image/svg+xml

Drie zussen tijdens de oorlog

Verhaal

Drie zussen tijdens de oorlog

Plaatje bij verhaal: zwaantje_dinie_en_tonnygroot.png

Bij de bezetting in mei 1940 waren mijn zusters Zwaantje, Dinie en Tonny Van de Put respectievelijk 10, 9 en 8 jaar. De familie Van de Put woonde in 1939 in het laatste huis aan het Koekoekspad, op nummer 36, in Olst. Een dubbel woonhuis, waarvan de andere helft was bewoond door de familie Wassink. Vanuit het huis had men aan de voor- en zijkant uitzicht op de weilanden van Steenbruggen.

Mobilisatie
Vader Van de Put was 34 jaar toen hij in augustus 1939 werd opgeroepen om zich als reserve-soldaat bij een Regiment Infanterie te melden, gelegerd in een kazerne in Haarlem. Af en toe mag hij  een weekend met verlof naar huis. De kinderen herinneren zich goed hoe vader in uniform dan thuiskwam en bij vertrek op zondagmiddag de poeties (beenwindsels om zijn kuiten) aangebracht moesten worden. Ook hoe moeder op de dag van zijn vertrek naar de kazerne haar emoties moeilijk kon bedwingen.

Dagelijks leven
Moeder draagt nu alleen de zorg voor de drie kinderen, de grote moestuin en de verzorging van enig vee. Zoveel als mogelijk helpen zij na schooltijd mee. Als moeder in de herfst van 1939 in verwachting raakt van een vierde kind, kan ze het vele werk niet meer aan. Door bemiddeling van huisarts, dr. Bolt, krijgt vader vrijstelling van dienst. 

In de eerste oorlogsjaren merkten de meisjes in Olst weinig van de bezetting door de Duitsers. Thuis en op school werd er niet veel over gesproken. Af en toe zag men een Duits legervoertuig of soldaten lopen op straat. ’s Avonds mocht er volgens voorschrift van de bezetter geen licht door de ramen schijnen, dus gingen de luiken dicht en werd boven de ramen verduisteringspapier aangebracht. De avond werd dan bij kaarslicht doorgebracht.

Voedsel
De meisjes halen steevast de boodschappen bij kruidenier Kuiper in de G.J. Kuiperstraat. In het eerste oorlogsjaar maakten ze kennis met de voedselbonnen. De kruidenierswaren bestonden hoofdzakelijk uit koffie, thee, suiker,zout, soda en groene zeep. De grote moestuin voorzag het gehele jaar het gezin van voldoende aardappelen en groenten. Sperciebonen en snijbonen werden gewekt en van fruit werd jam gemaakt. Witte kool werd ingemaakt in een pot om in de winter als zuurkool te eten.  Ook aan vlees was geen gebrek. Vader slachtte jaarlijks een varken en kon tegen gereduceerde prijs vlees kopen bij zijn werkgever, slachterij Zendijk. In de volksmond werd dat de “bottenzak” genoemd. Een vaak witte zak die op de fiets naar huis werd meegenomen. Achter de moestuin lag nog grond waarop rogge werd verbouwd. Met een koffiemolen werden de zaden tot meel gemalen. Dat meel werd vervolgens naar bakker Ten Have op de Boskamp gebracht voor het bakken van roggebrood.

Weinig geld
Het weekloon van vader was amper voldoende om er een gezin met vier kinderen van te onderhouden. Om zoveel mogelijk zelfvoorzienend te zijn werd een koe, een varken en een geit gekocht. De meisjes vonden de geitenmelk vies om te drinken. Moeder maakte er dan vla van. Op de uiterwaarden werd een perceel weiland gepacht. Voor en na het werk bij Zendijk ging vader zomers met een melkbus op de transportfiets de koe melken. Bij boeren in de omgeving verdiende hij wat bij door te helpen bij oogstwerkzaamheden.

Thuiswerk
Moeder ging ’s morgens bij boer Steenbruggen, de huiseigenaar, vele melkbussen schuren en wassen. Naast het huishouden maakte ze alle kleding voor de kinderen en had veel herstelwerk. Zwaantje nam later het bussen wassen bij Steenbruggen van haar over. Na schooltijd hielpen de meisjes moeder met haar huishoudelijke werkzaamheden en was er weinig tijd om met schoolvriendinnen af te spreken. Dinie kan zich herinneren dat in de nazomer bladeren van tabaksplanten moesten worden geplukt. Die werden aan elkaar geregen en opgehangen in een halfopen schuurtje om te drogen. Nadat de bladeren goed droog waren werd er pruimtabak van gemaakt. Dat voor eigen consumptie van vader, maar ook voor verkoop aan collega-pruimers. Vleeswarenfabriek Olba in Olst ging zich ook toeleggen op het conserveren van groenten in blik. Als thuiswerk moesten de meisjes de draadjes van de bonen halen. In Olst werd dat reifelen genoemd.


