte brengen. Voor de laatste inwonenden werd onderdak gevonden. De zaken werden snel afgewikkeld.

 

 

Na de dienst op zondag 30 april 1922 werd besloten het classicaal bestuur verlof te wagen tot publieke verkoop. Toen die toestemming binnen was werden de voorwaarden van verkoop aangescherpt.

De koper zou in het huis niet mogen vestigen een tapperszaak met vergunning of een coöperatieve winkel. Tevens werd bepaald dat het huis niet in Roomse handen zou komen. In de Dalfser Courant van 9 juni 1922 stond een advertentie waarin de publieke verkoop werd aangekondigd. De verkoop vond plaats op 6 juli. Het hoogste bod werd gedaan door J.F. Goverts. De heer Goverts was de nieuw-benoemde gemeentesecretaris var Dalfsen. Hij kocht het huis voor ƒ 3805,- De heer G.H.J. Frijling kocht het bijbehorende land voor ƒ 380,-.

Het diaconiehuis moest plaats maken voor de nieuwe woning die de heer Goverts liet bouwen, dat is het huidige pand Kerkplein 30, het huis rechts van de Gruttemoole.

 

Dit artikel werd geschreven door T. Tel en is een vervolg op het artikel: De geschiedenis van het Armenhuis in Dalfsen – deel 1

 

 

Trefwoorden:Armhuis, Armenhuis, Diaconie-armenhuis, Kerkenraad, Diaconale zorg, Diaconiehuis, Vader en moeder
Personen:g.h.j. frijling, j.f. goverts, van dijk, schreur, lennips, van de linde
Periode:1890-1922
Locatie:Dalfsen

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.