image/svg+xml

Landgoed Herinckhave

Verhaal

Landgoed Herinckhave

  • Geplaatst door
Plaatje bij verhaal: Bewoners.jpg

 

Landgoed Herinckhave

Het verhaal van jonkheer drs. Lothar D.M.T. von Bönninghausen

 Hoe Herinckhave bijna verging, maar toch met steun en goed beleid uit zijn as herrees.

 

Voor de havezate Herinckhave was 1959 een rampjaar. Er brak een felle brand uit, waarschijnlijk ontstaan door kortsluiting. Het achterhuis werd compleet verwoest en het voorhuis raakte ernstig beschadigd. Grootmoeder Theresia M.C.F. de van der Schueren en kleinzoon Lothar ontsnapten ternauwernood aan de vlammen.

Vader Ernst J.B.M. von Bönninghausen verbleef tijdens de brand elders en moeder Ally A.E. barones thoe Schwarzenberg en Hohenlansberg woonde op dat moment met de twee dochters Therese en Gisela in Den Haag. Na de brand was het achterhuis een ruïne en werd het voorhuis provisorisch hersteld, zodat het gedeeltelijk bewoond kon worden. “Het behang hing los aan de muren”, herinnert Lothar von Bönninghausen zich nog. “Vrijwel alles is vergaan: familieportretten, meubilair en de bibliotheek. Geld om de havezate te restaureren was er niet”. Uiteindelijk is besloten tot overdracht in erfpacht aan de Overijsselse Kastelenstichting. In de oranjerie werd een woning gecreëerd die nu dient als vakantieverblijf voor de familie. In de jaren zeventig vond door de Kastelenstichting de restauratie plaats van de havezate, de kapel en de watermolen. In 2010 is alles weer overgedragen aan de Natuurschoonwet BV Herinckhave die in 1968, enkele jaren voor het overlijden van Ernst von Bönninghausen, was opgericht. De aandelen zijn verdeeld onder de drie kinderen. Samen beheren ze het landgoed en de gebouwen.

Na de brand                                                                                                                                           

Een jaar na de brand verliet Lothar von Bönninghausen de havezate om psychologie te studeren. Hij had het voornemen om niet meer terug te keren naar Herinckhave en zijn jeugd achter zich te laten. Na de studietijd en na vijf jaar als organisatiepsycholoog te hebben gewerkt ging hij bij Grontmij (grondverbetering, verkaveling en ontginning) aan de slag als medewerker personeelszaken, later hoofd P&O, ook internationaal. Door de aanslagen op 11 september 2001 in Amerika trok Grontmij zich terug uit de internationale wereld. Met een vut-regeling beëindigde von Bönninghausen zijn werk, waardoor meer tijd en ruimte ontstond voor landgoed en havezate Herinckhave. In 2012 verhuisde hij samen met zijn vrouw Françoise M.H. Bruinsma vanuit Utrecht naar de havezate. Ze wonen voornamelijk aan de achterzijde. De zaal aan de voorkant wordt gebruikt voor bezoek en evenementen als lezingen en muziekuitvoeringen. “De inrichting is eclectisch”, zegt de heer des huizes met enige ironie. “Dit is het meubilair dat op zolder stond en intact is gebleven bij de brand. Het is erg divers”. Ook zijn zus Gisela en haar echtgenoot Charles M.A. Bijleveld leven in een tot woonhuis omgebouwde boerderij op het landgoed.

Havezate Herinckhave (foto: Arie Tinbergen)

 

Landgoedversterkingsplan                                                                                                                

“De natuurschoonwet is een uitkomst voor een historisch landgoed zoals Herinckhave, omdat bij overdracht geen zware successierechten betaald hoeft te worden”, vertelt Von Bönninghausen. Het landgoed moet wel 25 jaar in stand gehouden worden en het moet voor publiek worden opengesteld. “Dat vind ik geen enkel probleem, hoewel auto’s bij droog en zonnig weer veel stof doen opwaaien op de onverharde oprijlaan. Ik denk dat ik een bord plaats met de tekst: hardrijden geeft stof tot nadenken.” Voor de overheid is de natuurschoonwet ook gunstig, want ze hoeven al die landgoederen niet te onderhouden. In 1991 is de Stichting Instandhouding Havezathe Herinckhave opgericht, waarin vijfjarenplannen worden opgesteld. Projecten worden in een context geplaatst, waardoor subsidieverstrekkende instanties zicht krijgen op het te voeren beleid. Zo zijn de nog resterende kleine boerderijen op het landgoed omgebouwd tot woonhuizen die in erfpacht zijn uitgegeven, zoals de erven Essenhuis, Garvenhuis en Nijkamp. “Om het vermogen niet aan te tasten is aan de aandeelhouders van de stichting nooit dividend uitgekeerd en voor het bewonen van de havezate wordt marktconform huur betaald”, verklaart Von Bönninghausen. “Het vermogen wordt aangewend voor noodzakelijke verbeteringen en aanpassingen op het 65 ha. grote landgoed.”                                                                           

