Jeugdherinneringen uit Hardenberg
Als ik terugdenk aan het dorp van mijn jeugd, zie ik plaatjes. Plaatjes van schilderachtige boerderijtjes, vruchtbomen met daaraan notarisappels, sterappels, eierproem'n, affies of kottelpaar'n. Veel weiden met sloten er doorheen, prachtige weggetjes, haver en rogge op 'n kaamp en in 'n Es. En natuurlijk de oude kerk, die al eeuwen lang het beeld bepaalt van Heemse.
Een schitterend dorp met een overwegend boerenbevolking. Het waren meestal kleine bescheiden bedrijfjes waar de mensen van moesten zien te leven. Een paar bunder grond, een paar koeien, varkens en kippen, alles heel kleinschalig. Klagen deed men niet, maar later besefte ik dat het financieel vaak heel moeilijk moet zijn geweest.
Drie-generatiegezinnen waren hier heel gewoon. Soms maakten ooms of tantes ook nog deel uit van het gezin. In zo'n gezin ben ik opgegroeid. Voor een kind is dat heel fijn. Zo veel mensen om je heen geeft een veilig gevoel en er is altijd wel iemand die zich met jou wil bemoeien.
De mensen leefden sober en waren eigenlijk altijd bezig met werken en zorgen om te kunnen leven. Alles wat verbouwd werd en wat er in de natuur voorhanden was, werd gebruikt en hergebruikt. Door nood gedwongen waren de mensen vaak heel creatief.
Terwijl ik dit schrijf, zie ik weer onze boerenkeuken voor me. Er waren veel deuren, geschilderd in een geel-bruine kleur met een soort hout motief. Ook de deuren van de bedstede, spinde, daarboven hingen diverse schilderijen, het waren herinneringen aan belijdenis, huwelijk en huwelijksjubilea.
De grote spiegel, een geborduurde ingelijste merklap ('n letterdoek) en de Friese staartklok hadden hun eigen plek. Voor de hoge schoorsteenmantel ('n boezem), stonden blauwe borden (telders), en een paar vazen, 'n Beetje uit het zicht had de pijptabak van opa en het pakje pruimtabak van mijn oom Jan (Rode Ster) een plaatsje. In het midden van het vertrek stond de grote tafel met stoelen, de kralenlamp hing er boven.
In de winter zaten we om de kachel met het wit geschuurde bankje, waar we de voeten heerlijk op konden warmen. Op de kachel stond meestal een ketel met water te zingen en ook de koffiepot hoorde daar. Mijn grootmoeder schonk doorlopend koffie.
Op het fornuis werd gekookt en in de oven werden, als het erg koud was, stenen warm gemaakt die we, in een doek gewikkeld, meekregen naar bed.
In de onderste la van het kabinet lag een prachtig boek over ons vorstenhuis. Ook de kerstboomspullen waren daarin opgeborgen, en een klein popje, dat rondjes reed als het met een sleuteltje werd opgewonden.
Als we een beetje ziek waren, mocht die la open en we voelden ons dan meteen een stuk beter. Ook de wollen omslagdoek van opoe deed wonderen bij allerlei kwaaltjes. Bij kiespijn of "de roze in 'n mond", kreeg je hem om je hoofd en wanneer je zere benen had van 't groeien ('t wassen in de biene), moest opoes doek om je benen en ook bij "n zeer'n boek" was de zwarte omslagdoek onmisbaar. Alleen als je zere enkels had van het "de klitse sloan", had je niets aan die wollen doek, maar dan was opoe zelf er wel om te troosten!
Geld voor speelgoed was er eigenlijk niet, maar, wat hebben we gespeeld! Met een knoop bv., waar een dun touwtje doorheen was gehaald, eerst draaien, dan trekken aan de draad en de knoop snorde. Of we maakten muziek door tegen een vloeitje met een kam erachter te blazen, (vreemd gevoel kreeg je dan in je lippen). Mijn vader maakte van een zakdoek een muis, die hij uit zijn hand liet springen, simpel, maar wat een effect! Met een draadje konden we toveren, een kop en schotel, een varken op de ladder, een parachute, talloze mogelijkheden waren er. Wat waren we blij met stukjes zilverpapier of stukjes gekleurd glas die we hadden gevonden. Van het zilverpapier maakten we kleine glaasjes en de aren van haver die we met zilverpapier omwikkeld hadden, waren prachtige kerstdecoraties. Als in het voorjaar de stal en de deel was schoongemaakt, speelden we "huussie" in de koestal.
De meeste huizen in het dorp hadden geen bel, iedereen kwam door de achterdeur en die was altijd open. Ook slaapkamers "boven" kenden ze niet zo, maar bij het "huussie spöl'n" hadden wij wel een bel, een oude fietsbel. De hilde boven de koestal was bij ons "boven". Omdat we bij het spelen in een heel andere situatie terecht waren gekomen, dan we normaal gewend waren, spraken we geen dialect maar Nederlands met elkaar.
Als we waren uitgespeeld, gingen we de buurt in. Ik ben opgegroeid in de buurt rond het "Welgelegen". In mijn jeugd woonde daar de barones Van Ittersum. Wij, kinderen, noemden haar "de oude mevrouw" als we goed met haar waren, en "'t olde wief', als we onenigheid met haar hadden. Soms gingen we bij haar op bezoek, dat was spannend en griezelig tegelijk. In de hal van Welgelegen stond namelijk een harnas en ik was altijd bang dat dat ineens levend zou worden.
Olde mevrouw had ons verteld dat ze 109 jaar zou worden. Wij hadden tegenover andere kinderen in het dorp opgeschept over onze barones die meer dan 100 jaar zou worden. Maar helaas, de barones stierf toen ze 99 jaar was. Iemand heeft ooit eens gezegd dat geluk uit veel delen bestaat en dat er altijd wel een deeltje tekort is, maar dat je dat vergeten kunt door te genieten van wat je wel hebt. Ik besef steeds meer, dat er in het Heemse van toen, veel was om van te genieten. Ik had een geweldige kindertijd. Omringd door mensen met een levenswijsheid om U tegen te zeggen, 'k Had het voor geen goud willen missen!
Jeugdherinneringen
een verhaal uit het tijdschrift “Rondom den Herdenbergh” van 2001 18/4 geschreven door S. Kampman-Veldsink
Trefwoorden: | Heemse, Rondom den Herdenbergh, Verhaal, Jeugd |
Periode: | 2001 |