image/svg+xml

8 augustus 1837 - het zoontje van

Verhaal

8 augustus 1837 - het zoontje van

Plaatje bij verhaal: 1815_ommerschans.jpg

Matthijs van den Berg. Zijn wieg stond op de Ommerschans, ruim elf jaar voordat de Schans werd overgedragen aan de Maatschappij van Weldadigheid. Zijn vader was de laatste commandant van Ommerschans en zijn stiefvader was één van de eerste wijkmeesters. En dus staan we er niet van te kijken dat het zoontje ook een baan bij de Maatschappij krijgt.

 

 

In het boek "de bedelaarskolonie" verhaalt auteur Wil Schackmann dat Johannes van den Bosch eind 1819 na een bezoek aan de Ommerschans in een brief gewag maakt van "mejuffrouw de Weduwe van den Bergh wiens man jarenlang het commando op de schans gevoerd heeft en welke weduwe thans nog aldaar woonachtig is". in 2015 publiceerde ik naar aanleiding van deze passage al een verhaal over de laatste commandant van Ommerschans en zijn complexe gezin. In dat verhaal blijkt de dat de weduwe van Jacobus van den Berg de naam Johanna Pijpers draagt. Ze woont bepaald niet zielig alleen op de verlaten Schans.

 

bonmama.nl - famiysearch.org - overlijdens Ommen 1812

 


Johanna Pijpers woont in 1813 op de Schans met haar twee kinderen (Matthijs van 4 en Maria van 2), haar vader en haar stiefdochter Mietje, uit het eerste huwelijk van Jacobus van den Berg. Maar deze Mietje, een weduwe met zes kinderen, is met haar 37 lentes maarliefst negen jaar ouder dat stiefmoeder Johanna...

In 1813 trekt de nabijgelegen nieuwe veenkolonie aan de Vaart van Baron van Dedem grote aantallen arbeiders. Hoewel de Dedemsvaart voornamelijk door het hoogveen wordt gegraven, komen er opmerkelijk veel arbeiders uit een aantal laagveen gebieden, zoals de gemeente Aegwirden in Friesland (de dorpen Tjallebert en Luinjebert) en het dichter bij gelegen Giethoorn, Nijeveen en Wanneperveen. Uit die laatste plaats komt ook Lambert van Blanken, die even oud is als Johanna Pijpers.

Lambert zal regelmatig op de Schans te vinden zijn. Zo maakt hij mee dat Mietje zwanger blijkt te zijn van Johanna's vader, Hendrik Berends Pijpers. Op 8 september 1814 bevalt Mietje van een zoon. Bijna zes maanden later, op 29 maart 1815, overlijdt Hendrik Berends Pijpers. En intussen blijkt Johanna ook zwanger te zijn, van Lambert van Blanken. Het stel trouwt op 27 April.

 

1815_huwelijk_lambert_van_blanken.jpg
bonmama.nl - familysearch.org - huwelijken Ommen 1815

 


We zien dat Johanna als beroep landbouwersche op geeft. Kennelijk probeert ze inkomsten te verwerven met het verbouwen van gewassen op de tuinen bij de Schans.

Op 24 augustus 1815 schenkt Johanna het leven aan een dochter, die de naam Margje krijgt. We zien in de acte dat het stel op Ommerschans woonachtig is.

 

1815_geboorte_van_blanken.jpg
bonmama.nl - familysearch.org - geboortes Ommen 1815

 


Vermoedelijk zullen er in de periode 1815-1819 op de Ommerschans meerdere mensen hebben gewoond. Er is veel werk aan de Vaart van van Dedem en een groot te kort aan onderkomens. Weliswaar zijn de kazernes en magazijnen op de schans in staat van verval, maar alles is beter dan niets. Zo zien we dat Lambert van Blanken op 25 oktober 1816 samen met zijn broer Jan aangifte doet van het overlijden van de kleine Annigje Bouwhuis. Volgens de acte wonen allen op de Ommerschans. Als vader Roelof Bouwhuis op 1 juni 1819 aangifte doet van de geboorte van een dochter, die ook weer de naam Annigje krijgt, gaat Lambert mee naar Ommen.


Maatschappij van Weldadigheid


Inmiddels hebben Johannes van den Bosch en Willem Jan Baron van Dedem elkaar op 12 januari 1819 ontmoet en nu krijgt het plan om van de Schans een kolonie te maken, vaste vormen. Op 28 juli 1819 komt het Koninklijk Besluit waarbij de Schans kosteloos in vruchtgebruik wordt gegeven aan de Maatschappij.