In het verleden bestond het landgoed uit 600 ha. met 35 boerenhofsteden, een watermolen, een kapel, een boomgaard en een havezate omgeven door een gracht. Na het overlijden van Ludovicus E.F.J. von Bönninghausen (1828 - 1910) ontstond onenigheid over de opvolging bij de zes kinderen als erfgenamen. Uiteindelijk verwierf E.T.Meinrad von Bönninghausen, de grootvader van Lothar, de havezate met 45 ha. land, enkele boerenhofsteden, de boomgaard, de watermolen en de kapel. Het overige werd verkocht aan de boeren in de omgeving. De opbrengst werd verdeeld onder de overige kinderen. 

Aanpassing en verbetering                                                                                                              

Een belangrijke aanpassing op het landgoed was de inrichting van een retentiegebied. In 2006 zijn twee lagergelegen weilanden ingericht om water vast te houden ter bevordering van de natuurontwikkeling. Over een oppervlakte van zeven ha. kan maximaal 43 miljoen liter water worden opgeslagen. Zo worden de stedelijke gebieden in Twente ontlast. Deze lagergelegen weilanden mogen niet bemest worden. Het aantal koeien dat er graast is veel minder dan op het nabij gelegen hogere weiland die wel bemest wordt en eruitziet als een egaal grasveld. Op een derde weiland mag het hoog gegroeide gras vanaf 1 juni gemaaid worden om de diversiteit in begroeiing te bevorderen. “Dit zijn keuzes die een boer tegenwoordig kan maken”, toont von  Bönninghausen: “landbouwintensief, deels land terug geven aan de natuur, of biologisch boeren”. Een andere aanpassing was de verbouwing van de Brandschöp. Dit gebouwtje was oorspronkelijk de energieschuur voor de havezate. Turf en daarna kolen werden er opgeslagen. In 2019 is de Brandschöp omgebouwd tot een ontmoetingsruimte, waarin vergaderingen, lezingen en presentaties kunnen worden gehouden.                   

Het volgende project ter verbetering van het landgoed is de revitalisering van de boomgaard dat tot het midden van de 20e eeuw met een areaal van zes ha. de grootste van Twente was. Nu is de boomgaard tot drie percelen teruggebracht. Het is de bedoeling dat er op biologische wijze fruit en groente wordt geteeld. Vroeger kwam men uit de hele omgeving appels en peren kopen. “De oude tuinman Graats, in de volksmond ‘Koetsengraats’  genoemd, hoewel er geen koets op het landgoed te vinden was, verbouwde in een kas en op de es zijn eigen pruimtabak”, vertelt von Bönninghausen . ”Hij had zijn leven lang kost en inwoning op een zolderkamer in de havezate met als enige bezit een bed, een lampetkan en zijn pruimtabak. Waarschijnlijk kreeg hij voor het eerst eigen geld toen de AOW werd ingevoerd”.

Het kapelletje, gelegen naast het landhuis (foto: Arie Tinbergen)

 

Katholieke geslachten en de kapel

De ‘Hof te Vlederinghe’ staat voor het eerst vermeld in 1337 als leengoed van de bisschop van Utrecht en de graaf van Bentheim. Vanaf 1385 kwam ‘De Hof’ in handen van de familie Grubbe door het huwelijk van  Hadewich van Flederinghe met Arend Grubbe. Ten tijde van dit geslacht veranderde de naam in Herinckhave. In 1723 trad Johanna M.A. Grubbe in het huwelijk met kapitein Friedrich C. von Bönninghausen. Zij was de laatste erfdochter Grubbe en door dit huwelijk kwam Herinckhave in bezit van de familie Bönninghausen. In de volksmond wordt nog steeds gesproken over het Grobbenhoes en een nabijgelegen straat heeft de naam Grobbenhoeksweg. Tot op de dag van vandaag valt de havezate onder het katholieke geslacht von Bönninghausen dat een Duitse en een Nederlandse familietak heeft. “Ook ik ben katholiek”, zegt Lothar von Bönninghausen “en mijn vrouw is luthers. We volgen met regelmaat diensten in de lutherse kerk”. Het kan verkeren, want hoe anders was de situatie toen in 1517 Hadewich, weduwe van Arend Grubbe, giften zond aan paus Leo X voor de bouw van de Sint Pieterskerk te Rome. Daarvoor ontving ze een aflaat en het recht op een draagbare altaar, geplaatst in een ruimte, die werd ingericht tot een kapel. “In datzelfde jaar”, vertelt von Bönninghausen bij de bezichtiging van de kleine kapel, “spijkert Luther zijn beroemde 95 stellingen tegen o.a. de aflaat op de deur van de slotkerk te Wittenberg, dat leidde tot de reformatie”. De kapel, gelegen in het oostelijke bouwhuis, heeft in de tijd van de reformatie gediend als schuilkerkje. Boven het neo-barokke altaar van eikenhout staat vermeld dat in deze kapel de rooms-katholieke eredienst altijd mag worden gehouden zonder speciale toestemming te vragen aan de kerkelijke autoriteiten. Dit recht is afgegeven door paus Benedictus XIV (1740-1758). Tegenwoordig wordt met regelmaat eredienst gehouden door een orthodox katholieke gemeenschap van ongeveer twintig gelovigen. Hoewel Von Bönninghausen niet tot deze gemeenschap behoort vindt hij het mooi dat de kapel nog steeds wordt gebruikt als ontmoetingsplaats voor erediensten.