Schooltijd
Geen van de zussen kan zich herinneren dat er op school veel over de oorlog werd gesproken. Wel weet Zwaantje nog dat op een bepaald moment de Duitse taal als vak werd aangeboden. Wie daar niet voor koos, mocht in dat lesuur gaan handwerken. Zwaantje breide liever. Meer werden de schoolkinderen met de bezetting geconfronteerd toen de school werd gevorderd voor de legering van Duitse soldaten. Enkele maanden heeft men toen les gehad in het gereformeerde kerkje aan wat nu de Hendrik Droststraat heet, al was dat niet op alle dagen. Tonny herinnert zich dat men op school tussen de middag stamppot rode kool kreeg, afkomstig van Olba.

Verdwenen
Dinie had als schoolvriendin klasgenote Helene Gosschalk.”Na schooltijd ging ik vaak met haar mee naar haar huis aan de dijk in Olst. Ik herinner me nog goed dat Helene vanaf haar achtste een gele ster op haar jas droeg. Op een dag verscheen Helene niet op school en er werd niet verteld wat de reden daarvan was. Thuis zal me wel verteld zijn dat het voor Helene als joods meisje niet veilig meer was op school. Dit heeft mij zeer aangegrepen. Na de bevrijding kwam Helene weer op terug op school. Ze was witjes en sterk vermagerd na enkele jaren met haar ouders ondergedoken te zijn geweest bij de familie Regterschot op Den Nul. Ik kon toen nog niet weten dat Jannetje Regterschot-Brouwer jaren later mijn schoonzus zou worden“.

Kapper
Zus Tonny herinnert zich een bezoek met mij, als jongetje van vier, aan herenkapper Van Vemden in de G.J. Kuiperstraat. ”We moesten lang wachten voordat jij aan de beurt was om geknipt te worden. De salon zat vol met arbeiders van de vleesfabrieken Olba en Zendijk. Tijdens het wachten kregen de mannen jou al aardig op de praatstoel. Ik wist niet hoe ik moest kijken toen jij op een bepaald moment eruit flapte: mien va hef ok een vark’n eslacht, mar ik mag het eigenlijk niet vertell’n “.
Op een dag zien de zussen de tuin bezaaid met strookjes zilverpapier, uitgeworpen door geallieerde vliegtuigen om de Duitse radar te storen.
Als oudste dochter verliet Zwaantje als eerste de lagere school na acht klassen doorlopen te hebben. Zij ging bij de familie Steenbruggen ’s morgens werken als hulp in de huishouding en hielp ’s middags  moeder met huishoudelijk werk. 

Drie Rijssenaren onderdak
In het najaar van 1944 werd onderdak verschaft aan drie mannen uit Rijssen, die gedwongen waren graafwerk te verrichten voor de Organisation Todt (OT). De drie zussen moesten hun zolderkamer afstaan aan deze mensen en sliepen met hun drieӫn in de bedstee in de “beste kamer”. Jansen, Schepers en Reterink brachten vrolijkheid in huis. ’s Avonds werd er vaak gekaart en andere spelletjes gedaan, zo herinneren de zussen zich. Zwaantje kan zich herinneren dat zij en haar zussen sokken stopten voor deze mannen. Een enkele keer kwamen hun echtgenoten met de fiets op bezoek. Aan eten was er geen gebrek. De OT zorgde voor een warme maaltijd en men kreeg elke drie dagen brood en beleg. Met een vergoeding van vijf gulden per dag van de OT kon er zelfs gespaard worden. Nog vele jaren na de bevrijding hielden de Rijssenaren contact met ons gezin.
Ook jonge mannen uit Vaassen waren na oproep verplicht  voor de OT in Olst te werken. Eén van hen was de 18-jarige Driekus Brouwer. Hij vond onderdak bij zijn zus en zwager Jannetje en Lammert Regterschot op Den Nul. Na de bevrijding kreeg hij via zijn zwager werk aangeboden bij Zendijk’s Exportslachterij en bleef inwonend bij de familie Regterschot. Enkele jaren na de oorlog kreeg hij verkering met zus Dinie, waarop een huwelijk volgde. Aan Dinie vertelde Driekus dat hij nooit heeft gemerkt dat in de kruipruimte onder het huis van zijn zus en zwager de familie Gosschalk (vader, moeder en dochter Helene) was ondergedoken. Wel had hij het vreemd gevonden dat er altijd zo royaal werd gekookt !