 

1819_koninklijk_besluit.jpg
bonmama.nl - NL-AsnDA_0186_52_0671 - Post van Weldadigheid 1819

 


Op 16 Augustus later bevalt Janna Pijpers opnieuw van een dochter, die de naam Geertje krijgt. Roelof Bouwhuis is als getuige ook van de partij bij de aangifte.

 

1819_geboorte_geertje_van_blanken.jpg
bonmama.nl - familysearch.org - geboortes Ommen 1819

 


In het najaar van 1819 wordt Carl Franz Ludwig Fenner aangesteld als onderdirecteur op Ommerschans. Begin 1820 verzoekt hij z'n intrek te mogen nemen in de commandantswoning, wat betekent dat Lambert van Blanken met z'n gezin zal moeten verkassen. Maar intussen worden de vervallen gebouwen op het middenterrein zo goed mogelijk opgeknapt. Lambert van Blanken komt in dienst van de Maatschappij van Weldadigheid en het gezin zal worden gehuisvest in één van de barakken.

Dat Lambert voor de Maatschappij werkt zien we in een brief van het gemeentebestuur van Ommen van 4 februari 1820.



bonmama.nl - NL-AsnDA_0186_54_0193 - Post van Weldadigheid 1820

 


Ommen, den 4 February 1820
Ik ben door Heeren Markten Regters dezer Stede, geinformeerd, dat op order van zekeren Lambert van Blanken, woonachtig op de onder dezer Gemeente gelegene, verlatene Ommerschans, door den alhier wonenden Schilder J.C. Wenink, eenige palen, op den afstand van 300 Roeden van derzelfde Schans geplaatst, met de woorden Maatschappij van Weldadigheid zijn voorzien geworden; welke inscriptie wij met allen grond moet doen veronderstellen, dat zulks op last der permanente Commissie van Weldigheid geschied is, terwijl weder dezen last, ten gevolge van een vermeend Regt van Vruchtgebruik zal gegeven zijn.
Daar echter den gronden binnen den omtrek van 300 Roeden van gezegde Schans gelegen zonder nog te willen spreken van die, waarop de Schans zelver geplaatst is, het wettige Eigendom der Markte van Ommen zijn, zoo vind ik mij, op verzoek van gezegde Heeren Markte Regters verpligt, de -permanente-

Aan de Permanente Commissie van Weldadigheid te S' Hage

 

1820_0186_54_194a.jpg
bonmama.nl - NL-AsnDA_0186_54_0194 - Post van Weldadigheid 1820

 


permanente commissie daarvan kennis te geven, en dezelve met verschuldigd Respect te verzoeken, omtrent opgezegte gronden alle verdere handelingen, welke zoude kunnen strekken om gezegde Markte in het vredig bezit daarvan te storen te willen staken, daar toch het Regt van Eigendom der Ommermarkte op welgemelde gronden geenszins twijfelachtig kan zijn; -als onder anderen nog ten vollen consterende uit het Besluit van Z.M. den toenmaligen Koning van Holland van den 12. van Lentemaand 1809 No 15; waarbij gezegde Markte het regt van Boekweiten, in den omtrek van 300 Roeden der gemelde Schans, waarvan zij in den Jare 1742 was berooft geworden, en wel om reden als men toen sustineerde, dat door het verbranden dier Veenen, dezelve harder en vaster zouden worden, en dus voor de vijand beter te passeren, op nieuw wordt verzekerd, terwijl het heiden en weiden op deze gronden gedurende dien tijd, zonder de minste verhindering is voortgegaan.
Niet twijffelende op den Commissie heeft bij het geven der orders tot het voren vermelde afpaling, onbewust geweest van het opgedacht -Regt-

 

1820_0186_54_194b.jpg
bonmama.nl - NL-AsnDA_0186_54_0194 - Post van Weldadigheid 1820

 


Regt van eigendom en vruchtgebruikder markte Ommen op voorschreven gronden, zoo vertrouwe ik dat het hierboven geavanceerde voldoende zal zijn, Dezelve van alle verdere verrigtingen dienaangaande te doen afzien.
Omtrent welk een en ander ik de vrijheid neem te verzoeken des Commissies intentie te mogen vernemen.
Met gepasten eerbied heb ik de eer te zijn
De Burgemeester der Stad Ommen, W.A. van Laer. 

