image/svg+xml

Een dorstig klusje: boerderijbouw anno 1618

Verhaal

Een dorstig klusje: boerderijbouw anno 1618

Plaatje bij verhaal: rankenberg_voorzijde.jpg

Een ton bier van 8 gulden voor de harde werkers! Als de gebinten van de boerderij overeind geplaatst zijn, mogen de kerels aan het bier. Vermoedelijk is bij die gelegenheid ook de ‘meyboom’ ter waarde van 6 gulden op het hoogste punt van de nieuwbouw geplaatst. Een dergelijk gedetailleerde afrekening van de bouw van een boerderij uit 1618 tref je niet alle dagen in de archieven aan. En het mooie is: de vermelde gebinten zijn 400 jaar na dato nog altijd te bewonderen!

Fier ligt boerderij de Rankenberg even achter de IJsseldijk ten zuiden van Wijhe. Het is een uitzonderlijke IJsselhoeve, want achter het gebruikelijke voorhuis zit aan een kant nog een uitbouw aan de boerderij: het oorspronkelijke karnhuis. Het statige voorhuis is gebouwd rond 1840, in een periode dat veel meer boerderijen in de IJsselstreek hun huidig voorkomen kregen. De boerderij zelf is aanmerkelijk ouder. Een bordje op de achtergevel vermeldt het jaartal 1618. Met recht! Maar liefst 400 jaar geleden is op deze oude bewoningsplek een nieuwe boerderij gebouwd.

De Nederlandse Republiek bevond zich indertijd in de nadagen van het Twaalfjarig Bestand tijdens de oorlog tegen Spanje. De IJsselstreek had aan het einde van de vorige eeuw zwaar geleden onder het oorlogsgeweld, maar krabbelde weer wat overeind. De eigenaar van boerderij de Rankenberg, Baltasar Boedeker, was in 1617 overleden. Hij had zijn vermogen nagelaten aan de stad Deventer om er een katholieke universiteit van te stichten. Die wens was voor de beheerders van zijn nalatenschap in deze reformatorische tijden niet eenvoudig te realiseren. Verder dan een protestantse hogeschool, het Athnaeum Illustre, zou men het uiteindelijk niet brengen.

Het ‘huys gereet gemaect’

De beheerders van  Boedekers goederen besloten spoedig na zijn overlijden om boerderij de Rankenberg te herbouwen, blijkt uit de afrekening in het Deventer stadsarchief. Mogelijk was het ‘olde huys’ beschadigd of vervallen geraakt door de oorlog. Het kostte timmerman Gosen Lucas met drie knechten in mei 1618 vier dagen om het pand af te breken. Naast een vergoeding van 12 tot 16 stuivers per dag ontvingen de slopers ‘daarenboven vrij bier’. De opgave was om de boerderij datzelfde weideseizoen weer op te bouwen, zodat pachter Luuk Arentsen zijn beesten in het najaar weer kon opstallen.

Rentmeester Herman van Bloijs had intussen een bouwcommissie de opdracht gegeven Inkopen voor de nieuwbouw te doen. Op de houtmarkt voor de Bergpoort van Deventer kochten zij diverse malen partijen hout op. Naast in totaal 123 ‘balcken’ kochten ze hout voor de gebintstijlen. Elk bezoek aan de houtmarkt sloten de heren af met een hapje, of minimaal een drankje. Bijzonder is de vermelding dat elf stukken hout ‘in ’t clooster’ gebracht zijn, waar het ‘huys gereet gemeact’ werd om een maand later naar de Rankenberg te vervoeren. Blijkbaar ging het hier om de geprepareerde gebinten die op locatie in elkaar gezet werden. Het huis telde uiteindelijk ‘vijf gebont’ ofwel gebintvakken: zes onderling verbonden gebinten achter elkaar.

8.000 stenen en 180 ton kalk

Veel boerderijen waren indertijd goeddeels van hout en leem, zoals onder meer blijkt uit een serie prenten van de beroemde schilder Gerard ter Borch. Maar de Rankenberg werd gedeeltelijk uit steen opgetrokken. Eind mei bracht een schipper 8.000 stenen naar de IJsseldijk, enkele dagen later gevolgd door een partij van 180 ton kalk. De schippers en beide metselaars die hielpen bij het lossen moesten hun droge kelen uiteraard wel smeren met ‘3 groote biers’.

Nu kon het metselen beginnen. Jan de Steenmetselaar had met drie metselaars en twee knechten alleen al zes dagen nodig om het fundament te maken. Daarna bracht hij nog vele dagen voor metselwerk in rekening, onder meer voor een kelder onder het voorhuis. Mogelijk dat alleen het ‘voornste van ’t huys’ van steen gemaakt was, al dan niet met brandmuur. In de nazomer was timmerman Gosen Lucas met zijn knechten  Herman en Marten in ieder geval vijf dagen bezig met het ‘beschieten van ’t huys’, dat wil zeggen het aanbrengen van planken. Nagelmaker Hendrik Tijmans deed daarbij goede zaken als leverancier van ijzerwerk. Glazenmaker Jan  Boedink bracht tenslotte een tiental glazen ramen aan.  

Het strodak was al in juli gereed gekomen. Pachter Luuk Arendsen leverde zelf stro voor  dakbedekking van zijn nieuwe woonhuis. Riet als dakbedekking was in deze streken toen nog niet gebruikelijk. Peter Strodekker kreeg de opdracht het stro op het dak leggen. Een  bijzonderheid is de vermelding van de betaling van ‘800 bandtgarden’. Bandgarden zijn twijgjes waarmee het stro op het dak werd vastgebonden.

Nog maar een glaasje!

De bouwcommissie kwam regelmatig met een koets naar de Rankenberg om de voortgang van het werk te inspecteren en bouwoverleg te voeren. Uiteraard maakte men van de gelegenheid gebruik een gezellig glaasje te drinken. Voor de hoge heren geen pullen bier, maar flessen wijn. Joost de voerman rijdt wel. Dus hup, nog maar een glaasje op kosten van wijlen Baltasar Boedeker! Op 15 november vond de afrekening plaats met pachter Arendsen voor door hem gemaakte kosten. De Rankenberg was weer bedrijfsklaar.

Ruim 400 jaar later is van de noeste arbeid op de Rankenberg uit 1618 niet heel veel meer te zien. Het strodak is al lang en breed vergaan, de houten wanden vervangen door halfsteens muren, het dak opgehoogd en het voorhuis rond 1840 vervangen. Alleen de kelder zit vermoedelijk nog onder het voorhuis verstopt. En in het achterhuis zijn de eikenhouten gebinten te bewonderen, die timmerman Goosen Lucas hier heeft gericht, gemaakt van bomen gekocht op de Deventer houtmarkt en door monnikenarbeid kunstig met elkaar verbonden.

Met dank aan Frouwien Rose voor de transcriptie van de afrekening uit het Stadsarchief Deventer.

Auteur:Ewout van der Horst
Periode:1618-2018
Locatie:Wijhe

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.