image/svg+xml

Ben Kaptein: 'Er werd tussen naobers nooit over een tegenprestatie gepraat'

Verhaal

Ben Kaptein: 'Er werd tussen naobers nooit over een tegenprestatie gepraat'

Plaatje bij verhaal: 4_met_koets_naar_kerk_ben_en_vader_1947_0.jpg

'Ieder gezin in Volthe had minimaal acht naobers. Een van hen was de veurnaober. Dat was iemand die twee paarden had. Die acht buren had je in hoofdzaak nodig bij sterfgevallen: voor het dragen van de overledene. De veurnaober bracht de overledene met paard en wagen naar de kerk en het kerkhof. Familieleden waren uitgesloten van de naoberschop: niet in de dagelijkse omgang, maar wel met gebeurtenissen als overlijden, omdat ze familie waren van dat gezin. De familie had zijn eigen rol.

Buren hielpen elkaar met hooien, met roggemaaien, met dorsen bij de winterdag. Alleen kun je dat niet af. Boeren die maar één paard hadden, leenden een paard van de buren die ook één paard hadden. Er werd nooit over een tegenprestatie gepraat, ook niet dat de een wat meer te doen had dan de ander.

Bruiloften vonden op de deel plaats. Dat heb ik nog verschillende keren meegemaakt. De meeste mensen trouwden als de koeien niet meer op stal stonden. Dan was de deel beschikbaar. Vaak werd de stalruimte gebruikt voor zitplaatsen en de deel om te dansen. Wijzelf hebben dat niet meer gedaan, maar de 25-jarige bruiloft van mijn ouders was nog wel op deel. Dan kwam iedereen bij elkaar. Zakenmensen hielden soms aparte bruiloften voor familie en buren en voor collega’s en afnemers. Voor een bruiloft moesten twee buren samen bij de andere buren en familie langs om hen uit te nodigen voor de bruiloft van het jonge stel. Daarbij moest natuurlijk wel een borreltje gedronken worden. Het brulfteneugen is in de oorlogsjaren verwaterd. In de oorlog werd haast niet getrouwd. Na de oorlog is dat niet meer teruggekomen.

Bij een geboorte hielpen de buurvrouwen. De wijkzuster van het Witgele Kruis kwam ook wel en als het nodig was een arts. Een vroedvrouw had je toen nog niet. Eén van de buurvrouwen was bij de bevalling ter assistentie. De doop was zo snel mogelijk na de geboorte. Een buurvrouw hield het kind in de kerk ter doop, want de moeder moest nog rusten. Als de moeder weer goed ter been was, kwamen de buurvrouwen kroamschudd’n. De buren lieten na de geboorte vroeger een krentenwegge bezorgen.

Na een overlijden kwamen de buren samen in het sterfhuis om te bidden. Als je binnenkwam via de deur, ging je eerst even op de knieën om een kruisteken te maken. Als de groep te groot was voor de keuken, werd de deel gebruikt. De naaste buurvrouw was meestal de voorbidder. Ze baden een rozenkrans met enkele andere gebeden. Dat gebeurde tweemaal daags: ’s middags en ’s avonds. Op de dag van de begrafenis werd de overledene in een lijkwagen naar de parochiekerk gereden. Die lijkwagen is hier na de oorlog gekomen. De mensen gingen er lopend achteraan. Na de dienst en begrafenis was er het groov’nmoal. Dat is nog lang in ere gebleven. De buren regelden de maaltijd. De restauranthouder zorgde voor de koffie en het brood. De buren deelden ook de gedachtenisprentjes uit. Dat gebeurde ook wel in de kerk. Na de begrafenis  kwamen de buren nog een keer samen om te bidden. Dan hoefde je niet meer op de knieën. Ik heb dat nog verschillende keren in de buurt meegemaakt. Mijn opa is in februari 1945 is overleden; oma in mei 1951.

De burenhulp heeft een heel andere betekenis gekregen dan vroeger. Met een uitvaart zijn de buren er wel en met feesten worden ze nog wel uitgenodigd. Maar voor de rest stelt het niet veel meer voor. Het bidden thuis bij de overledene is ook al jaren niet meer. Er zijn nog wel enkele buurten waar de buren de kosten van de postzegels voor de rouwkaarten betalen, maar dat is dan ook alles.'

Trefwoorden:Noaberschap, Project Streekcultuur, Omgeving
Periode:1940-1960
Locatie:Volthe

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.