image/svg+xml

Slagerij "De Concurrent", 1937-1941

Verhaal

Slagerij "De Concurrent", 1937-1941

  • Geplaatst door

Het langst bewaarde beeld in mijn geheugen. De oudste herinnering: vader komt opgetogen vanuit de slagerij de woonkeuken binnen, een stuk papier in de hand naast zijn hoofd. Hij zwaait ermee, triomfantelijk bijna. Ik ben vijf jaar, het is december 1952. In mijn herinnering weet ik meteen waar het om gaat. Hij is eindelijk Nederlander!

Zeventien jaar eerder is hij naar Nederland gevlucht. Vermoedelijk ook in dat jaar 1935 ontmoet hij in Almelo de dan achttienjarige Mimi de Leeuw. In mei 1938 verloven zij zich. Maar van een huwelijk komt het voorlopig niet. In juli 1939 overlijdt Mimi’s jongste broer Herman, twee maanden later breekt de oorlog uit. Weer acht maanden later wordt Nederland bezet. Voor veel Joodse paren was het geen beletsel om te trouwen, voor Mimi en Heinz kennelijk wel. In de zomer van 1942 moeten zij onderduiken. Getrouwd wordt er pas in mei 1946 in een sfeer van diepe rouw en traumatische schuldgevoelens. Beider families zijn weggevaagd of, in het understatement van die tijd, ‘niet teruggekomen’. Heinz is dan nog steeds stateloos, het Duitse staatsburgerschap is hem immers in november 1935 ontnomen. Paragraaf vier in de eerste Verordening onder het Reichsbürgergesetz had bepaald ‘Ein Jude kann nicht Reichsbürger sein’, een Jood kan geen burger van het Rijk zijn. In mei 1948 als hij het Nederlandse staatsburgerschap aanvraagt heeft hij een Nederlandse vrouw en een Nederlandse zoon.

NATURALISATIE
Waarom heb ik er niet eerder aan gedacht het naturalisatiedossier van mijn vader op te vragen? In het voorbijgaan ben ik op de waarde ervan geattendeerd door Wim Willems, hoogleraar Haagse stadsgeschiedenis. Hem zijn de naturalisatiedossiers van Joodse immigranten van grote waarde gebleken. In februari 2013 schrijf ik een mailtje aan Sierk Plantinga van het Nationaal Archief: mag ik het dossier inzien? Een week later komt het antwoord – de originele dossiers uit deze periode zijn waarschijnlijk vernietigd, microfilms worden bewaard door de IND.

Er volgt van achter mijn computer een Kafkaëske zoektocht door de Nederlandse immigratie- en naturalisatiedienst naar de film waarop het dossier van Heinz Löwenhardt staat. Op 15 april meldt adviseur archiefbeleid Cees Rooijackers dat hij dossier 482/153 heeft gelokaliseerd en dat er ‘een intern onderzoek loopt om dit te printen’ en mij toe te zenden. Enkele dagen later blijkt de film van ‘erbarmelijke kwaliteit c.q. onleesbaar’ te zijn. Dat houdt de spanning er in. Maar begin mei heb ik dankzij Rooijackers’ inzet toch een nét leesbare afdruk in handen. Zou het iets bevatten dat ik niet al wist?

Het eerste document in het dossier is één getypt A4-tje gedateerd mei 1948, ondertekend door Heinz Löwenhardt en gericht aan Hare Koninklijke Hoogheid de Prinses-Regentes te ’s-Gravenhage ‘met eerbiedig verzoek, dat hij het Nederlanderschap door naturalisatie moge verkrijgen’.

Prinses-regentes? Onverwacht leert het naturalisatiedossier mij een lesje staatsgeschiedenis. Hadden we in het voorjaar van 1948 een prinses-regentes? Jawel, in de periodes 14 oktober – 1 december 1947 en 14 mei – 30 augustus 1948 legde Wilhelmina uit vermoeidheid tijdelijk haar Koninklijk Gezag neer en oefende Juliana het als Prinses-Regentes uit. Heinz schrijft haar dat hij op 20 april ‘bij de Ontvanger der Directe Belastingen Invoerrechten en Accijnzen te Almelo een bedrag van fl.200,-- heeft gestort’. Tweehonderd gulden, nu zou het €900 zijn: het Nederlanderschap was niet goedkoop. Blijkens een bijgevoegde verklaring van de Administratie der Belastingen was hij voor het jaar 1947 aangeslagen voor een zuiver inkomen van 2.478 gulden, nog geen vijftig gulden (nu € 225) per week.

