image/svg+xml

De trouwbijbel was onze redding

Verhaal

De trouwbijbel was onze redding

Plaatje bij verhaal: img_4581.jpg

Trijntje Esser-van Dalfsen, geboren op 10 maart 1919 in Zwartsluis, was 21 jaar toen de oorlog uitbrak. “Je had vooral spanning door de vliegtuigen die ’s nachts overkwamen, daar lag je wakker van. Je hoorde het geraas van al die vliegtuigen die naar Duitsland gingen om te bombarderen en later kwamen ze weer terug. We zijn in de oorlog getrouwd. Er was geen bruiloft, maar we hadden er toch een beetje feest van gemaakt. ‘s Avonds, het was na acht uur, werden we op straat aangehouden door de landwacht of Duitsers. We zeiden: we zijn vandaag getrouwd, kijk maar, we hebben een trouwbijbel gekregen en toen mochten we door. Ons kind is geboren op de dag van de Bevrijding.”

Begin van de oorlogstijd
"Ik was een jaar of 18, toen mijn vader koos om koordirigent te blijven en niet langer als bakker te werken. Daardoor verhuisden we uit de bakkerij naar de van de Meulenstraat. Het was een hele gemeenschap, dat ene straatje, want in de oorlog als er dan een razzia kwam dan gingen al die mannen in een bootje en dan gingen ze de Wieden op. Ik zie het nog voor me, dat de mannen ons straatje uitliepen. Ik kon de mannen in het bootje niet zien, want dat was verder naar achteren. In het middelste huis in de van de Meulenstraat woonden wij. Er had een onderwijzer van de Mulo in gewoond. Dat konden mijn vader en moeder huren. Ik werkte bij een onderwijzeres, die drie kinderen in huis had van haar zus die met een zendeling was getrouwd. Zij moest naar school om les te geven en ik deed  daar dan de huishouding. Toen ik daar werkte, is de oorlog begonnen.

Wat ik nog van het begin van de oorlog weet? De spanning, dat weet ik nog heel goed. Ik was sinds mijn 16e jaar met mijn man, hij was mijn vriendje. Je mocht in die tijd niks, om 10 uur of zoiets thuis zijn. Je had nog geen clubgebouwen, dus op zaterdagavond zwierven alle jongeren in het dorp rond.

”Ik ben zo bang dat er oorlog komt”, zei mijn vriendje
Bij de Cingel, dat was toen nog geen snelweg zoals nu, daar zaten we, mijn vriendje en ik, samen op een bankje. Ik weet nog dat hij zei: Ik ben zo bang dat er oorlog komt. Die spanning zat er al. Dat bankje staat er nu nog steeds…( ze lacht). Toen kwam de oorlog… Ik weet nog dat we ’s nachts uit bed waren gegaan. Je had geen tv, radio dunkt me wel. In ieder geval, we hadden bericht gehad dat de oorlog was uitgebroken. Ik zie mezelf nog zitten: ik was zo angstig en zo bang. Ik was 21 jaar toen de oorlog uitbrak. Vreselijk! In die tijd was mijn bloed niet goed. Er was geen eten meer en ik mocht niet meer werken.

Ik ga niet
In de oorlog werkte ik later weer bij die onderwijzeres, want ik weet nog dat mijn man was opgeroepen om in Duitsland te gaan werken. Met een club jongens moesten ze toen naar Vollenhove om gekeurd te worden. Hij zei: ik ga niet. Ik werkte aan de Zomerdijk bij die juffrouw en de jongens kwamen daar langs en riepen naar mij: Ja hoor, hij is er ook bij, en goedgekeurd. Later zag ik mijn vriend en hij zei: ik ga niet. Maar wat heeft hij gedaan?

Buisman
Er waren Duitse Landwachters in het Grote Lageland, die woonden in de villa van Buisman, van de koffiestroopfabriek. Er was lekkage daar en er moest een loodgieter aan te pas komen. Toen is mijn man erheen gegaan om dat te maken. Hij heeft daar gezegd, dat hij niet naar Duitsland kon omdat er dan niemand bleef om lekkages te repareren. En zo is hij eraf gekomen. Zo heeft hij in de oorlog steeds geluk gehad: zoals bij de razzia in de polder, toen was hij net ziek. Hij was ondergedoken in Blokzijl en daar werd opeens iedereen opgepakt. Zo ging het vaker met hem. Hij heeft heel veel geluk gehad.