En zo ligt de Maatschappij van Weldadigheid op ramkoers met de gemeente Ommen. Kennelijk heeft Johannes van den Bosch onvoldoende geleerd van vergelijkbare conflicten rond Frederiksoord en teveel vertrouwd op zijn relaties in Den Haag. Johannes besluit zelf naar Ommerschans en Ommen af te reizen om e.e.a. in goede banen te leiden. Daar komt hij in contact met de vrouw van Lambert van Blanken, die hem informatie verschaft waarmee hij z'n voordeel wil doen. Om haar verklaringen kracht bij te zetten presenteert hij haar niet als de huisvrouw van de arbeider Lambert van Blanken, maar als mejuffrouw de Weduwe van den Bergh wiens man jarenlang het commando op de schans gevoerd heeft. We vinden deze kwalificatie in een brief van Johannes van 24 maart 1820.

 

bonmama.nl - NL-AsnDA_0186_54_0756 - Post van Weldadigheid 1820

 


Steenwijk den 24 Maart 1820

De ondergetekende heeft de eer hiernevens aan de Permanente Kommissie te retourneren de missive van den Heer Staatsraad Directeur der Indirecte Belastingen Appelius en het daarbij gevoegde kopij besluit van en gewezen koning van Holland.
Hij meent uit hoofde van de ondertekening van den Burgemeester van Laar voor de kopij conform van het laatste stuk en den inhoud der brief van den eersten te mogen opmaken, dat den Heer Appelius ter benatwoording der vragen van de Kommissie zich bedient heeft van de gesuppediteerde inlichten hem door den Burgemeester van Ommen verschaft, zonder zelfs eenmaal de validiteit der opgaven van dien Ambtenaar, welke als geheel partijdig beschouwd kan worden, te onderzoeken. - althans uit nevensgaande drie aanmaningen aan de weduwe van den Bergh gedaan consteert het zeer duidelijk, dat de aangemaakte gronden onder de Ommerschans gelegen (Zie No 1) op naam van het Rijk staan. Mejuffrouw de Weduwe van den Bergh, wiens man jarenlang het commando op de Schans gevoerd heeft en welke weduwe thans nog aldaar woonachtig is getuigt, dat vele dezer gronden gedurende haar verblijf aldaar zijn aangemaakt, dat nimmer aan de stad Ommen daartoe eenige qualificatie gevraagd isen het Rijk daarvan altijd de voordeelen genoten heeft, waaruit dan mijnes.

Aan de Permanente Kommissie van Weldadigheid

 

1820_186_54_757a_weduwe_van_den_bergh.jpg
bonmama.nl - NL-AsnDA_0186_54_0757 - Post van Weldadigheid 1820

 

insziens duidelijk consteert, dat het Gouvernement zich als daartoe geregtigd beschouwd heeft en dat dit ook geenszins door anderen is betwist. De Maatschappij die op dezelfde voet de Ommerschans als het Gouvernement bezit, kan dat recht blijven uitoefenen tot zoo lang Burgemeesters van Ommen zullen hebben aangetoond dat dit recht aan den Staat niet gepompeteerd heeft, en dus als een onregtmatige aanmatiging moet worden beschouwd of sedert is verloren.
Wat eindelijk het besluit van den gewezen Koning van Holland betreft dit bewijst niets. Indien de Stad Ommen Veenen heeft liggen onder het fort Ommen kan haar zeer wel het recht worden toegekend van die Venen te exploteren.
Het spreekt van zelve dat zoo zij onder de Schans geene Veenen hadden liggen die permissie van zelve verviel, dewijl door deze permissie het recht van een derde niet kan worden verkort. De Stad Ommen heeft dus alleen te bewijzen dat zij eigenaar is van die Veenen en deswegens hare titel te produceren. Uit een en ander heb ik dan gemeent te moeten beslissen dat wel resse dat de Maatschappij afstand doen zou van hare aanspraak op de gronden binnen de limite van de gezette palen buiten de Ommerschans, zij integendeel dit bezit zoo lang behoort te handhaven tot het gebleken zal zijn dat de Stad Ommen meer voldoende bewijzen voor haar recht bezit dan het overlegd kopij besluit van den gewezen koning van Holland.
Het is dan op grond daarvan, dat ik gisteren in mijn onderhandelingen met Heeren Burgemeesteren dier Stad verlangd heb, dat het recht der Maatschappij op die gronden op den voorgrond zou worden geplaatst en tusschen ons geene onderhandelingen daarover zoude plaats hebben maar alleen beslist zoude worden of het dedommagement dat de Maatschappij aan die van Ommen zoude willen toestaan in vergelding van eenige voordeelen welke die van Ommen bij wijze van vergunning

