image/svg+xml

Verhaal 13 ‘Alles weeft en spint hier’-----Huiswevers en fabrikeurs (1675)

Verhaal

Verhaal 13 ‘Alles weeft en spint hier’-----Huiswevers en fabrikeurs (1675)

Plaatje bij verhaal: 13-3 - plaatje_55_SpaanseSoldaten.jpg

Verhaal 13 ‘Alles weeft en spint hier’-----Huiswevers en fabrikeurs (1675)

Hierboven plaatje 55. Spaanse soldaten in hun prachtige uniformen.

 

Een oorlog die 80 jaar duurde 

In de 16de eeuw horen de Nederlanden bij het Spaanse Rijk. De Nederlanden bestaan dan uit Nederland, België en Luxemburg. De Spaanse koning Filips II is ook ónze koning. In Nederland hebben veel mensen het gereformeerde geloof. Filips is zelf katholiek en noemt deze mensen ‘ketters’. Hij laat hen streng bestraffen en opsluiten in de gevangenis.

Opstand

De mensen worden zo kwaad, dat ze in opstand komen. Koning Filips stuurt een strenge Spaanse generaal, de hertog van Alva, om de rust te herstellen. Hij komt met tienduizend soldaten. Wie nog steeds niet wil luisteren, wordt zwaar gestraft. Veel mensen krijgen zelfs de doodstraf. De edelman prins Willem van Oranje huurt een leger en valt in 1568 voor de eerste keer de Spanjaarden aan. Het sterke Spaanse leger geeft zich niet gauw gewonnen. Pas in 1648, na tachtig jaar, wordt er eindelijk vrede gesloten in de Duitse stad Munster.

De oorlog in Twente

Ook Twente heeft zwaar te lijden van deze Tachtigjarige Oorlog. Dat is vooral een gevolg van de strijd om Oldenzaal. Oldenzaal is dan de belangrijkste stad van Twente. Tussen 1568 en 1626 hebben Spaanse en Nederlandse soldaten om de beurt de stad veroverd en een tijd lang bezet gehouden.

Plunderingen en verwoestingen

De Spaanse en ook de Nederlandse soldaten krijgen vaak niet op tijd betaald voor hun werk. Ze plunderen dan de wijde omgeving rond Oldenzaal, op zoek naar eten en geld. Ze roven het vee. Ze steken de boerderijen in brand en nemen de boeren gevangen. Die komen pas weer vrij als er hoge losprijs is betaald. Als de familie die niet kan betalen, springt het hele dorp bij. In 1626 zijn de Spanjaarden voorgoed uit Twente verjaagd. Het normale leven komt weer op gang. Gelukkig is er niet 80 jaar lang achter elkaar oorlog geweest in Twente.

Borne blijft gespaard

Als de Spanjaarden weg zijn, kunnen de mensen de schade herstellen. Die is groot. In 1600 blijkt een vijfde deel van alle Twentse boerderijen verwoest of verarmd te zijn. Veel boeren moesten vluchten en kunnen het land niet meer bewerken. Hun akkers raken overwoekerd door onkruid. De mensen zeggen dan: “Het land ligt woest.” Maar in Borne en ook in Almelo is er weinig schade aan de boerderijen en de akkers liggen er goed bij. De meeste boeren hebben hun akkers goed onderhouden. Ze moeten wel, want ze zijn horig en mogen daarom hun boerderij niet verlaten. De mensen in Borne hebben weinig last gehad van de vijand. Ze hebben op veel plaatsen landweren opgeworpen. Landweren zijn hoge aarden wallen die begroeid zijn met dicht struikgewas. Een vijand moet er omheen lopen en krijgt aan het einde van de wal een ‘hartelijk’ welkom. Borne is daardoor goed beschermd. Bij Graes en bij de kruising van de Burenweg en de Veldweg zijn nog resten van een landweer te zien.

 

8.2.plaatje57.jpg
Plaatje 57. Als je goed kijkt kun je hier en daar nog een
landweer zien. Dit is een oude landweer bij het Graes in Azelo.

 

13-9a - plaatje_56_Landweren-kaartje d.jpg
Plaatje 56. In de Tachtigjarige Oorlog zijn er in de omgeving van Borne veel landweren en andere  versterkingen aangelegd om indringers buiten de
deur te houden. Daarom heeft Borne minder van de oorlog te lijden gehad dan andere plaatsen in Twente.