Verzet
Ik heb een zusje die veel jonger was dan ik, zo’n 15, 16 jaar was ze en op die leeftijd werd ze al weggestuurd met briefjes van het verzet die ze (mevrouw Esser maakt een gebaar waaruit blijkt dat de briefjes in haar kleren gingen) goed verstopte. Op de fiets bracht ze berichten over. Bij mijn schoonouders hadden ze in de grond een radio verstopt, in de werkplaats onder een tegel. ’s Avonds deden ze de tegel eraf en dan luisterden ze naar Vrij Oranje. Dan ging er een buis in en dan hoorden ze met die buis wat de berichten waren. Na afloop werd die tegel er weer netjes opgelegd. Ik vond dat zo griezelig! Zo bang dat ze zouden worden opgepakt.

Oorlogsdode
In de oorlog was er iemand  doodgeschoten aan de Nieuwe Sluis. Boven vanuit de slaapkamer in de van de Meulenstraat keek je naar het kerkhof. We zagen dat ze op het kerkhof kwamen, ik zie nog zo die man…  die hadden ze vast aan de benen, dat vergeet je niet meer. Want ze hebben hem zeker in een graf gegooid. Ik weet het niet precies, want dat kon ik niet zien. Het was heel griezelig. De geruchten gingen wel. Want toen hoorde je: jongens kijk uit, want er is iemand doodgeschoten… Ik werkte bij die juffrouw aan de Zomerdijk en dan moest ik ’s avonds in het donker naar de van de Meulenstraat. Mijn vriendje stond dan trouw op mij te wachten en bracht mij thuis. Ik durfde niet door het donker langs het kerkhof.

Getrouwd
Mijn schoonouders woonden in de Kerkstraat tegenover waar nu de Chinees zit. Ze hadden een winkel met aan de andere kant een steeg die met een hoek naar achteren liep en dan kwam je uit bij de gracht. Er was steeds geen huis voor ons en we wilden zo graag trouwen. Ik was inmiddels 25. Er werd een nieuwe werkplaats bij de winkel gebouwd en daar kwam een zolder op. Mijn schoonmoeder had een keuken als woning en daarboven de slaapkamer. Als de voorraad van de winkel kwam dan werd dat onder de stoelen gestopt. Dus ze was blij dat ze een zolder kreeg. Mijn man zei: Wij willen zo graag trouwen, mogen wij dan daar niet een woninkje hebben? Toen is er op die nieuwe zolder een kleine slaapkamer, woonkamer en keuken gebouwd: dat was het.

Geen bruiloft
Op mijn 25e ben ik getrouwd vanuit de van de Meulenstraat: het was nog in de oorlog. We gingen trouwen maar ik had geen trouwjurk natuurlijk. Een nichtje uit Amsterdam stuurde haar trouwjurk met een witte sleep op om aan te trekken. Ik kende het hele nichtje niet. We moesten lopend uit de van de Meulenstraat achterin zo naar het Gemeentehuis en daarna naar de kerk. Ik zei: ik ga zo het dorp niet door, en de sleep mocht eraf. Die is weer teruggestuurd met een leverworst van de slager. Mijn man had een oom die slager was en van hem kregen we die leverworst… Nee, die konden we kopen. Dat was al heel wat. Och, het was in de oorlog; er was geen bruiloft. We hadden er toch een beetje feest van gemaakt. Maar ‘s avonds moesten we van de van de Meulenstraat naar de Kerkstraat, want daar kwamen we te wonen. En toen, het was na acht uur, werden we op straat aangehouden door de landwacht of Duitsers. We zeiden: we zijn vandaag getrouwd, kijk maar, ik heb een trouwbijbel gekregen en toen mochten we door( lacht).

Razzia
De Duitse soldaten kwamen ook wel in de werkplaats. Als ze wat kapot hadden of zoiets. Ik had een schoonzusje, van mijn leeftijd, ze was nog niet getrouwd. Bij een razzia in de polder werden haar vriend en een broer van mijn man en ook jongens uit Zwartsluis opgepakt. Ze kwamen uit Vollenhove en dan liepen ze helemaal van de polder naar Meppel. Dus die optochten gingen door de Kerkstraat en dat zagen wij. Haar vriend liep erbij en mijn schoonzusje is met die groep meegelopen. Met die Duitser of die Landwacht die de leiding had heeft ze contact gemaakt. Bij Beukers zei die Landwacht: “jongen, heraus!” En zo is het gegaan. Zo heeft ze hem eruit gekregen. Mijn broer was opgepakt. Die zat al in Meppel. Die is er ook uitgekomen. Daarvoor heeft de dokter gezorgd: hij heeft een brief geschreven, hoe precies weet ik niet, maar daarin stond dat mijn broer uit een zwaar tbc gezin kwam en die is er ook uitgekomen. En jongens uit het dorp hier, die zijn er al in Vollenhove uitgekomen. Er was één jongen die pakte in de gang de pet van een Duitser en zette die op en hij liep zo naar buiten. Net of tie een Duitser was, zo de gang uit.