Agrarische natuur                                                                                                                        

Lothar: “ontwikkelingen op landgoederen verlopen langzaam en gaan samen met veranderingen in het agrarisch grondgebruik.  Dat geldt ook voor Herinckhave. Hier is gekozen voor het agrarisch natuurbeheer en het landgoed neemt daaraan volledig deel.” De bewoner legt uit dat er drie ontwikkelingen te zien zijn in het agrarisch grondgebruik. Het reguliere boeren bedrijf dat kiest voor grootschalige landbouw of veeteelt met grootvee eenheden van minstens 120 koeien. Daartegenover staat het teruggeven van landbouwgebieden aan de natuur. Dit gebeurt veelal in droge heidegebieden en laaggelegen natte gebieden langs rivieren en beken. Een tussen categorie is het beheer van agrarische natuur met eisen van omgang t.a.v. product en grond, zoals beperkte bemesting en minder en later maaien van de weidegrond. Lothar: “op het landgoed is ongeveer 25 hectare in gebruik voor agrarische natuur waarop rogge wordt verbouwd, circa 10 ha. is bos en 10 ha. is reguliere landbouw voor verbouwing van eiwitrijke maïs op hoger gelegen es gronden.”  In het verleden werd op de hoger gelegen zandgronden in Drente, Twente en de Achterhoek elk jaar rogge verbouwd zonder dat er telkens ziektes ontstonden en zonder verarming van de grond. Dat kwam door de grote hoeveelheid stalmest vermengd met heideplaggen die eeuwenlang jaarlijks op het land werd aangebracht, met als resultaat een meterdikke vruchtbare humuslaag op de zandgronden.  De verbouw van rogge was het basisbestaan van de boeren, samen met wat koeien, ganzen en varkens op de natte weiden. Lothar, met een knipoog: “in feite kun je rogge ook op het strand verbouwen, als het genoeg bemest wordt op de oude manier.” Nu, in de tijd van intensieve landbouw, is de oude bemestingmethode vervangen door grote hoeveelheden varkens- en koeienmest, dat als mestoverschot in de grond geïnjecteerd of over de grond gespoten wordt. Hierop groeit veel eiwitrijke voedsel, zoals maïs en Engelse raaigras. Het verleden speelt ook een rol in het landschap. Nu is een ontwikkeling gaande om stukken land terug te geven aan de natuur.  Lothar: “ in het verleden bestond driekwart van Twente uit heide. Toen zag je vanaf Herinckhave in de verte Almelo liggen, bij wijze van spreken.” Pas in de laatste eeuw is Nederland bebost. In Twente was geen landbouw, behalve op de essen en in beekdalen. Heide was gemeenschapsgrond waarop plaggen werden gestoken. Nu zijn de heidevelden ontgonnen, maar de maïsvelden zien er in de laatste jaren in juli en augustus door aanhoudende tekort aan regen verdroogd uit, behalve op de hoger gelegen es gronden met de rijkere humuslaag. “Voor landgoederen die in dit soort overgangszones van hogere es grond en lagere droge zandgrond liggen is agrarisch natuurbeheer daarom ideaal”, verklaart de landgoedeigenaar.