 

 

Vlas en linnen

Elke boer heeft wel een stukje vruchtbare grond dicht bij huis, waarop hij vlas verbouwt. Vlas lijkt wel wat op gras. Het is een plant die wel 80 tot 120 centimeter hoog wordt. Van de lange sterke vezels wordt garen gesponnen op een spinnenwiel. Het spinnen is een werkje voor de vrouwen en de meisjes. Dat doen ze vooral tijdens de lange en donkere dagen in de wintertijd bij het open vuur op de deel. Van het garen worden lange lappen linnen geweven. Op veel boerderijen is wel een kamertje met een weefgetouw. Het weven is mannenwerk. Maar alleen in de wintertijd, als er geen werk op het land te doen is. De boerin naait van het linnen haar eigen lakens, ondergoed en andere kledingstukken. Die hoeft ze dan niet te kopen. Alles is voor eigen gebruik.

Alles weeft en spint in Borne!

Veel boerenzoons die geen werk in de landbouw meer kunnen vinden, worden wever. Het linnen dat zij weven, is nu niet meer voor eigen gebruik. Het wordt verkocht aan opkopers. Veel wevers werken eerst nog op de boerderij van hun ouders, maar verhuizen later naar het dorp. Ze worden huiswevers genoemd. Er komen steeds meer wevers in Borne. Borne wordt zo het oudste centrum van de textielnijverheid in Twente. Bezoekers zeggen: “Alles spint en weeft hier!”.

 

13-8 - plaatje_58_HG19-2 Huiswever Van Gogh.jpg
Plaatje 58. De wever, zoals Vincent van Gogh hem in 1884 schilderde.

 

Fabrikeurs kopen het linnen

De wevers krijgen vaak de garens van de man die later ook het geweven linnen opkoopt en een weefloon betaalt. Zo’n opkoper wordt ook wel linnenreder of fabrikeur genoemd. De fabrikeurs verkopen de stoffen door aan klanten in de grote steden. Ze verdienen daarmee heel veel geld, maar de wevers moeten hard werken voor een klein loon.

Stinkend rijk en straatarm

In 1675 bereikt de textielnijverheid in Borne zijn hoogtepunt. De Bornse fabrikeurs behoren dan tot de rijkste inwoners van heel Twente. Maar de andere inwoners van Borne zijn het armst van alle Twentenaren. Bijna de helft van alle gezinnen is zelfs zo arm, dat de kerk hun wat geld moet geven om eten te kopen.

Een kort hoogtepunt

Nog geen tien jaar later vertrekken veel fabrikeurs naar Almelo. Daar zijn betere vaarwegen. De meeste linnen stoffen worden immers vervoerd per schip. Dat is veel goedkoper dan met paard en wagen over de slechte wegen. De beken tussen Borne en Almelo zijn ondiep en staan in de zomer vaak lange tijd droog. Almelo heeft een betere vaarweg naar de stad Zwolle. Van Zwolle kun je gemakkelijk over de IJssel naar Deventer en over de Zuiderzee naar Amsterdam en andere grote steden in het westen van het land. Daar wonen de beste klanten van de fabrikeurs. Wonen in Almelo is dus voordeliger voor de fabrikeurs. Maar voor de Bornse wevers is het slecht.

Veel mensen, te weinig woningen

Tussen 1600 en 1675 groeit de bevolking bijna niet. Er wonen dan ongeveer 400 mensen in het dorpje. Na 1675 groeit het aantal inwoners door de textielnijverheid enorm. 75 Jaar later is het aantal gezinnen in het dorp verdubbeld. Er wonen in 1750 al meer dan 1.000 mensen in Borne. In de buurschappen Zenderen, Hertme en Bornerbroek is het aantal gezinnen dan zelfs drie keer zo groot als in 1675. Maar er zijn veel te weinig huizen voor al die gezinnen. Daarom wonen er mensen in elke stal en elke schuur. De armoede is onvoorstelbaar.

Fabrikeur Bussemaker

De bekendste fabrikeur in Borne is Jan Bussemaker. Wij noemen zijn huis nu het Bussemakerhuis. Het doet denken aan de glorietijd van de huiswevers in Borne, die zo hard gewerkt hebben. Ja, voor de fabrikeurs!

 

Op het kaartje van Borne is de plaats van de landweer in Buren aangegeven met 13, het Bussemakerhuis met 16.

 

groot 06-Regenten en vorsten-Gouden Eeuw en 17e eeuw - 1600-1700.jpg

Gouden Eeuw / 1600-1700

 

Auteur:Hans Gloerich
Trefwoorden:Gouden Eeuw / 1600-1700, Borne bij de tijd, Schoolcanon
Personen:Filips II, Alva, van hertog , Oranje,van Willem, Bussemaker,Jan, Gogh,van Vincent
Thema's:Borne bij de tijd-----Schoolcanon

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.