Appels gooien
De opgepakte mannen liepen door de Kerkstraat en dan kwamen ze de winkel binnen: de deur stond open. Mijn schoonouders woonden er toen nog. Er stond een trap midden in de winkel en bovenaan die trap stond een grote doos met appels, die hadden ze gekocht of gekregen- dat weet ik niet-  en die  gooiden ze naar beneden en die mannen pakten de appels en dan liepen ze nog hard om weer bij de groep te komen. Ik denk nu wel eens : ze waren er toch al uit! Waarom toch weer naar die groep toegelopen? Ze overnachtten in Zwartsluis. Er was ook een treinstaking of zoiets. Dat ze daarvoor opgepakt waren: het had iets met vervoer te maken in ieder geval. En wat deden wij, mijn schoonzusje en ik? We gingen naar de bakker en dan kochten we roggebrood. Die sneden we aan plakjes en dan gingen we naar de fabriek van Buisman en daar deelden we dat uit. Een nacht waren ze daar maar, dan gingen ze lopend naar Meppel en vandaar gingen ze naar Westerbork, denk ik. Er waren ook mannen opgepakt van die trein uit Utrecht, die kwamen ook door de polder.

Altijd in spanning
Je had vooral spanning door de vliegtuigen die ’s nachts overkwamen, daar lag je wakker van. Je hoorde het geraas van al die vliegtuigen die naar Duitsland gingen om te bombarderen en later kwamen ze weer terug. Je sliep niet eerder dan dat ze weer terug waren. We hadden ook wel eens bij de buren geslapen omdat ze razzia’s hielden. De zoon van de buren die was al in Duitsland te werk gesteld. Later is hij niet meer teruggegaan naar Duitsland, is ondergedoken.

Maar mijn man is nooit naar Duitsland geweest.  Als er een razzia was, dat wist je wel van tevoren zo’n beetje, dan was hij foetsie weg. We hadden wel vaak bij de buren geslapen en toen sliepen we er een keer niet en net die nacht waren ze bij het wc raampje van de buren naar binnengegaan om die zoon te zoeken. Maar als wij daar geweest waren, dan hadden ze ons gezien en mijn man gevonden! Er was een kast en die was echt verborgen. Als er dan geruchten waren dan kroop mijn man daarin. Hij dook dan onder. Mijn schoonvader vond dat onzin: blijf gewoon aan je werk. Nee, als er bericht kwam dat er ’s middags een razzia kwam, dan waren ze verdwenen. Hij heeft  veel geluk gehad.

Koffie drinken
Vaak gingen we bij mijn schoonouders – we hadden nog geen kinderen- koffie drinken: dan gingen we naar beneden en konden we zo achterin via de steeg. Maar op een avond wilden we ons haar wassen. Je had geen douche, geen waterleiding, geen elektriciteit.  Met een pannetje water ging je je haar wassen. Daardoor waren we nog boven en dachten: wat horen we toch…  Het was anders dan anders in de steeg. Ik had nog een jonger schoonzusje en die dacht als ze nu maar niet naar beneden komen… De keuken was achter de winkel en dan had je die steeg en in de keuken stond de tafel middenin met de stoelen. Dus als ze op de stoelen zaten dan kon je er niet meer langs. Mijn schoonzusje wilde achter de Duitser op de stoel langs om er door te kunnen en de Duitser keek op en toen kreeg mijn schoonzusje het door gelukkig. Ze is niet doorgelopen want als ze doorgelopen was naar boven, dan waren wij erbij geweest. Er hingen boven geen gordijnen voor de ramen, het leek onbewoond. Dus daar hebben ze geen erg in gehad.

Hulp aan elkaar
Ik was snel in verwachting. Nou ja, 9 jaar verkering. Ik had niet thuis durven komen als ik voor mijn trouwen in verwachting was. Toen ons kindje was geboren had ik geen babyuitzet. Van een nichtje uit Genemuiden kreeg ik de hele babyuitzet. Het moest wel terug maar ik kon het goed gebruiken. We kregen 6 luiers, die waren zo hard als meelzakken (lacht). Vreselijk die kon je zo niet gebruiken. Dat was je hele uitzet.  

