image/svg+xml

Harm Prins: 'De meester op school zei: 'Jij mist nog wel eens''

Verhaal

Harm Prins: 'De meester op school zei: 'Jij mist nog wel eens''

Plaatje bij verhaal: nl-zlhco_0330-1_2223_002_0.jpg

'Ik ben twee jaar naar de lagere landbouwschool gegaan, maar die heb ik niet afgemaakt. Mijn vader en moeder stimuleerden het ook niet. Het maakte ze niet uit of je wel of niet naar school ging. M’n vader liep moeilijk en dan moest ik al gauw thuis meehelpen. Toen hij in de winter van 1963 was gevallen, bleef ik thuis op de boerderij. De meester op school zei: "Jij mist nog wel eens." Dat klopte, want ik moest thuis aan het werk. Maar daar keek toen niemand van op. In mei 1964 moesten we grasmaaien en dacht ik: die school maakt me niks uit. Dus ben ik eraf gegaan. Die twee jaar heb ik niet eens helemaal vol gemaakt. Eigenlijk heb ik dus helemaal geen opleiding gehad. Later heb ik dat wel als een gemis gevoeld.

De eerste jaren dat ik molk, monsterde ik de koeien nooit. Als de melk maar wit was, dan was het wat mij betreft goed. Maar nadat we in 1975 die nieuwe stal hadden gezet, heb ik toch wel wat gemonsterd. Van Miele hadden we zo’n systeem voor automatische afname en ik wou toen weleens weten hoeveel melk die koeien gaven. En ook hoeveel vet en eiwit er in de melk zat. Ik ben later ook weleens bij een graslandstudieclub gegaan. Daar zaten allemaal boeren bij hier uit de buurt. Ze hadden het dan over FEM en droge stof, maar daar snapte ik geen zak van. Of nou 15, 30 of 45 goed was bij wijze van spreken, daar had ik geen idee van. Dat heb ik toen wel als een gemis gevoeld. Aan de andere kant heb ik wel veel aan die studieclub gehad. In 1984 hadden we bij Bloemert in Staphorst van die voerautomaten in de stal gekocht, zodat de koeien precies de hoeveelheid biks kregen die ze nodig hadden. Bloemert vroeg ons of een andere boer die ook geïnteresseerd was eens bij ons kon komen kijken. Dat mocht natuurlijk wel. Zijn zoon die had geleerd en stage had gelopen in Nieuw-Zeeland was mee en vroeg hoeveel melk onze koeien produceerden. Ongeveer 8300 liter per koe, antwoordde ik. Daar was hij wel van onder de indruk. Daarna vroeg hij wat voor opleiding ik had. Hij dacht dat wanneer je goed geleerd had, je ook een hoge productie onder de koeien had. Maar dat heeft niks met elkaar te maken.

Of het me had geholpen als ik door had geleerd, weet ik niet. Ik was er misschien ook wel iets te makkelijk voor. Toen ik in de graslandstudieclub zat, liet iedereen zijn kuilbulten onderzoeken op kwaliteit. Ik dacht nou dan moet ik ook maar meedoen. Dan kwam er zo’n voerleverancier bij je thuis en die keek dan of ik goed voer of minder goed voer had. Aan de hand daarvan zou hij uitrekenen hoeveel ik extra bij moest voeren. Als je goed voer had, dan kon je met iets minder krachtvoer toe. Die man zat toen met z’n computer aan tafel rekende uit dat ik van die ene bult zoveel moest voeren en van die andere kuilbult zoveel. Ik zei: "Ja dat had ik wel gedacht." Die ene bult die ik had, was namelijk veel minder dan die andere. Ik heb het daarna nooit weer laten onderzoeken. Ik deed het gewoon op gevoel.'

Auteur:Martin van der Linde
Trefwoorden:Opleiding, Familie, Landbouwonderwijs, Project Streekcultuur, Onderwijs Overijssel
Personen:Harm Prins
Periode:1950-1970
Locatie:Dalfsen
Thema's:Opleiding, 'De scholen zijn weer begonnen.' Onderwijs in Overijssel

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.