image/svg+xml

Een soldaat in de logeerkamer

Verhaal

Een soldaat in de logeerkamer

Plaatje bij verhaal: belgische_vluchtelingen_groep.jpg

Nederland wordt in de laatste oorlogsdagen van 1918 nog maar weer eens overstroomd met vluchtelingen, dit keer vooral weggebombardeerd uit Frankrijk. Ze kwamen Nederland binnen bij Maastricht en werden van daar per trein over het hele land gedistribueerd, ook Zwolle kreeg een flink aantal te verwerken. Dat verliep over het algemeen tamelijk soepel, al legde de plaatselijke bevolking soms wel een ongezonde belangstelling voor de berooide oorlogsslachtoffers aan de dag. Ze zagen er toch wat anders uit dan de autochtonen en ze hadden rare bagage bij zich, namelijk alles wat ze van thuis hadden kunnen redden. En dus hadden ook veel Zwollenaren lol in het aapjes kijken. Maar verder verliep de opvang soepeltjes, onderdak in scholen en voedsel uit de Centrale keuken. Weinig klachten.

Wat daarbij organisatorisch en logistiek nog wel eens vergeten werd, was het escorte van de vluchtelingentrein door een detachement soldaten. Die moesten vanuit Maastricht meereizen om er op toe te zien dat die vluchtelingen in gesloten formatie op de voor hen bestemde opvanglocatie terecht kwamen. Maar hoe ging het met die soldaten na afloop van hun begeleidingstaak verder? Op de dag na aankomst, eind oktober, verschijnt een verontwaardigde ingezonden brief in de krant, die een aardig inkijkje geeft in de organisatie. De briefschrijver werpt inleidend de terechte vraag op: Wordt er voor onze soldaten wel steeds de noodige zorg gedragen?

Het mag dan een terechte vraag zijn, tegelijk is het ook een retorische, want het is duidelijk dat er het een en ander aan schort, anders was de brief niet geschreven. Wat was het geval? Maandagavond j.l. ca. halfvijf werd bij mij bezorgd een biljet, vermeldende dat door mij voor één dag aan 1 militair inkwartiering en onderdak moest worden verschaft. Dat kon toen dus zo maar, en er werd niet eens bij verteld, hoe laat zoo ongeveer de krijgsman verwacht kon worden. Dat werd laat in de avond en toen bleek de arme kerel geheel uitgehongerd, want hij was de hele dag op pad met zijn rantsoen van 400 gram brood. Als goed gastheer constateerde de briefschrijver: Een goed maal kwam hem dus na deze reis wel toe, maar waar moest dit van gegeven worden? Er was dan wel weer een bonnetje voor zo’n broodje van 400 gram, maar geen voor aardappels, vleesch, kaas of andere artikelen, zoodat alles wat voor een maaltijd noodig was, van het eigen karig rantsoen moest worden afgenomen. Dat ging wel ver, vindt de briefschrijver, al had hij zich niet laten kennen: De gast is voldaan vertrokken. Ook heeft hij de oplossingen paraat: geef die jongens een paar bonnetjes meer mee of verstrek ze een eenvoudig doch voedzaam maal in de Centrale keuken.

De redactie van de krant bemoeide zich er middels een kommentaartje ook mee – niet kritisch, maar zalvend, een heel verschil met de media van honderd jaar later. Zo vindt de krant het begrijpelijk dat de opvang van zoveel duizenden vluchtelingen hier en daar met foutjes verloopt. Wij hebben echter nog wel zooveel vertrouwen in onze militairen dat zij zich ter wille van de vluchtelingen eenige opoffering willen getroosten. En niet allen van de soldaten wordt verwacht dat ze over wat ontbering niet zeuren, ook is de krant er van overtuigd – de inzender is er het bewijs voor – dat onze burgerij van haar rantsoen nog wel iets mee wil deelen met de militairen. Bovendien hadden sommige soldaten wel degelijk met de vluchtelingen in de Centrale keuken mee mogen eten. Dat had de redactie zelf van een betrokkene gehoord. Hij had het in lang zoo goed niet gehad, beweerde deze landsverdediger. Gelukkig had je toen nog geen Twitter.

Auteur:Sjaak Onderdelinden
Locatie:Zwolle gemeente

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.