 

Spagaat

Achter havezate Herinckhave ligt een natuurakker. Op het bloemrijke akkerland wordt niet bemest en pas vanaf juni gemaaid, zodat weidevogels daar meer hun plek vinden. Het land wordt niet vruchtbaarder, maar armer. De snelgroeiende eiwitrijke soorten voelen zich daar niet thuis, waardoor er meer ruimte ontstaat voor bloemrijke akkerland. Bij minder bemesting zullen soorten als brandnetels, doorns en kweekgras beperkter groeien, met de mogelijkheid tot het vermeerderen van een rijkdom aan andere soorten. Voor de natuur is dit een goede ontwikkeling, maar de landbouwopbrengsten zullen economisch gezien dalen, waardoor subsidie als aanvulling voor de boeren nodig zal zijn. Ongeveer twintig jaar geleden is op landgoed Twickel geëxperimenteerd met een vorm van eco vriendelijk boeren door minder vee op het land te houden en minder te maaien.  Met aanpassing van pachtcontracten moest het voor de boer economisch rendabel worden. Het experiment was redelijk succesvol, maar de boer kon er niet van leven. Meer bodemverarming zorgt voor een mooiere natuur voor de stadse recreanten, maar deze willen niet in grote getale een meerprijs betalen voor de gezonde producten. Lothar: “Wat vooruitgang voor de natuur is kan voor de economie andersom werken. Dat is de spagaat waarin we leven.” Biologisch boeren vereist een grote machinepark en is erg arbeidsintensief. In plaats van spuiten over het land zal de boer moeten schoffelen met een zware schoffelmachine. Omschakelen naar biologisch telen kost zeker twee jaar, voordat de opbrengsten biologisch gecertificeerd zijn om hogere prijzen te mogen vragen. Banken zijn terughoudend met het verlenen van kredieten en de gemiddelde consument koopt eerder economisch, dus prijsbewust, dan uit overweging van meer gezondheid, dus duurder. Overheid en EU zullen met belastingmaatregelen een belangrijke rol spelen om voor een kentering te zorgen in de manier van boeren en in het koopgedrag van de consument.

Weiland als retentiegebied (foto: Arie Tinbergen)

 

Water

“ Naast het bloemrijke akkerland ligt een laag gelegen grasland van zeven hectare dat ongeveer zes keer per jaar vol loopt met water”, vertelt de heer von Bönninghausen. Deze regeling is afgesproken met het waterschap om als retentiegebied te fungeren voor de omgeving. Retentiegebieden zijn steeds meer nodig om water op te slaan, maar dan moet het grootschaliger. Waterbedrijf Vitens overweegt bijvoorbeeld om rond de Holterberg een soort wadi’s te graven, bedoeld voor tijdelijke opslag van hemelwater en dienend als opslag- en infiltratievoorziening. Meer opslag van water is ook mogelijk door de stromingen in het landschap meer te laten meanderen i.p.v. te kanaliseren, zoals dat in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw grootschalig is gebeurd. Lothar: “hier in de buurt gebeurt het meanderen al op diverse plekken, maar evenals het retentiegebied achter mijn huis zet het nog te weinig zoden aan de dijk.” Ook het grondwaterpeil is volgens hem structureel te laag en hij denkt dat deze situatie niet snel zal veranderen. Boeren moeten met zwaar materieel op het land kunnen werken en ze pompen water uit de sloten, wat leidt tot verdichting van het land, waardoor veel bodemleven verloren raakt. Door meer droge periodes is zorg voor de waterhuishouding noodzakelijk. “Gelukkig hebben op het landgoed de bomen nog niet veel te lijden aan droogte, behalve misschien de beuk, die er gevoelig voor is. Als bomen diep geworteld zijn en planten niet te veel verwend worden met begieten, of gras met maaien, dan kunnen ze veel verdragen,”aldus Lothar.   

 

Langzame veranderingen

Zoals op het landgoed de natuur leidt tot langzame verandering, zo zijn door de stichting Herinckhave met vijfjaren plannen geleidelijk aanpassingen op het landgoed verricht voor behoud en functioneel gebruik op het gebied van historie en cultuur. De havezate is al gedurende vele jaren uit zijn as herrezen, de oude karakteristieke molen in functie hersteld en de opslagplaats voor hout, turf en kolen omgebouwd tot een gezellige ontmoetingsruimte, toepasselijk ‘De Brandschöp’ genoemd. Ook de huiskapel wordt in ere gehouden en het snelle verkeer op de fraaie oprijlaan wordt in toom gehouden door het bordje ‘hardrijden geeft stof tot nadenken’. Tenslotte is de in onbruik geraakte boomgaard hersteld en aangevuld met appel-, peren- en pruimenrassen en in gebruik genomen als een biologische fruit- en groenteteeltbedrijf.   

Rien de Vries   

Auteur:Rien de Vries
Trefwoorden:Landgoedeigenaren aan het woord, Landgoedeigenaren, Landgoedbewoners
Personen:Lothar D.M.T. von Bonninghausen

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.