Enkele passages uit het verzoekschrift zijn de moeite van het citeren waard. Heinz Löwenhardt ‘geeft eerbiedig te kennen…’

dat verzoeker is vreemdeling;
dat verzoeker van 30 September 1936 tot 30 December 1942 en van 28 Juli 1945 tot heden in de gemeente Almelo heeft gewoond…
dat verzoeker in het tijdvak van 30 December 1942 tot aan de bevrijding, zich als behorende tot het Joodse ras niet in het openbaar kon vertonen en genoodzaakt was zich onvindbaar te maken.

Op 1 augustus 1949 stuurt de Commissaris van Politie van Almelo aan de Officier van Justitie een lange ‘staat van inlichtingen’, een ingevuld vragenformulier over Heinz Löwenhardt. In het begeleidend schrijven stelt de Commissaris enkele essentiële zaken vast. Van begin september 1942 – vier maanden eerder dan in Heinz’ eigen verzoekschrift – tot na de bevrijding in hij ondergedoken geweest bij A. Ottema, Veldkampsweg 10. Ottema is klaarblijkelijk in verband met het verzoekschrift door de politie geïnterviewd:

Laatstgenoemde oordeelde over adressant alleszins gunstig.

En:

Bij de administratie van de (v.m.) P.R.A. Almelo is omtrent adressant en diens echtgenote niets ten nadele bekend. Ook op crimineel gebied is niets te hunnen nadele bekend. Zij treden op politiek gebied niet op de voorgrond en zijn geen staatsgevaarlijke ideeën toegedaan.


Zijn conclusie:
Mede gelet op de veiligheid van het Rijk zijn mij geen omstandigheden bekend, op grond waarvan in afwijzende zin op het onderhavige verzoek zou moeten worden geadviseerd.


Zo. Klinkt dat even positief! Maar de kogel is door de kerk, al zal het nog lang duren voor dat aan adressant zelf bekend is. Pas bij wet van 10 december 1952 (Staatsblad 616), meer dan drie jaar later, is zijn naturalisatie een feit.

"DE CONCURRENT"
De brief van de Commissaris bevatte voor mij één echte verrassing. Heinz was op 30 september 1936 ingeschreven in de gemeente Almelo. Heel lang heb ik vermoed dat hij sindsdien werkzaam was in de slagerij van mijn grootvader, zijn aanstaande schoonvader Arnold de Leeuw. De slagerij was gevestigd aan de Schuttenstraat op nummer 19, het huis waarin ik na de oorlog ben opgegroeid. Maar had hij daar ook gewoond? In het familiearchief bevindt zich een vooroorlogse ansichtkaart, gericht aan Heinz op het adres Holtjesstraat 19. De veehandelaar Iwan de Leeuw, broer van Arnold, had ook iets met dat adres te maken – maar wat? De twee adressen waren gelegen in het centrum van Almelo, op een loopafstand van drie minuten, nog geen driehonderd meter.

De Commissaris van Politie:
Tesamen met Iwan de Leeuw, destijds slager en veehandelaar, wonende te Almelo, Ledeboerslaan 2, vestigde hij een slagerij, genaamd “De Concurrent” in de gemeente Almelo, aan het adres Holtjesstraat 19. In October 1941 moest deze slagerij op last van de toenmalige Duitse Overheid worden gesloten. Hierna was adressant tot Augustus 1942 als landarbeider werkzaam bij G. Hammink, Wierdensestraat 220… Na de bevrijding zette adressant tesamen met zijn vennoot I. De Leeuw de slagerij voort tot eind Mei 1946, waarna hij zich als zelfstandig slager vestigde aan het adres Schuttenstraat 19 te Almelo. Op 31 Mei 1946 huwde hij…

…mijn moeder. De rest is bekend. Zij hadden wel lef, Heinz en Iwan. Een nieuwe slagerij op korte afstand van die van hun aanstaande schoonvader respectievelijk broer Arnold, en slechts enkele huizen verwijderd van koosjer slager Simon in de Holtjesstraat, en dan onder de naam De Concurrent. Er is geen enkele aanwijzing dat de verhouding van Heinz en Iwan met slagers Simon en De Leeuw anders dan goed was. Is het wensdenken-achteraf? Of hadden Arnold, Iwan en Heinz werkelijk gevoel voor humor?

Oorspronkelijk gepubliceerd op LoewenhardtFoundation.org

Met dank aan Wim Willems, Sierk Plantinga (Nationaal Archief), en Cees Rooijackers (IND).

Auteur:John Löwenhardt
Personen:Heinz Löwenhardt; Iwan De Leeuw; Arnold De Leeuw
Periode:1937-10/1941
Locatie:Almelo

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.