 

bonmama.nl - NL-AsnDA_0186_54_0757 - Post van Weldadigheid 1820

 

voormaals door het Gouvernement toegestaan gewoon waren te genieten, een voldoende equivalent daarvoor opleverde en voor alle verdere pretentien die de Stad Ommen zich anders bevoegd oordeelen zou te kunnen maken.
Dit punt na veel over en weer sprekens toegestemd zijnde heb ik gemeend onder nadere approbatie der Kommissie te kunnen aanbieden het Contribueren van f. 9.000-. wegen tot het graven van een kanaal uit de Vaart van den Heer van Dedem naar Ommen, benevens den afstand van eenige Veenen en gronden onder het fort Ommen behorende en ten westen van die Plaats gelegen, mits daarvoor aan de Oostzijde gegeven wordt een equivalent in uitgebreidheid daarmede gelijk staande en welke Veenen en grond voor de Stad Ommen van een hoger belang zijn dan voor de Maatschappij beschouwd worden.
Verder zjn wij overeen gekomen dat de maatschappij een groter somme gelds ter gravering van dit kanaal zal contribueeren in evenredigheid dat de Stad Ommen boven en behalven de gronden tot de Ommerschans behorende aan hun zal afstaan een groter en voor de Maatschappij convenabel gelegen gedeelte harer Markt, zullende deze grond worden afgebakend en vervolgens op den 5 april nader over de verdere voorwaarden worden gehandelt. - Burgemeesteren van Ommen mede onderhandelende onder voorwaarde dat het geconvenieerde van hare zijde aan de approbatie van het Stedelijk Bestuur onderworpen zijn zou, zoo is er eigenlijk niets bepaalds afgedaan maar het gunstige vooruitzicht geopend op eene voordelige overeenkomst voor de maatschappij, te meer daar het mij in de loop der discussien gebleken is dat de pretentien van de Stad van Ommen zeer groot, en daarentegen de bewijzen voor haar recht zeer gering zijn. - Onder anderen avanceerde de Burgemeester zelve dat tijdens den aanleg van het fort deswegen door het provinciaal Bestuur met dat van

 

bonmama.nl - NL-AsnDA_0186_54_0758 - Post van Weldadigheid 1820

 


Vriesland en de admiraliteit wegens den afstand van de benodigde grond was geconvenieerd, waarop ik repliceerde dat daarin juist het bewijs gelegen was dat deze gronden vroeger zijn aangemerkt als provinciale landen gelijk er nog vele in Overijssel van die  herkomst gevonden worden en met de vernietiging van de Souvereiniteit der provincien dat recht bij de algemeene Staat was overgegaan hetwelk van hunne zijde niet stellig wierdt ontkent. Alles naar mijn inzien zal afhangen van de resolutien destijds genomen betrekkelijk deze zaak althans zoo het geschil rechterlijk moet worden beslist en hieromtrent vertrouw ik, dat men bij Aitzma eenige inlichting xal kunnen bekomen.
De regen van gisteren heeft ons in onze werkzaamheden vertraagd, - heden echter zijn dezelven met ijver hervat.

Js van den Bosch.

Johannes van den Bosch laat niet na om zijn vaardigheden als onderhandelaar breed uit te meten. En hij bereikt zijn doel: de grond om Ommerschans waarop hij een landbouwkolonie zal vestigen. Het eindresultaat van de onderhandeling is dat de Maatschappij van Weldadigheid zal zorg dragen voor het graven van de Vaart. Van die belofte komt uiteindelijk niet veel terecht: weliswaar wordt er begonnen met het graven van een vaart  maar die zal nooit in de buurt van Ommen komen. Jaren later koopt de Maatschappij die verplichting af en met dat geld wordt er een kunstweg aanlegd van Ommen naar de Ommerschans.

Maar intussen weten wij dat Lambert van Blanken en zijn vrouw "aan boord" zijn bij de Maatschappij van Weldadigheid.

En zo komen we Lambert tegen op het overzicht van geëmployeerden te Ommerschans van 5 januari 1823. Hij is dan aangesteld als wijkmeester. Dat betekent dat hij niet alleen een eigen hoeve heeft, maar ook toezicht moet houden op aan aantal andere hoeven.

Drents Archief - Post van Weldadigheid 20 januari 1823


Hij verdient 7 gulden per week, waarbij staat aangetekend dat dat tegen de regels van de Permanente Commissie is: De P.C. heeft bepaald dat een wijkmeester fl 3,50 in geld mag verdienen plus fl 2,70 in directe verstrekkingen uit de koloniewinkel. Ook valt op dat van Blanke een gulden meer heeft dan zijn twee collega's.

Auteur:Helmuth Rijnhart
Trefwoorden:Ommerschans, Commandant, Maatschappij van Weldadigheid, Wijkmeester, Hoevenaar
Locatie:NL, Vinkenbuurt, Balkerweg 76
Thema's:Verhalen

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.