Nauwelijks eten
Het eten was niet slecht toen we bij mijn schoonouders in woonden. Zij hadden van alles, potten, pannen en dat werd geruild tegen rogge en mais. Daar werd pap van gekookt. Je had toen geen stroom. Mijn man had een keer stiekem elektriciteit bij Duitsers weggehaald en zo van een elektrisch kacheltje een fornuisje gemaakt. De kachel kwam met de achterkant op de grond te liggen zodat we een pannetje op de warme kant konden leggen. Daar kookten we dan op. We hebben 2 dagen van de gaarkeuken gegeten maar dat was geen eten. Toen zeiden mijn schoonouders: jullie komen bij ons eten. Al die tijd, het laatste jaar van de oorlog, hebben we daar gegeten. Mijn ouders hadden toen nauwelijks te eten. Ik denk nu nog wel eens: waar hebben ze van geleefd? In het laatst van de oorlog lagen de zangkoren ook stil. Mijn vader had geen inkomen meer, hij kon geen koren meer dirigeren.  Een broer die smid was en boer, daar kregen mijn ouders nog wel eens vlees van als er een schaap werd geslacht. Boerenjongens van zijn zangkoor, die gaven hem ook wel eens wat.

In het water gevallen
Toen ik in verwachting was, dat was ook zo, toen stond er water in de straat waar dokter Boender nu woont. Het water stond daar zo hoog (houdt haar hand op een kleine meter hoogte). Daar waren planken en daar moest ik terwijl ik in verwachting was overheen lopen om in de van de Meulenstraat te komen. Mijn ouders woonden boven want beneden was water. Het water golfde wat, ik was misschien wat duizelig…Ik ben eraf getuimeld, het water in! Het is goed gegaan, hoor! Het was in het laatste jaar van de oorlog. In de Kerkstraat achterin was ook water. Maar dat was wel vaker zo. Vroeger toen ik naar de school ging in de Nieuwe Sluis, was er ook wel eens hoog water en als kind vond je het juist leuk om door het water te lopen en niet binnen de dammen die van koemest waren gemaakt te lopen. Maar zo hoog als toen in de oorlog, zo hoog heb ik het nooit weer gezien.

Belijdenis
Je kon je baby niet laten dopen als je geen belijdenis had gedaan. In de oorlog hebben we nog catechisatie gehad van de dominee. Bij buurman de Jong. Hij had een zoon die was getrouwd, die woonde bij hen in. Hij was Gereformeerd. Zijn vader en moeder waren van de Bezwaardenkerk.  Maar toch kwam de dominee van de Gereformeerde kerk daar gewoon catechisatie geven. We hebben toen belijdenis gedaan, ik met een dikke buik  (lacht erbij). Ik had een jas van een vriendin geleend want ik had geen wijde jas. Maar daar weet ik eigenlijk verder niks meer van, hoor.

Bevrijding
O, de bevrijding. Het was op zaterdag bevrijding, dus wij het dorp in. Ik was in verwachting van mijn 1e kindje. Dokter Coumou had een accordeon en hij speelde erop: het was feestmuziek. Aan de overkant van het Zwartewater, ik heb nooit geweten dat daar een weg lag, zagen we Canadezen lopen. Op de dijk konden we zien dat zij daar liepen. ‘s Avonds thuis begonnen de weeën en de hele zondag nog. Coumou zei: Als je flink je best doet, dan wordt het vandaag nog geboren. En ja, ze is op 6 mei geboren. Er moest een naam aangegeven worden. Vroeger moest je vernoemen, dat kon niet anders. Dus mijn schoonmoeder was Frederika en mijn moeder was Reingje  maar daar hebben we Reina van gemaakt. Dus dat werd Frederika Reina. En toen zei de kraamverzorgster: jullie moeten er Wilhelmina achter doen. O nee, zei ik, dat doen we niet, maar mijn man heeft haar wel die naam gegeven: ze heet Frederika Reina Wilhelmina. Het was een hele mooie baby met een mooie bos haar. De buren van mijn  moeder kwamen: ik heb gehoord, je hebt zo’n mooie baby, mag ik haar wel zien…(lacht). De bevrijding was zo heel speciaal: ik was ook bevrijd (lacht weer). Ze is gedoopt in de kerk en ze had een oranje strik in het haar.”

Auteur:Afke Oosterhaven
Trefwoorden:Oorlogsgetuigen, Tweede Wereldoorlog
Locatie:Zwartsluis

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.