image/svg+xml

Wim Roetert: 'Mijn vader was altijd vooruitstrevend'

Verhaal

Wim Roetert: 'Mijn vader was altijd vooruitstrevend'

Plaatje bij verhaal: t_0.jpg

'In mijn jeugd stond bij de boerderij een oude schuur, een steltenberg, een oude wagenloods en twee hooibergen. In de schuur zaten varkens en hadden we opslag van kali en slakkenmeel. De kunstmest is zo’n beetje rond 1900 opgekomen. We hadden verder tot 18 stuks koeien en drie paarden. We verbouwden graan, aardappels en voerderbieten. Mijn vader was altijd vooruitstrevend. Hij was niet direct ergens voor, maar wilde de dingen wel onderzoeken. Je moet eerst bij de vijand kijken en letten op de fouten. Je moet blijven meedoen. Hij had ook oog voor zaken als nieuw zaaizaad dat meer opbrengst gaf. Voor de rogge gebruikten we Petkuser. De Brandsmariën was veel korter en gemakkelijker te bewerken, maar de Petkuser bracht veel meer op. Als je dan 50, 52 mud per hectare had, was je een knappe kerel. Tegenwoordig hebben ze rogge met klaprozen en andere bloemen erin, met af en toe een spriet rogge. Daar kun je niet van leven.

Mijn vader was betrokken bij de oprichting van de fokveevereniging, melkcontrolevereniging, de landbouwvereniging, het Groene Kruis… Hij kon goed regelen, was jarenlang secretaris van de fokverenging. Dan moesten wij als kind de uitnodigingen voor een ledenvergadering rondbrengen. Dat scheelde 1,5 cent voor een postzegel. Hij moest vaak naar vergaderingen, maar hij zorgde er wel voor dat de mensen op de boerderij wisten wat ze doen moesten. We hadden hier ook een stier van de fokvereniging gestald. Leden van de vereniging konden hun koeien hier tegen een vergoeding laten dekken. Mijn vader moest de dekgegevens opsturen naar het stamboek. De gegevens van de kalveren gingen ook naar het stamboek. Daar werd alles genoteerd. Wij gingen ook wel met een koe naar het Brinkgreve toe. Dan moest ik ’s woensdagsmiddags uit school helpen opdrijven, terwijl de knecht de koe leidde. Anderhalf uur heen en anderhalf uur terug. Als er net iemand voor je was geweest, moest je nog een uur wachten ook.

Voor de oorlog hadden we drie Belgische paarden. Eén Belg was zo fit dat als hij de hele dag voor de ploeg had gelopen, je ’s avonds nog op moest passen. Bij een andere Belg hebben we nog een hengst gefokt die zo’n beetje in 1945 is goedgekeurd als dekhengst. Die hebben we verkocht aan dekstation Brinkman in Twello. Vaak was er een jong paard bij dat je moest beleren. Die liep aan het langste eind, zeiden ze dan:  ze liep aan een langere boom met de andere paarden mee. De paardenknecht had altijd een mes bij zich. Als een paard in de knoop kwam, kon je de riemen doorsnijden. Een paard is een raar dier. Mijn vader zei altijd: “Een paard en een stier zijn de vijanden bij huis. Houd ze in het oog.” Je moest ze met de stem regeren. Op een zondagavond was de stier losgekomen. Een lag sneeuw buiten. Ik schreeuwde onverwacht en greep hem zo bij de neusring. Dan moet je niet prakkiseren, want dat ben je te laat. Ik kon hem zo aan een touw meenemen.

Mijn vader was er vlot bij als het ging om de aanschaf van landbouwmachines. Ik heb er nog een lijstje van liggen. In 1905 heeft hij de eerste maaimachine gekregen, van Amerikaanse makelij. Eerst heeft hij hem 2 jaar gehuurd bij firma Nijenhuis in Deventer, toen gekocht. Anders moest hij maaien met de zeis. Als je dan een halve hectare per dag maaide, was je een grote kerel. Met de maaimachine deed je zo’n hectare. Een vorkjesschudder hebben ze in 1930 gekocht. Die werkte net zoals een schudder nu. De zaaimachine en schoffelmachine kwam via Landbouwvereniging Agricultura. Die verhuurde machines die je maar eens in het jaar nodig had. Dan zaaide je bijvoorbeeld voederbieten mooi op rij met zulke smalle strookjes ertussen. Dan moest je er later met de schoffelmachine overheen. Als het sturen mis ging, had je en slagveld. Daarvoor had je een rustig paar nodig. Ik vond dat mooi werk. De maaimachine werd ook gebruikt voor het graan. Er was een klaphekje aan gemaakt. Dan zat er iemand boven het wiel, die met een stok het hekje achterover duwde om een bosje graan te laten vallen, zodat het gebonden kon worden. Toen kwamen voor de oorlog de graanmaaiers, die bonden het graan automatisch. Het graan kwam door de doeken heen op een bindtafel, waar er een touwtje omheen werd geknoopt. Naast rogge verbouwden we haver. Het graan kwam in de berg. ’s Winters werd dat gedorst met de dorsmachine.' 

 

Trefwoorden:Jeugd, Bedrijfsvoering, Akkerbouw, Project Streekcultuur, Bedrijf
Periode:1900-1950
Locatie:Diepenveen
Thema's:Bedrijfsvoering, Jeugd, Akkerbouw

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.