Vader hield altijd werk
Doordat de aanvoer van vee stokte was er bij Zendijk soms onvoldoende werk voor  al het personeel. Een deel daarvan kreeg dan werk aangeboden bij de Olster Asphaltfabriek, een nevenbedrijf van de Zendijk’s. Ook vader heeft hier een periode gewerkt. De zussen herinneren zich dat hij soms een week van huis was in verband met werkzaamheden op daken van gebouwen van de Limburgse mijnindustrie. In de laatste maanden van de oorlog sloot ook de Asphaltfabriek en werkte vader tot aan de bevrijding bij timmerbedrijf Overmars.

De laatste maanden van de bezetting
De zussen herinneren zich nog goed het gebrom van Engelse bommenwerpers, die ‘s nachts  op weg naar doelen in Duitsland overvlogen. Zwaantje vond het geluid van V1 ’s  zo angstaanjagend. Bij het minste gebrom in de lucht sloot zij alle luiken voor de ramen. Als de beschietingen op de spoorlijn te hevig waren, schuilde het hele gezin in de kelder bij de buren. Zwaantje weet nog dat ze zich daar erg verveelde en vroeg of ze even naar huis mocht om breiwerk te halen. Als men langere tijd in de kelder moest verblijven, kookte moeder voor allen.

Kogel
Op een dag komt een Duitse soldaat vragen om een schop. In de tuin graaft hij daarmee een éénmansgat. Omdat men vijandelijkheden nabij het huis vreesde, wordt gauw weer de kelder ingedoken. Kort daarop boort zich een kogel door het raam en de deur van een servieskast en raakt het handvat van een porseleinen melkkannetje. Als vader op zijn vaste plek voor deze kast had gezeten, had hij het niet overleefd.
Huiszoeking
Nog een keer heeft vader een engeltje op zijn schouder als hij boer Schrijver aan de Jan Hooglandstraat wil spreken en bij het betreden van de deel ziet dat de familie Schrijver onder schot wordt gehouden door enkele Duitse soldaten. Vader wordt gesommeerd bij hen in de rij te staan. Op dat moment vindt er een huiszoeking plaats door andere soldaten. Men was kennelijk op zoek naar ondergedoken verzetstrijders of gestrande parachutisten. Er wordt gelukkig niets gevonden en de soldaten verlaten de boerderij. Dezelfde dag moeten de bewoners van het Koekoekspad tijdelijk hun huizen verlaten in verband met verwachte gevechtshandelingen. De zussen weten nog dat ze een flink eind moesten lopen en dat men onderdak kreeg bij boer Ter Riele aan de Dinkshofweg. Op de vloer van de deel was stro aangebracht om daarop te kunnen slapen. Enkele dagen is men daar gebleven en men kwam aan eten en drinken niets tekort.

De bevrijding
Het gerucht gonsde al een paar dagen dat onze bevrijders in aantocht waren, zo herinneren de zussen zich. Bij het zien van de eerste Canadese tanks op de Hoenlosweg liepen vele bewoners van het Koekoekspad naar de Koekoeksweg om de bevrijders toe te juichen. Dinie weet nog dat opeens schoten klonken van Duitsers, die zich in de boomkwekerij van Wagenvoort en in de tuin bij de villa van Arnold Bakhuis hadden schuil gehouden. In paniek rende iedereen zo gauw als men kon weer naar huis. Het duurde toen nog 2 dagen totdat het dorp Olst geheel was bevrijd. De Canadezen strooiden vanaf hun voertuigen met repen chocola, biskwietjes en sigaretten.
Zwaantje herinnert zich de dood van dominee Klaas Terpstra, die door beschietingen vanuit Welsum daags na de bevrijding vanaf de overkant van de IJssel werd getroffen. 
Direct na de bevrijding vierde de bevolking van Olst uitbundig feest en dat duurde dagenlang. Wie een vlag had, hing die uit en veel mensen droegen een oranje strikje. De zussen waren er getuige van dat op bevrijdingsdag op een groot podium bij  Vleeswarenfabriek Olba enkele vrouwen werden kaal geschoren. Zij waren of lid van de NSB geweest of Duitsgezind geweest.

Is de oorlogstijd van invloed is geweest op hun latere leven? Zwaantje zegt dat elk zwaar geluid haar herinnert aan de bommenwerpers en met name de V 1’s.
Dinie zegt dat in mindere mate te hebben, maar zit niet graag in een schemerige kamer. Het herinnert haar kennelijk aan een met kaarsen verlichte kamer.
Tonny zegt dat laagvliegende straaljagers haar herinneren aan de oorlogsjaren.
Alle zussen hebben in de oorlogsjaren van moeder meegekregen niet meer te koken dan strikt nodig is en gooien dan ook nooit eten weg.

Auteur:Gerrit van de Put
Trefwoorden:Oorlogsgetuigen, Tweede Wereldoorlog, Familieleven

Reacties

Er zijn nog geen reacties op dit item

Plaats een reactie

Velden met een zijn verplichte velden.